Fiscaliteit en Overheid
Table of Contents
Sessie 1...................................................................................2
Werkgroep 1...................................................................................2
Sessie 2...................................................................................6
Werkgroep 2...................................................................................6
Sessie 3...................................................................................9
Werkgroep 3...................................................................................9
Sessie 4.................................................................................. 13
Werkgroep 4..................................................................................13
Sessie 5.................................................................................. 15
Werkgroep 5..................................................................................15
Sessie 6.................................................................................. 17
Werkgroep 6..................................................................................17
Notities Hoorcolleges en Werkgroepen.....................................19
Sessie 1........................................................................................19
Sessie 2........................................................................................22
Sessie 3........................................................................................24
Sessie 4........................................................................................27
Sessie 5........................................................................................30
Sessie 6........................................................................................34
Stampen................................................................................. 38
Grijs betekent eigen gegeven antwoord voor de werkgroep.
,Sessie 1
Werkgroep 1
(1.1)
- Inflatie, handelsrestricties, schadelijke importtarieven,
afhankelijkheid van landen.
(1.2)
- Structureel saldo (EMU saldo): nominaal saldo gecorrigeerd voor
conjunctuurschommelingen, dus verminderd met tijdelijke
veranderingen. Structureel saldo is het feitelijk EMU saldo
gecorrigeerd voor schommelingen en eenmalige veranderingen.
- Afname is een verslechtering van de begrotingssituatie. Enkele
risico’s: toenemende overheidsschuld, beperkte beleidsruimte,
verlies van kredietwaardigheid.
- Een trendmatig begrotingsbeleid heeft als basis voor
overheidsfinanciën, 3 kenmerken: max. uitgaven met plafond,
jaarlijkse discussie, stabilisatie.
(1.3)
- Multiplier: de procentuele verandering in BBP bij een gegeven
procentuele verandering in de overheidsbestedingen.
- Een grote multiplier betekent dat bezuinigingen de economie meer
schaden dan bij een kleine multiplier.
(1.4)
- Begrotingselasticiteit = multiplier
(1.5)
- Staatsdeelnemingen zijn niet vermeld bij opbrengsten van de
overheid. Deze vallen onder de bijpassende departementen. Ze
staan hier geboekt als negatieve uitgaven. Bij een meeropbrengst
kan deze binnen de normstellingen van het begrotingsbeleid binnen
dat departement worden doorgeschoven naar een volgend jaar.
Indien de meeropbrengsten via de reguliere overheidsopbrengsten
zouden lopen, zouden de meeropbrengsten via de
onderhandelingen tussen de departementen worden verdeeld. (e.g.,
NS, Prorail, Gasunie, Energiebeheer NL, Tennet, NBG, Schiphol,
Hollandcasino, Havenbedrijf Rotterdam)
- Totale opbrengsten (in miljarden): 403mrd
a. LB/IB 90,8
b. OB 80
c. Zorgpremies 56
d. Vpb 46
e. Premies volksverzekeringen 42
f. Premies werknemersverzekeringen 35
g. Etc.
- Uitgaven
a. Zorg 111
b. Sociale zekerheid 110
, c. OCW 50
d. Gemeenten, Provincies, BTW fonds 47
e. Etc.
(1.6)
- Koopkracht ondersteunen
- (Kinder)armoede voorkomen
- Dekkingsopgaven van eerdere tegenvallers (Pijler 2 OESO,
constructies en regelingen, box 3)
- Lastenmaatregelen (betalen gebruik, afbouw fossiele subsidies en
CO2 verminderingen)
(2.1)
- Financiële crisis, eurocrisis, inval Oekraïne en ontwikkelingen in de
Gazastrook.
(2.2)
- Jongeren en volwassenen ervaren psychisch onwel bevinden. Het
niveau ligt nog steeds lager dan voor de corona crisis. Dit komt
voornamelijk voor in minder kansrijke gezinnen en omgevingen.
- Bestedingen zijn achtergebleven en inhaaleffect leidt tot inflatie.
(2.3)
- Redenen dat winsten harder stijgen dan de kosten: schaarste,
tijdelijke prijsverhogingen, anticiperen op toekomstige prijsstijgingen
aan inkoopzijde, marktimperfecties.
- Dit houdt in dat producenten hun eindproduct prijzen meer
verhogen dan de prijs die ze gemiddeld meer betalen voor de
, benodigdheden, zodoende de winst te verhogen. Er is (nog) geen
concluderend bewijs voor deze claim.
(3.1)
- Het overheidstekort mag in beginsel niet groter zijn dan 3% bbp en
de overheidsschuld niet hoger dan 60% bbp.
- Het begrotingstekort komt naar verwachting in 2024 uit op 2,9%
(max. 3%) bbp.
- Overheidsschuld 47,3% van bbp (max. 60%).
(3.2)
- Sociale Zekerheid en zorg grootste uitgaven. 433,6mrd totale
uitgaven.
(3.3)
- LI/IB en omzetbelasting grootste inkomsten. 402,9mrd totale
inkomsten.
(3.4)
- Premies werknemersverzekeringen 35mrd
- Premies volksverzekeringen 42mrd
- Zorgpremies 56mrd
- Totaal: 133mrd
(3.5)
- Volgens een doorrekening van het CPB verslechtert het
overheidssaldo door het coalitieakkoord met 2%-punt van ‒0,7%
naar ‒2,7% in 2025. De verwachting is dat bij tegenwind dit kan
oplopen.
(3.6)
- Fiscale tegemoetkoming gaan ten laste van de
belastingopbrengsten, terwijl subsidies als uitgaven worden
aangemerkt. Als het ene land kiest voor een fiscale
tegemoetkoming en het andere land voor een subsidie, betekent dit
dat de inkomsten van die landen niet goed vergelijkbaar zijn.
- Fiscale faciliteiten: zijn ‘oneindig’, m.a.w., zijn altijd bruikbaar.
Subsidies bestaan vaak uit een bepaald potje, “op is op”.
(4.1/2)
- Een kleinere overheid (minder uitgaven voor uitkeringen, lagere
belastingen) maakt landen in beginsel aantrekkelijker voor de
vestiging van nieuwe bedrijven en als uitwijkhaven voor particuliere
besparingen. Lage uitkeringen maken lagere tarieven van
belastingen en sociale premies mogelijk, wat de arbeidskosten kan
drukken. Ook dat vergroot de aantrekkelijkheid van een land voor
investeerders. Als één land hiermee begint, kunnen andere landen
zich gedwongen voelen dit voorbeeld te volgen, uit angst anders
investeringen en besparingen kwijt te raken.
- Dit zorgt ervoor dat bijvoorbeeld multinationals en rijke personen
zich bij dit land voegen en zodoende ook daar belasting betalen. Dit
genereert inkomsten voor het desbetreffende land.
(4.3)