Pincode 7de editie, 4 VMBO GT antwoorden
Hoofdstuk 4 Werk aan de winkel!
Weet je het nog?
Theorie
Wanneer je klaar bent met je opleiding, ga je op zoek naar werk. Dan maak je deel uit van de
beroepsbevolking. Als je 36 uur of meer per week wilt werken, kies je voor een
voltijdbaan. Met een deeltijdbaan houd je meer tijd over voor andere bezigheden.
Tegenwoordig begin je vaak met een tijdelijke baan, bijvoorbeeld voor een halfjaar. Bij een
nieuwe baan sluit je werkgever met jou een arbeidsovereenkomst. Daarin staan afspraken
over de arbeidsvoorwaarden, zoals je werktijden, vakantiedagen en – heel belangrijk – het
brutoloon dat je gaat verdienen. Daar gaat nog geld af voor loonbelasting en sociale premies.
Het nettoloon ontvang je op je rekening.
Doordat er in bedrijven veel technologische ontwikkelingen zijn, heb je voor een baan
meestal een goede opleiding nodig. Als werknemer verdien je met geschoold werk meestal
meer dan met een baan waarvoor je geen diploma’s nodig hebt.
Als je geen baan kunt vinden, maar je kunt en wilt wel werken, dan ben je werkloos. Je kunt
je dan als werkzoekende inschrijven bij het UWV. De kans om een baan te vinden is groter als
er voldoende geschikte vacatures zijn.
Als je een baan hebt, beschermt de overheid je met de Arbowet tegen gevaarlijke of
ongezonde arbeidsomstandigheden. Werktijden en rustpauzes zijn in de Arbeidstijdenwet
geregeld.
Opdrachten
1 De werkgever, want die stelt de arbeidsovereenkomst op. De werknemer kan aangeven
dat hij sommige dingen veranderd wil hebben, maar is daarbij wel afhankelijk van de
medewerking van de werkgever.
2 Je hoort bij de beroepsbevolking als je wilt werken en daar meteen voor beschikbaar bent.
Dat geldt voor de meeste schoolverlaters.
3 Door technologische ontwikkelingen komen er meer en ingewikkelder apparaten. Je moet
leren die te bedienen en ermee om te gaan.
4 Voordeel: je hebt meer vrije tijd.
Nadeel: je verdient minder.
5 □ Algemene veiligheidswet
□ Arbeidstijdenwet
x Arbowet
□ Bedrijfswet
4 VMBO GT H.4 © Noordhoff bv
,Pincode 7de editie, 4 VMBO GT antwoorden
6
7 a Bij het UWV.
b Hij kiest er zelf voor om geen werk te hebben.
8 In januari 2021 bestaat de totale beroepsbevolking uit 9.308.000 personen.
Berekening: (184 + 4.752 + 173 + 4.199) × 1.000 = 9.308.000
Van de beroepsbevolking is 47,0% vrouw.
Berekening: (173 + 4.199) ÷ 9.308 × 100% = 47,0%
3,8% van de beroepsbevolking is werkloos.
Berekening: (184 + 173) ÷ 9.308 × 100% = 3,8%
4 VMBO GT H.4 © Noordhoff bv
, Pincode 7de editie, 4 VMBO GT antwoorden
Paragraaf 4.1 Sta je sterk in je werk?
1 a Aan primaire behoeften.
Het gaat om de zin: ‘Haar inkomen gaat op aan huur, eten en de zorgverzekering.’
b □ dagelijkse en incidentele uitgaven
x dagelijkse uitgaven en vaste lasten
□ incidentele uitgaven en vaste lasten
c (€ 14 – € 9,70) ÷ € 9,70 × 100% = 44,3% stijging.
2 - wettelijk minimumloon
- doorbetaling van loon bij ziekte
- ontslagbescherming
- Arbowet
- Arbeidstijdenwet
- uitkering bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid
3 a (€ 581,25 – € 505,45) ÷ € 505,45 × 100% = 15,0% hoger.
b € 581,25 × 12 ÷ 52 = € 134,13 per week
c € 134,13 ÷ 40 = € 3,35 per uur
4 Vakbonden vertegenwoordigen een grote groep werknemers. De macht van een grote
groep is veel sterker dan van een enkeling.
5 a Mannen: 70 à 75% in voltijd.
Vrouwen: 25 à 30% in voltijd.
b In deeltijd verdien je naar verhouding minder dan in voltijd. Bij de minder goed
betaalde banen kom je dan algauw onder het niveau van een bijstandsuitkering en ben
je economisch dus niet zelfstandig.
6 a Bijvoorbeeld:
1 Hij is al wat ouder, dus mogelijk niet zo goed met computerprogramma’s (MS Office,
SAP), minder stressbestendig, niet meer zo flexibel.
2 Lijkt een buitenlandse achtergrond te hebben, dus zal niet zo goed zijn in
Nederlands, en kan dan minder goed communiceren. Woont nog bij zijn ouders, dus
zal wel niet zo zelfstandig zijn.
3 Een ongehuwde moeder zal wel vaak gestrest zijn, nooit tijd om over te werken.
b Bijvoorbeeld:
Voor alle drie geldt dat je hun kwaliteiten niet kunt baseren op (1) leeftijd, (2) afkomst
of (3) burgerlijke staat. In plaats daarvan moet je kijken naar opleiding, ervaring en de
andere kwaliteiten van de persoon zelf.
7 □ Iemand met een beperking heeft een negatieve invloed op de werksfeer.
x Iemand met een beperking heeft zonder baan recht op een uitkering.
x Iemand met een beperking kan minder productief zijn.
□ Iemand met een beperking is niet gemotiveerd om te werken.
8 a (€ 19,30 – € 22,90) ÷ € 22,90 × 100% = 15,7% minder.
b Bijvoorbeeld:
- Vrouwen werken vaker in deeltijd; daardoor komen ze minder in aanmerking voor
hogere functies.
4 VMBO GT H.4 © Noordhoff bv