Samenvatting Sociale Psychologie
Hoofdstuk 1: Wat is sociale psychologie?
Een definitie van sociale psychologie
Sociale psychologie: is de wetenschappelijke studie naar de effecten van sociale en cognitieve
processen op de manier waarop individuen waarnemen, beïnvloeden en zich verhouden tot andere.
Merk op dat sociale psychologie wordt gedefinieerd als een wetenschap, sociale psychologen zijn
zeer geïnteresseerd in de onderliggende sociale en cognitieve processen zoals men zich in openlijk
gedrag gedragen, en dat de centrale zorg van de sociale psychologie is hoe mensen de omgang
met anderen begrijpen.
De wetenschappelijke studie van ….
Sociale psychologen bestuderen gedrag systematisch, proberen de misconcepties en verstoringen
te vermijden die zo dikwijls onze gezond verstand aantasten.
Wetenschappelijke conclusies zijn gezonder en resistenter voor uitdagingen dan de kennis van ons
gezond verstand omdat ze gebaseerd zijn op systematische methoden om informatie te verzamelen
en zijn ontworpen met besef van de mogelijkheid van fouten.
… de effecten van sociale en cognitieve processen…
Sociale processen: de manieren waarop onze gedachten, gevoelens en acties worden beïnvloed
door de mensen om ons heen, de groepen waartoe we behoren, onze persoonlijke relaties, de
lessen van onze ouders en onze cultuur, en de druk die we ervaren van andere.
Cognitieve processen: zijn de manieren waarop onze herinneringen, waarnemingen, gedachten,
emoties en motieven ons begrip van de wereld en onze acties. Merk op dat emoties en motivatie
intrinsieke delen van elk cognitief proces zijn, even als ons geheugen en gedachten. Cognitieve
processen affecten elk aspect van ons leven, omdat de inhoud van onze gedachten, de doelen
waarnaar we streven, en de gevoelens die we hebben over mensen en activiteiten zijn gebaseerd
op waarvan we overtuigd zijn dat de wereld is.
Sociale en cognitieve processen zijn onlosmakelijk met elkaar verweven. Allereerst, sociale
processen affecteren ons niet alleen wanneer we fysiek aanwezig zijn; we zijn sociale wezens zelfs
wanneer we alleen zijn. Bij het maken van een belangrijke beslissing, zijn worden we vaak
gemotiveerd door zorgen over wat andere van ons denken. Omdat ons groepslidmaatschap vaak
een onderdeel wordt van wie we zijn, beïnvloed de groep ons zelfs wanneer de leden niet aanwezig
zijn. Of andere supporters nu aanwezig zijn of niet, we proberen onze politieke partij te verdedigen
en voelen ons blij als ons schoolteam wint. We reageren op deze manier omdat onze partij of onze
school een basisonderdeel van onze identiteit is geworden. In gevallen zoals deze, door de groep
in het individu te beschouwen, onderzoeken sociaal psychologen hoe mensen worden geaffecteerd
door hun kennis van wat er van hun wordt verwacht, met andere worden, hun kennis over de
overtuigingen, attitudes en acties die worden overwogen als passend voor de leden van hun groep.
Ten tweede, de sociale processen die ons beïnvloeden zelfs als andere niet fysiek aanwezig zijn,
hangt af van hoe we die andere en hun acties interpreteren, en daarom van de werking van
cognitieve processen. De impact van de argumenten van anderen of uitspraken in een
groepsdiscussie hangt af van hoe we denken en voelen over hun standpunten. Door het bestuderen
van het individu in de groep, verkrijgen onderzoekers inzicht in hoe mensen worden beïnvloed door
andere wanneer ze niet fysiek aanwezig zijn, of ze nu proberen om vriendelijke knuffels of
minachtende blikken te geven, ze voorzien ons van betrouwbare informatie of proberen ons te
misleiden, geleid door iemand die het goede voorbeeld geeft of wachten op iemand om te volgen.
Maar in al deze gevallen, de manier waarop andere ons beïnvloeden hangt af van onze eigen
gedachten en gevoelens.
1
,… op de manier waarop individuen waarnemen, andere beinvloeden en zich verhouden tot
anderen
Sociale psychologie focust op de effecten van sociale en cognitieve processen op de manier waarop
individuen waarnemen, beinvloeden en zich verhouden tot anderen. Het verklaren van deze
processen kan ons helpen te begrijpen waarom mensen zich gedragen op de manier dat ze zich
gedragen, en het kan ook helpen om belangrijke sociale problemen op te lossen. De social-
psychologische perspectieven nodigen ons niet alleen uit om te verklaren maar ook the handelen
naar dat begrip.
Historische trends en huidige thema’s in sociale psychologie
Sociale psychologie word teen empirische wetenschap
Vanaf de tijd van de Oude Grieken was de studie van de menselijke geest het domein van de
filosofie, zoals Plato’s ‘crowd mind’: zelfs de verstandigste individuen veranderen in een groep in
irrationele lieden.
Na de opkomst van de wetenschappelijke psychologie aan het eind van de negentiende eeuw,
gingen onderzoekers zich bezighouden met vragen over de sociale invloed op de menselijke
gedachten en het menselijk gedrag. In een van de eerste experimentele onderzoeken werd op een
systematische wijze de invloed gemeten van de aanwezigheid van anderen op eigen gedrag.
Triplett (1898; soms aangewezen als eerste onderzoek van de sociale psychologie) ontdekte dat
zwemmers en wielrenners beter presteerden als ze tegen rivalen oefenden dan wanneer ze alleen
oefenden (sociale facilitatie). Om het effect van de aanwezigheid van anderen op de prestatie te
onderzoeken liet Triplett schoolkinderen zo snel mogelijk visdraad opwinden, wel/niet in
aanwezigheid van anderen; dit bevestigde zijn eerdere ondervindingen.
Deze bevinding lijkt een tegengesteld met die van ringelmann. Ringelman had echter in 1880 al
ontdekt dat wanneer mensen aan het touwtrekken zijn in aanwezigheid van anderen, ze minder hun
best doen, dan wanneer ze alleen werkten. Dit lijkt een contradictie, maar aanwezigheid van anderen
blijkt een positieve invloed te hebben op prestaties wanneer individuele bijdragen makkelijk
identificeerbaar zijn; wanneer individuen in de groep opgaan, worden prestaties negatief beïnvloed.
In een van de eerste tekstboeken (Social Psychology van William McDougall, 1908) stelde
McDougall dat alle gedrag afkomstig is vanuit aangeboren tendensen of instincten; een ander boek
met dezelfde titel (E.A. Ross, 1908) had als centraal thema dat mensen in grote mate beïnvloed
worden door anderen, ongeacht of die anderen aanwezig zijn of niet.
Sociale psychologie splitst zich af van de algemene psychologie over wat de oorzaak van
gedrag is
In een groot deel van de twintigste eeuw is psychologie vooral gedomineerd door het behaviorisme
(Watson, Skinner). Volgens het behaviorisme kan de wetenschappelijke studie over menselijk
gedrag alleen maar gebaseerd zijn op onderzoek naar de invloed van observeerbare stimuli op
observeerbaar gedrag.
Sociaalpsychologen echter hadden weerstand tegen de view dat gedachten en gevoelens geen
plaats kregen bij wetenschappelijke verklaringen. Zij lieten met hun onderzoek zien dat gedrag niet
verklaard kan worden zonder rekening te houden met gedachten en gevoelens. Zij onderschreven
het behavioristische standpunt dat externe stimuli gedrag beïnvloeden, maar waren ervan overtuigd
dat de effecten van deze stimuli afhankelijk zijn van de wijze waarop deze geïnterpreteerd worden.
Vanaf het begin was de sociale psychologie anders in zijn overtuiging dat het begrijpen en meten
van de menselijke perceptie, overtuigingen en gevoelens is essentieel voor het begrijpen van hun
observeerbare gedrag.
De toename van de Nazi achtige vormen en de ontwikkeling van de sociale psychologie
De sociale psychologie kreeg sterke impulsen in de jaren voorafgaand aan en tijdens de Tweede
Wereldoorlog.
2
,Een groot aantal sociaalpsychologen vluchtte in die jaren ’30 en ’40 vanuit Europa naar de Verenigde
Staten, waar zij een grote invloed hadden op de ontwikkeling van de sociale psychologie. In
tegenstelling tot het behaviorisme in de Verenigde Staten, domineerde in Europa de Gestalt-theorie,
die de cognitieve processen in de interpretatie van de sociale wereld als vanzelfsprekend
beschouwde.
Rond dezelfde tijd waren steeds meer onderzoekers onder de indruk van de antropologische
doordringendheid voor sociaal-culturele beïnvloeding op het gedrag en de gedachten van
individuen. Sociaal psychologen gingen de onderliggende processen van deze invloeden
onderzoeken en ze ontwikkelden realistische studies van complexe sociale invloeden in laboratoria.
Daarnaast riep het Nazisme een groot aantal vragen op (o.a. over het ontstaan van vooroordelen
over Joden, zigeuners, homoseksuelen, leden van andere groepen) en leidde de Tweede
Wereldoorlog tot praktische problemen waar sociaal-psychologen oplossingen voor zochten, zoals
voedseltekorten, rantsoenering. De US-regering vroeg sociaal psychologen hoe de mensen te
overtuigen om hun eetgewoonten te veranderen, en hoe het moreel van de militairen te verbeteren
en hoe deze zich konden weren tegen propaganda van de vijand.
Sociale psychologen stoomden naar toegepast onderzoek, gewillig realiserend dat ze in staat
konden zijn om algemene gedragstheorieën te ontwikkelen en testen even als dat ze praktische
problemen konden oplossen. Kurt Lewin bijvoorbeeld (1936) vond dat actieve deelname in discussie
groepen, door het oprichten van gedrag in een sociale context, effectiever was bij het veranderen
dat vrouwen hun families voeden dan passief luisteren naar colleges over dit onderwerp.
Samuel Stouffers (1949) onderzoek bij het moreel van Amerikaanse soldaten liet zien dat de
interpretatie van hoe soldaten presteerden in vergelijking met andere mannen belangrijker was dan
hoe goed ze nu echt presteerden. Hun gedrag werd bepaald door het vergelijken met anderen (b.v.
bij groepen soldaten met hoger dan gemiddelde promotiekansen was ontevredenheid over promotie
vaak groter omdat verwachtingen te hoog waren). Hovland (1953) vond dat overtuiging af hangt van
wie de boodschap brengt, wie hem ontvangt en hoe de boodschap verwerkt wordt.
Kurt Lewin stelde dat al het gedrag afhangt van de individuele ‘life-space’ van een persoon; een
subjectieve kaart van de huidige doelen in het leven van een individu en diens sociale omgeving.
Dit legt de link tussen twee sociaal psychologische thema’s; iemand subjectieve interpretatie is de
bepalende determinant van hun overtuigingen en gedrag en dat sociale invloeden deze
interpretaties en gedrag structureren. Lewin legde ook duidelijk de link tussen enerzijds het
onderzoek naar onderliggende cognitieve en sociale processen en anderzijds het onderzoek naar
de oplossing van sociale problemen. K. Lewin: There is nothing so practical as a good theory.
Groei en integratie
In de jaren vijftig en zestig, floreerde de basis en toegepaste psychologie in de US en vond er een
verschuiving plaats naar geïntegreerde theoretische kennis ten aanzien van cognitieve en sociale
processen en naar het gebruik van de sociaalpsychologische theorieën bij belangrijke
toepassingsproblemen.
Onderzoeken legde de basis voor wat we weten over zelfvertrouwen, vooroordelen en
stereotypering, conformiteit, overtuigingskracht en houding veranderingen, impressie vorming,
interpersoonlijke aantrekking en intieme relaties en intergroepsrelaties.
In de zelfde periode, terwijl herstelde Europa van de oorlog, ontwikkelde sociale psychologen
theoretische en onderzoek toepassingen voor een breed aantal onderwerpen, voornamelijk over
groepslidmaatschap, invloeden binnen groepen en competitieve relaties tussen groepen.
In de jaren 1970 hadden sociaal psychologen een aantal betrouwbare en herhaalbare conclusies
binnen het domein van de sociale psychologie ontwikkeld, dat een kenmerk is van
wetenschappelijke volwassenheid. De tijd was rijp voor interne en externe integratie.
Interne integratie: het samenvoegen van verschillende conclusies tot een aantal bredere
verklaringen van gedrag.
Externe integratie: het samenvoegen van conclusies met bevindingen van andere wetenschappen
en aandacht voor het oplossen van sociale problemen.
Integratie van cognitieve en sociale processen
Het onderzoek naar cognitieve processen werd een natuurlijk framework voor binnen en buiten de
sociale psychologie. Een cognitieve revolutie was onder weg in de ’60 jaren. Cognitieve thema’s en
3
,theorieën kregen snel de aandacht in experimentele, ontwikkelings-, persoonlijkheids- en ook in de
klinische psychologie. De cognitieve revolutie was geen revolutie voor de sociale psychologie; voor
de sociaalpsychologen waren de concepten als attitude, normen en waarden al reeds bekend. Deze
werden nu echter toegepast op nieuwe onderzoeksgebieden zoals persoonlijke relaties, agressie,
altruïsme, stereotypering en discriminatie. Deze toepassingen werden gefaciliteerd in de jaren ’70
en ’80 door de overname van onderzoekstechnieken die waardevol bleken bij perceptie en
geheugen.
Sociale psychologen waren zich er al jaren van bewust dat sociale processen, zoals persoonlijke en
groepsrelaties en sociale invloed, van invloed zijn op alles wat we doen.
De wetenschappelijke kennis over de wijze waarop cognitieve en sociale processen integreren is
voor een belangrijk deel te danken aan de integratie van Europese en Amerikaanse
sociaalpsychologen.
Integratie met andere onderzoekslijnen
In de 20ste eeuw werden onderzoekers geconfronteerd met bevindingen die lieten zien dat, dat dat
werd gezien als ‘basis’ processen, nogal verschilde in verschillende landen en culturen.
Andere nieuwe trends worden ook geïntegreerd in de sociale psychologie, zoals de evolutie
psychologie. De evolutionaire psychologie stelt dat mensen even als dieren geëvolueerde processen
hebben voor het oplossen van problemen die plaats hebben gevonden door de jaren heen. Het
embodiment perspectief beargumenteerd dat iemands gedachten en beoordelingen eerder diep zijn
verweven met sensorische ervaringen en lichamelijke bewegingen, dan dat ze gebaseerd zijn op
abstracte kennis (spiegel neuronen).
Integratie van basiswetenschap en sociale problemen
Heden ten dage integreren onderzoekers op alle terreinen van de sociale psychologie de cognitieve
en sociale processen, om verklaringen van ervaringen en gedrag van mensen te bieden. Zij gaan
ervan uit dat deze sociale en cognitieve processen van invloed zijn in zowel het
laboratoriumonderzoek als daarbuiten, zoals op het gebied van de gezondheid, het onderwijs, de
wetgeving, het milieu en het zakenleven.
Hoe de aanpak van dit boek een integratief perspectief reflecteert
Sociale psychologie is een geïntegreerd concept, het is een veld waarbij niet alleen de cognitieve
en sociale aspecten maar ook de basis theorie en toegepast onderzoek omvat. We geloven dat de
diversiteit en rijkheid van het menselijk sociaal gedrag kan worden begrepen in termen van een
aantal fundamentele sociaalpsychologische processen. Deze processen komen voort uit een achttal
principes, te weten twee fundamentele axioma´s, drie motiverende principes en drie
verwerkingsprincipes.
Twee fundamentele axioma’s van de sociale psychologie
Twee fundamentele axioma van de sociale psychologie zijn dat mensen hun eigen realiteit
construeren en dat sociale invloeden zijn diepgaand.
Construeren van de eigen realiteit
Meestal gaan we ervan uit dat hetgeen we zelf waarnemen ook door anderen wordt waargenomen.
Wanneer we mensen in de trein met elkaar horen praten of wanneer we een film bekijken, gaan we
ervan uit dat iedereen dezelfde conversatie hoort en dezelfde film ziet.
Echter, we komen er soms ook achter dat zo´n conversatie of zo´n film door verschillende mensen
op een geheel andere wijze geïnterpreteerd wordt. Wat werkelijkheid is voor ons is een constructie
van de realiteit, deels gevormd bij cognitieve processen (de manier onze brein werkt) en deel door
sociale processen (input van andere die die aanwezig zijn of van die we inbeelden aanwezig te zijn).
Cognitieve processen komen in actie als we stukjes informatie samenvoegen, hier conclusies uit
trekken en proberen ze te verweven in een coherent geheel.
Sociale processen stelle ons instaat andere te beïnvloeden en beïnvloed te worden als we
overeenstemming proberen te bereiken over de natuur van de werkelijkheid. Binnen groepen die
belangrijk voor ons zijn, is overeenstemming onze standaard voor het interpreteren en reageren op
4
,gebeurtenissen. Iemands wereldbeeld is op zijn minst voor een deel een reflectie van wat wordt
gezien in de ogen van anderen.
De doordringendheid van sociale invloed
Iedereen is het ermee eens dat andere mensen ons gedrag beïnvloeden en dat ons gedrag het
gedrag van anderen beïnvloedt.
Anderen kunnen ons ook beïnvloeden wanneer we alleen zijn. De doordringendheid van sociale
invloed betekend dat andere mensen bijna al onze gedachten, gevoelens en gedrag, of ze nu fysiek
aanwezig zijn of niet beïnvloeden. Onze gedachten over de reacties van andere en onze identificatie
me sociale groepen vormen onze binnenste percepties, gedachten, gevoelens, motieven en ook ons
gevoel van eigenwaarde. Of een groep nu groot of klein is, ons lidmaatschap voorziet ons van een
frame en filter waardoor we sociale events bekijken.
Soms ervaren we sociale invloed als sociale druk, bv. door een agressieve verkoper. Maar sociale
invloed is het meest diepgaand wanneer het het minst evident is; wanneer het onze meest
fundamentele aannames en overtuigingen over de wereld beïnvloed zonder dat we het merken.
Drie motiverende principes
Bij de constructie van de eigen werkelijkheid en bij de wederzijdse beïnvloeding worden mensen
geleid door drie motieven.
Mensen streven naar ‘mastery’ (meesterschap)
Mastery refereert naar het begrijpen van onszelf en de wereld om ons heen en dat begrip toe te
passen om ons te helpen om uitkomsten te controleren en beloningen te krijgen in ons leven. Elk
van ons streeft naar mastery: we willen events in de sociale wereld begrijpen en voorspellen om
veel verschillende beloningen te verkrijgen. Het bereiken van mastery is een belangrijke stimulans
in onze poging om accurate opinies en overtuigingen over de wereld te vormen en behouden, omdat
accurate overtuigingen ons kunnen leiden naar effectieve en bevredigende acties. Onze wens voor
lange-termijn beloningen kan zich uiten in het zoeken naar manieren om onze vaardigheden en
kennis te verbeteren en onszelf op andere manieren te verbeteren. Bij dagelijkse beslissingen kiezen
individuen en groepen ervoor om zich te gedragen op een manier die waarschijnlijk leid tot de
meeste beloningen, geleid door de meest betrouwbare en accurate informatie we kunnen verkrijgen.
Mensen zoeken verbondenheid
Bij het zoeken naar verbondenheid heeft elk persoon de neiging om gevoelens van wederzijdse
steun, sympathie en acceptatie te creëren en te behouden van de gene waar we om geven en
waarde aan hechten. Conformatie aan groepstandaarden vervuld de behoefte aan beloning en
verbondenheid, ook als dit destructieve gevolgen heeft voor mensen buiten de groep. De gevolgen
van het vervullen van zulke behoeften zijn echter niet altijd destructief: het zoeken naar
verbondenheid verstevigt de relaties die je hebt met teamgenoten, familieleden, vrienden, geliefden.
Mensen waarderen ‘me and mine’
Het derde motiverende principe betreffende het waarderen van ‘me and mine’ betekent dat we
gemotiveerd zijn om ons zelf en iedereen die verbonden is met ons (familie, team, naties of zelfs
bezittingen) in een positief licht. Deze bevooroordeelde kijk verklaart waarom leden van
verschillende groepen een zelfde gebeurtenis op verschillende wijze zien. Zelfs mensen met een
levensbedreigende ziekte kunnen een positief beeld van zichzelf behouden door zich te vergelijken
met anderen die er slechter voor staan. Bijv. wanneer een speler van het andere team een been
breekt, bekijk je dit als een risico van het spel, terwijl zijn teamgenoot dit zal wijten aan het opzettelijk,
gevaarlijke spel van het andere team.
De drie verwerkingsprincipes
De informatieverwerking die nodig is voor het construeren van de eigen werkelijkheid en voor de
wederzijdse beïnvloeding wordt door drie factoren gekenmerkt: conservatisme, toegankelijkheid en
oppervlakkigheid versus diepgang.
5
,Conservatisme: de gevestigde kijk veranderd langzaam
Het conservatisme principe stelt dat de kijk op wereld van individuen en groepen langzaam
veranderd en gevoelig is voor bestendiging. Deze eigen kijk wordt door selectieve perceptie steeds
weer bevestigd en daardoor passen mensen hun eigen inzichten slechts heel langzaam aan. De
gevestigde kennis neigt zich te bestendigen. Bijv. bij de eerste indruk van sollicitanten, de
stereotypen van andere groepen, het merk pindakaas gebruiken dat je moeder altijd kocht.
Toegankelijkheid: toegankelijke informatie heeft de meeste impact
Elke sociale situatie voorziet ons van ontelbaar veel informatie, zoveel dat we niet alle details
overwegen. Hierdoor is het aannemelijk dat we alleen een kleine fractie van de potentiele relevant
informatie herinneren of overwegen wanneer we oordelen maken. Het toegankelijkheid principe
stelt dat de informatie die direct beschikbaar is ook de meeste invloed heeft op gedachten, gevoelens
en gedrag.
Oppervlakte versus diepte: mensen verwerken informatie oppervlakkig of diepgaand
Het oppervlakkigheid versus diepte principe stelt dat mensen over het algemeen weinig energie
stoppen in het dealen met informatie, maar op sommige momenten zijn we gemotiveerd om
informatie dieper te analyseren. Een groot deel van de tijd opereren mensen op de automatische
piloot, weinig moeite wordt gedaan waardoor er een om een oppervlakkige kijk wordt gevormd die
zwaar berust op welke informatie het meest toegankelijk is. Maar soms wanneer we merken dat
onze verwachtingen niet uitkomen of onze doelen worden bedreigd, besteden we meer tijd om
informatie uitgebreider te verwerken. Meningsverschillen of afwijzingen, dagen niet alleen ons
gevoel van mastery en begrip uit maar ook onze gevoelens van verbondenheid, dat angst en
onzekerheid triggerd. Bedreigingen van belangrijke doelen motiveren ons om informatie dieper te
overwegen en harder te denken over onze overtuigingen en acties.
De onderlinge relaties tussen deze 8 basis principes van de sociale psychologie worden
weergegeven in figuur 1.1.
Algemene processen, diverse gedragingen
In combinatie, deze 8 principes gelden van alle typen sociaal gedrag, inclusief gedachten en acties
die bruikbaar en waardevol zijn even als deze die misleidend en destructief zijn. Ons vermogen om
een realiteit te construeren stelt ons in staat om onze wereld als een coherente betekenisvolle plaats
te zien, maar het open ook de deur voor bias en misinterpretatie. Sociale invloeden voorzien ons
soms van veiligheid in aantallen, maar kunnen ook leiden als lammetjes voor de slager. De drive
voor verbondenheid en de waarde die we geven aan ‘me and mine’ kan ons de warme gloed van
6
,erbij horen geven, maar het kan ons ook de neiging geven tot het verwerpen, onderwaarderen en
excluderen van andere die zich niet bevinden in onze gekozen cirkel. Het baseren van beslissingen
op toegankelijke informatie leidt vaak tot erg efficiënte besluitvorming, maar leid soms tot slechte
beslissingen. Ook al overdenken we informatie zo goed mogelijk, dan is dit nog geen garantie voor
een accurate beslissing.
Hoofdstuk 2 Het vragen en beantwoorden van onderzoeksvragen
Onderzoeksvragen en de rol van theorie
De alledaagse kennis van mensen over sociaal-psychologische onderwerpen wordt vertekend door
vooroordelen, voorkeuren en allerlei andere factoren. Ook wetenschappers zijn niet objectief. Juist
daarom zijn wetenschappelijke methoden van onderzoek zo belangrijk. Zij zijn speciaal ontworpen
om vertekeningen te voorkomen in redeneringen en bevindingen, waardoor antwoorden op vragen
betrouwbaarder zijn dan de antwoorden die voortkomen uit alledaagse kennis.
De sociale psychologie is een empirische wetenschap. Dat betekent dat de theorieën en conclusies
over menselijk gedrag zijn gebaseerd op de resultaten van onderzoek.
De origine van onderzoeksvragen
Onderzoeksvragen worden gedreven door nieuwsgierigheid over de manier waarop mensen zich
gedragen. Op zijn beurt reflecteert deze nieuwsgierigheid, bezorgdheid over belangrijke sociale
problemen.
Onderzoek wordt bijna altijd gedreven dor nieuwsgierigheid: het verlangen van de onderzoeker om
een antwoord op zijn vraag te vinden. Sommige vragen worden gedreven door onverwachte
positieve of negatieve gebeurtenissen.
Een deel waarom een persoon kiest om sociaal psycholoog te worden is een gezonde dosis
nieuwsgierigheid naar waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen. Veel van deze
kwesties gaan verder dan nieuwsgierigheid. Veel sociaal psychologen porberen problemen uit te
leggen of op te lossen die een grote impact hebben op de levens van mensen; rassen of religieuze
vooroordelen, genderdiscriminatie, depletie van natuurlijke bronnen, geweld, ongezonde leefstijl en
depressie. Sociaal psychologen streven voor het merendeel niet naar het verklaren van specifieke
gebeurtenissen of personen, maar proberen algemene principes te ontdekken die het gedrag van
veel mensen in veel situaties kan verklaren. Hieruit volgt het begrip waarom welk gedrag plaats vindt
en onder welke condities.
Wat is een wetenschappelijke theorie?
Sociaal psychologen naar opzoek naar wetenschappelijke theorieën die sociaal gedrag kunnen
verklaren. Een wetenschappelijke theorie is een statement over de causale relatie tussen abstracte
constructen. Het is een statement geldt voor specifieke typen mensen, tijden en settingen.
Om onderzoek uit te voeren moeten sociaal psychologen specifieke vragen over individuen en
gebeurtenissen omzetten in algemene statements over sociaal gedrag.
Een wetenschappelijke theorie is een statement dat voldoet aan drie eisen; het gaat over
constructen, het beschrijft causale verbanden en het heeft een algemene strekking, hoewel de
algemeenheid verschilt per theorie.
• Theorieën gaan over constructen
Constructen zij abstracte en algemene concepten die gebruikt worden in theorieën die niet
direct observeerbaar zijn zoals angst, agressie, zelfvertrouwen, de houding van anderen of de
evaluatie van zijn eigen houding.
• Theorieën beschrijven causale verbanden
Theorieën beschrijven causale relaties tussen constructen, die stellen dat de verandering in het
ene construct (de oorzaak) leidt tot een corresponderende verandering in een ander construct
(effect), zoals de sociale vergelijkingstheorie; onze kennis van iemands anders uitkomsten,
prestaties en opinies veroorzaken veranderingen in hoe we onze eigen uitkomsten, prestaties of
opinies evalueren.
7
, Omdat theorieën redenen bieden om te verklaren waarom dingen gebeuren, zijn ze erg krachtig.
Als we weten dat het de ene staat leidt tot een andere, kunnen we praktische stappen nemen,
zoals een interventie, om gedrag te veranderen of problemen op te lossen.
• Theorieën zijn algemeen in strekking
Theorieën zijn bedoeld om een algemene strekking te hebben, zodat het toegepast kan worden
op veel mensen in verschillende settingen en tijden. Echter de toepasbaarheid varieert van de
ene theorie tot de andere.
Hoe onderzoekers hun theorieën testen
Het ultieme doel van onderzoek is om te testen of een theorie een accurate verklaring geeft voor
menselijk gedrag. theorieën kunnen alleen worden geëvalueerd op basis van valide onderzoek:
onderzoek dat betrouwbaar is omdat de onderzoeker moeite heeft gedaan om bias en error te
excluderen. Het blijkt dat valide onderzoek wordt geleid door dezelfde drie eigenschappen van
theorieën die net zijn beschreven.
• Omdat theorieën gebaseerd zijn op constructen moeten onderzoekers zijn zeker zijn dat de
specifieke observaties die ze maken in hun studies relevant zijn voor deze constructen.
• Omdat theorieën causale relaties beschrijven moeten onderzoekers zeker zijn dat ze de
oorzaken van elke verandering in gedrag die ze vinden weten.
• Omdat theorieën algemeen van strekking zijn, moeten onderzoekers er zeker van zijn dat ze iets
hebben geleerd over mensen in het algemeen, niet wat een paar individuen denken, voelen of
zich gedragen. Conclusies zijn het meest waardevol als ze toepasbaar zijn op veel verschillende
mensen.
Construct validiteit en metingen
De eerste taak van een onderzoeker is ervoor zogen dat het onderzoek een goede
constructvaliditeit heeft; de mate waarin de onafhankelijke en afhankelijke variabelen
corresponderen met de theoretische constructen van het onderzoek. Vaak worden abstracte
constructen gebruikt die niet direct observeerbaar zijn, daarom wordt hun aanwezigheid afgeleid van
observeerbare variabelen (variabelen waarin mensen kunnen variëren). Variabelen die men
beschouwd als de oorzakelijke factoren worden de onafhankelijke variabelen genoemd.
Variabelen die het effect representeren worden de afhankelijke variabelen genoemd, omdat ze
afhankelijk zijn van de onafhankelijke variabele.
Construct validiteit heeft twee delen. Allereerst moeten de onafhankelijke en afhankelijke variabelen
corresponderen met de voorgenomen oorzaak en ten tweede moeten ze niet corresponderen met
andere constructen.
Bedreigingen voor de construct validiteit
Een veelvoorkomend probleem is dat een observeerbaare variabele wordt beïnvloed door
ongewenste factoren, dat anders is dan het construct dat gemeten moet worden. Een voorbeeld
hiervan is de sociale wenselijkheid responsbias; de neiging van mensen om zich te gedragen op
een manier waar door in een goed daglicht komen/geaccepteerd worden.
Zorgen voor construct validiteit door het gebruik van juiste meetinstrumenten/maatstaven
Onderzoekers doen hard hun best om een meetinstrument te kiezen dat het construct aanstipt
wanneer het onderzocht wordt maar andere invloeden minimaliseert.
Zelf-report meetinstrumenten, gebaseerd op het bevragen van de gedachten, gevoelens of van
een individu, zijn de meest directe informatiebron over overtuigingen, houdingen en intenties. Maar
zijn ook redelijk gevoelig voor sociaal wenselijke bias.
Observationele metingen zijn gebaseerd op het direct bekijken en rapporteren van iemands
gedrag. Observationele metingen hebben vaak een goed construct validiteit, hoewel wanneer de
onderzoek setting publiekelijk is of wanneer participanten weten dat ze worden geobserveerd, kan
sociale wenselijkheid bias alsnog de construct validiteit ondermijnen.
Archivale metingen, bekijken de sporen van gedrag in het verleden, zoals rapporten van
organisaties of de overheid.
Prestatie gerichte metingen vragen deelnemers een bepaalde taak zo goed mogelijk uit te voeren,
zoals zo veel mogelijk informatie onthouden, of vragen zo snel mogelijk beantwoorden. Omdat
8
,mensen bij zulke taken zo goed mogelijk proberen te presteren is sociale wenselijkheid een minder
grote issue dan bij zelf-rapportage of observaties.
Fysiologische meting omvatten hartslag, huidgeleiding etc. Onder de juiste omstandigheden
geven deze metingen een goede weergave over iemands stress of fysiologische arousal, en tevens
ook hun voorkeuren en afkeuren voor bepaalde objecten, vaak op een meer valide manier in
vergelijking met zelf-rapportage.
EEG gebruikt elektrische signalen op de schedel om op een nauwkeurige manier te detecteren welke
specifieke neurale gebeurtenissen er plaats vinden, dit kan soms zelfs suggereren welke basale
hersengebieden actief zijn op welk moment.
fMRI meet indirect de activatie van specifieke hersen regio’s, hoewel het een lagere
tijdsnauwkeurigheid heeft i.v.m. EEG. Er is veel informatie bekend welke hersenregio’s actief zijn bij
bepaalde processen, hierdoor kan fMRI belangrijk bewijs geven gezien de mentale processen die
plaats vinden bij proefpersonen.
Het is belangrijk om de best beschikbare meetinstrumenten uit te kiezen; echter is dit geen garantie
voor een goede construct validiteit.
Zorgen voor construct validiteit door het gebruik van meerdere
meetinstrumenten/maatstaven
Omdat verschillende soorten meetinstrumenten verschillende sterke kanten hebben, is de beste
manier om construct validiteit te realiseren, het gebruik van verschillende meetinstrumenten.
Wanneer verschillende meetinstrumenten het zelfde resultaat produceren kunnen onderzoekers
redelijk zeker zijn dat de metingen het bedoelde construct reflecteren en niet iets anders.
Interne validiteit en type onderzoeksdesign
Een goede test van een theorie geeft solide bewijs over de oorzaak en het effect. Onderzoek heeft
een hoge interne validiteit wanneer de onderzoeker met zekerheid kan concluderen dat een
verandering in de onafhankelijke variabele zorgde voor een verandering in de afhankelijke variabele.
Of zo’n conclusie kan worden getrokken is in eerste instantie afhankelijk van het
onderzoeksdesign; een plan dat specificeert hoe proefpersonen worden geselecteerd en
behandeld. Sommige type onderzoeksdesign hebben een hogere interne validiteit dan andere.
Bedreigingen voor de Interne Validiteit
De grootste bedreiging voor de interne validiteit is dat factoren anders dan verandering in de
onafhankelijke variabele aanwezig is en kan zorgen voor de geobserveerde verandering in de
afhankelijke variabele.
Bij een non-experimenteel onderzoeksdesign (correlatie design), meten de onderzoekers de
onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele. Echter zijn non-experimentele designs
kwetsbaar voor veer verschillende bedreigingen van de interne validiteit; veel andere oorzakelijke
factoren geven goede verklaringen voor veranderingen in de afhankelijke variabele.
Zorgen voor interne validiteit
Experimenteel onderzoeksdesign; onderzoeksdesign waarbij de onderzoekers proefpersonen
random verdelen in verschillen de groepen en een of meer onafhankelijke variabele manipuleren.
De onderzoekers verdelen de proefpersonen in equivalente groepen, meestal door kans. Random
assignment geeft elke proefpersoon in een experiment exact dezelfde kans om in de ene of andere
experimentele groep te belanden.
De onderzoeker manipuleert vervolgens de onafhankelijke variabele zo dat de proefpersonen in de
verschillende groepen worden blootgesteld aan verschillende behandelingen.
Nu kan men concluderen dat elk geobserveerd groepsverschil in de afhankelijke variabele wordt
veroorzaakt door de gemanipuleerde onafhankelijke variabele, omdat er simpel weg verwacht wordt
dat er geen andere verschillen tussen de groepen bestaan.
Confederate: een onderzoeksassistent die een specifieke rol speelt in een studie, die net doet of
zijn een andere proefpersoon is.
Experimentele versus non-experimentele onderzoeksdesigns
9
, Over het algemeen hebben experimentele designs een hogere interne validiteit en laat strengere
tests toe om de oorzakelijke relaties tussen constructen te testen. Een non-experimentele studie kan
resultaten produceren die consistent zijn met een causale theorie door te laten blijken dat de
afhankelijke variabele en onafhankelijke variabele zijn gecorreleerd; ze zijn statistisch zo aan elkaar
gelinkt dat wanneer mensen een hoe waarde van de ene variabele hebben de systematisch de
neiging hebben ook hoge of lage waarden voor de andere variabele te hebben.
Wanneer wordt dan een non experimenteel design gebruikt? Allereerst, sommige theoretisch
belangrijke variabele zoals, gender of etniciteit kunnen niet bewust worden gevarieerd. Ten tweede,
vanwege ethische redenen mogen onderzoekers sommige variabelen niet manipuleren zoals de
relatie met hun huisgenoten, somberheidsgevoelens of de mate van etnische vooroordelen. Als
laatste, manipulaties van onderzoek kunnen niet altijd even krachtig zijn als de natuurlijke variatie in
constructen in het alledaagse leven.
Externe validiteit en onderzoekspopulaties en settingen
Onderzoek is extern valide als van de resultaten veronderstelt kan worden dat ze gegeneraliseerd
kunnen worden voor andere type participanten, op andere momenten en andere plaatsen die
relevant zijn voor de theorie.
Een van de belangrijkste functies van onderzoek is om te bepalen hoe breed theorieën kunnen
worden gegeneraliseerd. Hoe breder een theorie kan worden gegeneraliseerd, hoe krachtiger die
is, omdat het het gedrag van veel verschillende mensen in veel verschillende situaties verklaard.
Maar niet alle theorieën beweren waar te zijn voor alle mensen voor alle plaatsen.
Generaliseren versus generaliseren over mensen en plaatsen
Sommig onderzoek is een specifieke populatie en setting de primaire interesse. Toegepast
onderzoek, waar het doel is om wetenschappelijke bevindingen te gebruiken om praktische
problemen op te lossen, valt in deze categorie. Bv. onderzoekers weten dat wanneer mensen het
gevoel hebben controle te hebben over de situatie, ze beter om kunnen gaan met stress. Het doel
van onderzoek is meestal een bredere soort generalisatie tussen veel typen mensen in verschillende
tijden en plaatsen.
Wat is de juiste mate van generalisatie? Om die vraag te beantwoorden moeten we fundamentele
reden waarom een studie werd uitgevoerd terughalen. Het doel was een theorie te testen over
causale relaties tussen abstracte constructen. In dit geval stelt de theorie dat onder specifieke
omstandigheden, vriendelijke interactie met individuele groepsleden zorgt voor positieve
veranderingen in iemands houding en de overtuigingen over de groep. Dit theoretische level
definieert de generalisatie die wordt verwacht. Dus we verwachten niet dat alle soorten mensen over
de wereld het zelfde beeld hebben over voormalig verstandelijk beperkten. Echter we verwachten
dat vergelijkbare processen over de verandering van overtuiging en houding worden veroorzaakt
door vriendelijke interactie met groepsleden.
10