Diergeneeskunde jaar 3 Locomotie Ziekteleer
Locomotie – Ziekteleer
12.1 Spieren en pezen
12.1.1 Skeletspieren
Neuromusculaire systeem = skeletspieren + zenuwen. De
functionele eenheid is de motorische eenheid. Deze
bestaat uit een motorisch neuron (ventrale hoorn
ruggenmerg), bijbehorend axon (eindigend in motorische
eindplaten) en de geïnnerveerde spiervezels. In
motorische eindplaten vind je acetylcholine.
Skeletspieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel.
Spiercellen worden omgeven door een sarcolemma die uit 2 lagen bestaat: de eigenlijke celmembraan, en een laag
polysacchariden + dunne collageenvezels. Binnen het sarcolemma ligt het myoplasma, bestaande uit longitudinaal
lopende myofibrillen + sarcoplasma (overige organellen). Spiervezels zijn meerkernig en de kernen liggen dicht tegen
het sarcolemma. De dwarsstreping komt door afwisseling van isotrope (I-banden: dunne filamenten met actine,
troponine en tropomyosine) en anisotrope (A-banden: dikke filamenten met alleen myosine) substantie. Rond elke
spiervezel ligt endomysium: bindweefsel met veel capillairen. Sommige spiervezels zitten samen in een primaire
bundel met wat meer bindweefsel eromheen (perimysium internum). Primaire bundels vormen samen secundaire en
vervolgens tertiaire bundels. Alle spiervezelbundels samen vormen de spier. De spier wordt omgeven door
perimysium externum, ook wel epimysium genoemd. In het interstitium vind je elastische + collagene vezels, bloed-
en lymfevaten, zenuwen en vet.
Skeletspieren bestaan uit rode + witte vezels. Deze liggen onregelmatig door elkaar, de verhouding wisselt per spier.
➢ Rode vezels = type I vezels = langzaam
➢ Witte vezels = type II vezels = snel
Rigor mortis = contractie v/d spieren en immobilisatie van gewrichten. Begint 1-6u na de dood, maximum op 24-48u
en daarna afname. Hart komt als eerst in rigor → diafragma → hals en kop → romp → extremiteiten. Snellere rigor bij
hoge spieractiviteit voor de dood (bijv. opgejaagd wild, tetanus, verdronken dier). Bij cachexie, chronische
verzwakking of spierdegeneratie kan de rigor mortis afwezig zijn.
Aangeboren aandoeningen
Congenitale hyperplasie (“dikbil”) bij het rund
• Erfelijke spierafwijking (“dikbilfactor”) bij bepaalde rassen. Soms bij schaap.
• Verschijnselen: sterke toename van spiervezels in bepaalde
spiergroepen.
o Rund – lenden-, dij-, schouder- en rompmusculatuur
o Schaap – lendenmusculatuur
• Gewenst bij vlees: hoge dagelijkse gewichtstoename, hoog
slachtrendement, superieure karkaskwaliteit.
• Keizersnede vaak noodzakelijk bij geboorte. Ook verhoogde incidentie
van andere congenitale aandoeningen.
Myofibrillaire hypoplasie (“splay leg”) bij het varken
• Bij biggen vanaf de geboorte. Ook bij puppy’s en kittens van 2-3 weken (beginnen met
lopen).
• Verschijnselen: voorbijgaand onvermogen om te staan of lopen. Extremiteiten zij- of
voorwaarts gespreid.
• Tekort aan myofibrillen → spieren van ledematen onvoldoende ontwikkeld.
Multifactoriële oorzaak.
• Risicofactoren: vroeggeboorte, eiwitondervoeding van zeug aan einde van dracht.
• Prognose: spontaan herstel binnen een week (tenzij secundaire complicaties
optreden)
Congenitale contracturen: scoliose, torticollis, steltvoet en artrogrypose
• Congenitale contractuur = gepaard met fixatie van fixatie van gewrichten in abnormale
buig- of strekstand, of abnormale lichaamshoudingen. Vaker buigcontractuur van
strekcontractuur
• Onbekende oorzaak en pathogenese.
• Evt. gepaard met spierafwijkingen (hypoplasie, atrofie) of gewrichten (artrose).
• Verschillende vormen:
,Diergeneeskunde jaar 3 Locomotie Ziekteleer
o Scoliose = zijwaartse verkromming van wervelkolom
o Torticollis = scheve hals door contractuur van halsspieren
o Steltvoet = steile beenstand door te korte diepe buig- en steunpees. Erfelijk.
bij paard, rund, schaap, varken en hond.
o Arthrogryposis congenita = deformiteit van ledematen door multipele
gewrichtsstijfheid, gebogen stand van ledematen & spierhypoplasie. Bij paard,
rund (kalveren!), schaap en varken. ➔
▪ Verkromming achterbeen (kogel) of voorbeen (carpus en/of kogel) bij
kalveren. Zijn niet te strekken. Kalf staat hierdoor op voorvlakte van
ondervoeten of kunnen niet staan.
Secundair huidlaesies, gewrichtsontsteking, mogelijk sepsis.
▪ Therapie : immobilisatie in gestrekte stand, na meer of minder uitgebreide tenotomie.
▪ Prognose: afhankelijk van graad van verkromming.
Spastische parese bij het rund
• Aangeboren progressieve spastische kreupelheid van 1 of beide achterbenen.
• Synoniemen: strek, strekpoot, strekkepoot, opgetrokken hak- of hielpees
• Verschijnselen: tonische kramptoestand, altijd met m. gastrocnemius. Vaak
ook oppervlakkige buiger en soms andere spieren. Steile stand in sprong, of
been wordt spastisch naar achteren gehouden. Geleidelijk toename.
Vooral waar te nemen als dier opstaat.
• Oorzaak onbekend. Strekking v/d hak komt door hyperactiviteit v/d strekreflex.
• Komt over de hele wereld voor, in NL ook bij alle rassen. Meestal op 2-9
maanden. Erfelijk!
• Therapie: chirurgisch = partiële of totale neurectomie van nervus tibialis.
Uitsluiten van fok.
Kramperigheid bij paard en rund
• Verschijnselen:
o Paard: dier trekt 1 of beide achterbenen trillend op en trekt ze in
geabduceerde stand te hoog op. Been blijft even hoog opgetrokken en
wordt daarna weer neergezet. Vaak duidelijker bij achteruitzetten.
o Rund: korte episoden met tremoren van 1 of beide achterpoten (kort na
overeindkomen). Wordt vaak verward met normale strekbewegingen, maar
verergert met de tijd. Bij oudere melkkoeien.
• Oorzaak en behandeling onbekend.
• Prognose: ongunstig, verloopt vaak progressief.
Hanentred bij het paard
• Verschijnselen: 1 of beide achterbenen worden snel opgetrokken en sterk gebogen
tijdens het lopen. Geleidelijke ontwikkeling of plotseling opkomen. 2 vormen:
o Symptomatische hanentred = door pijnlijke of irriterende aandoeningen van
het been, bijv. mok.
o Idiopathische hanentred = geen afwijkingen te vinden aan been, waarschijnlijk
neurogeen probleem, plotseling krampachtig samentrekken van m. extensorum
digitorum lateralis.
• Therapie:
o Symptomatische → wegnemen van primaire oorzaak
o Idiopatische → tenectomie van pees van m. extensorum digitorum lateralis,
sympathicusblokkade in lendengebied, toediening vitamine B of phenotaïne.
(onvoorspelbaar resultaat).
Spiertrauma
• Trauma van buitenaf kan skeletspieren beschadigen. Kan ook door heftige contractie van spier → ruptuur.
• Groot defect → geen volledig herstel (restitutio ad integrum) maar granulatieweefsel → litteken.
• Stomp trauma → schade van abdominale musculatuur, bijv. buikbreuk
• Overbelasting → spiertrauma van adductoren en broekspieren van achterpoot (hond)
• Verschijnselen: afhankelijk van aard, uitgebreidheid en lokalisatie van verwonding. Functiestoornis door
schade aan pezen, spieren, gewrichten, botten en zenuwen, of alleen door pijn. Evt. algemene verschijnselen.
• Diagnostiek: klinische verschijnselen + lichamelijk onderzoek. Evt. echo, röntgen en MRI.
• Therapie: afhankelijk van aard, uitgebreidheid en lokalisatie van verwonding.
, Diergeneeskunde jaar 3 Locomotie Ziekteleer
Spierneoplasieën
Zeer zeldzaam! Goedaardig = rabdomyoom, kwaadaardig = rabdomyosarcoom.
Myopathieën
Myopathie = spierziekte of spieraandoening. Meestal met spierdegeneratie en necrose. Spiervezeldegeneratie is
meestal het gevolg van primaire afwijkingen v/d celmembraan of primaire uitputting v/d energiereserves in de vezel.
Hierdoor sterkte stijging van intracellulair [Ca] → hypercontractie en coagulatie van contractiele spiereiwitten. Meestal
irreversibel, meestal segmentaal optreden in spiervezel, daarom vaak term ‘segmentale necrose’ gebruikt i.p.v.
degeneratie.
Histologisch: gezwollen, structuurloze, hyaliene, hypereosinofiele vezels die in brokstukken uiteenvallen. Pyknotische
of helemaal verdwenen kernen. Necrotische stukken worden gefagocyteerd. Evt. verkalking van vezels.
Afhankelijk v/d uitgebreidheid kan regeneratie plaatsvinden. Bij omvangrijke necrose meestal alleen secundaire
ontstekingsreactie in endomysium → endomysiale fibrosis.
Macroscopisch: spierweefsel lichter van kleur met “gekookt” aspect, murw, droog, dof of vochtig. Bij fibrosering nog
bleker en steviger. Spierdegeneratie komt bij vele myopathieën voor. Indeling op basis van oorzaken: metabool,
nutritioneel, toxisch, erfelijk of immunologisch.
Metabole myopathieën
Maandagziekte en ‘tying up’ bij paard + porcine stressyndroom (PSS, maligne hyperthermie) bij varken.
Maandagziekte en “tying up” bij het paard
• Acute spierdegeneratie bij zware spierarbeid gepaard met stress.
o Tying up = bij dravers en volbloeden
▪ Vaak tijdens verhoogde beweging van rij- en renpaarden. Jonge, nerveuze paarden.
▪ Vooral lenden- en broekspieren. Macroscopisch geen afwijkingen.
▪ Histologisch: 0,2 tot 5% v/d spiervezels aangetast. Zelfde kenmerken als maandagziekte.
▪ Aangetaste dieren en spieren kunnen geheel herstellen!
o Maandagziekte = bij werkpaarden.
▪ Verloopt vaak fataal. Degeneratie binnen enkele dagen.
▪ Vooral lenden-, broek- en psoasspieren aangetast. (bont aspect; bleek en bloedingen)
▪ Histologisch: segmentale necrose + fragmentatie van vezels met fagocytose.
▪ Myoblobinemie, myoglobinenecrose, myoglobinurie
• Worden allebei ook wel ‘spierbevangenheid’ genoemd.
• Predisponerend = kou en wind en zware inspanning (maar kan ook bij lichte inspanning!)
• Ontsporing van anaerobe glycolyse. Aangelegde glycogeenvoorraad zorgt voor toename van spiercelvolume
terwijl capillaire spierdoorbloeding afneemt bij rust. Tijdens arbeid vervolgens discrepantie tussen hoeveelheid
glycogeen en zuurstofbehoefte → sterke intracellulaire lactaatophoping en warmte → zwelling spiercellen →
dichtdrukken omringende capillairen → anoxie.
• Verschijnselen:
o Tying up: 3 vormen, afhankelijk van de ernst
▪ Lichte vorm: spierstijfheid 5-10 min na werk. Vage koliekverschijnselen. Kromme rug, steil in
achterhand. Gering spiercelverval, géén myoglobinurie. Gering verhoogde CK (1500) en AST
(500) in serum. Kortdurende verschijnselen, geen therapie nodig.
▪ Gematigde vorm: sterk zweten, stijfheid, korte gangen, tijdens het werk (20-30 min na
begin). Op stal verergert het. Moeizame, pijnlijke beweging achterbenen. 30 min na einde van
arbeid soms myoglobinurie (roodbruine urine). Verhoogde CK (1500-6000) en AST (500-
2000) activiteit in serum.
▪ Zware vorm: 10-20 min na begin arbeid. Paard nauwelijks nog te bewegen. Weinig buiging
mogelijk van achterbenen, erg zweten, wijde neusgaten, angtig. Moeilijk urineren doordat
achterhand niet meer bewogen kan worden. Stijfheid verdwijnt binnen 1 dag. 30 min na einde
arbeid is CK >6000 en AST >2000.
o Maandagziekte: bij zware, te dikke trekpaarden. Vergelijkbaar met zware vorm van tying up.
Symptomen blijven enkele dagen aanwezig. Meer myoglobine vrij door groter spiercelverval →
irreversibele nierschade → uremie en hemoconcentratie. Bij bloedonderzoek sterk verhoogde CK,
AST en LDH. Hoge lactaatproductie geeft metabole acidose in bloed. Myocarddegeneratie kan
hartfalen geven.
• Diagnostiek: verschijnselen, bloed- en urineonderzoek. (bloed: CK, AST en LDH)
• DDx: alle aandoeningen met stijve houding en gang. Vooral hoefbevangenheid, tetanus, tetanie, encefalitis.
• Therapie + preventie: direct stilzetten, beschermen tegen wind+kou. Analgetische antiflogistica (werkt
pijnstillend + ontstekingsremmend). Shock bestrijden met elektrolytoplossingen → heft hemoconcentratie op
en bevordert nierdoorbloeding. Bij acidose; natriumbicarbonaat toevoegen aan infuus.
Preventie = niet teveel krachtvoer, zeker op dagen met minder arbeid. Gevoelig paard; elke dag beweging.
Evt voor zware arbeid eerst in paddock/weiland.