Samenvatting Metabolisme en Voedingspatronen
Energie
Vier verschillende vormen van energie:
- ATP, ADP, AMP (celniveau)
- Kreatine fosfaat
Anaerobe verbranding 2 ATP
Hierbij wordt glucose of glycogeen afgebroken tot melkzuur en ATP. Bij dit proces ontstaat er
melkzuur, omdat er onvoldoende zuurstof beschikbaar is. Anaerobe verbranding levert slechts
gedurende circa 2-3 minuten energie. Bij anaerobe verbranding kan de citroenzuurcyclus niet
draaien.
- Glucose → pyruvaat → lactaat (katabolisme)
o Bij voldoende O2 weer terugvorming glucose uit lactaat (anabolisme) in de lever
Aerobe verbranding 32 ATP
Dit is verbranding met behulp van zuurstof. Hierbij worden koolhydraten, vetzuren of eiwitten
afgebroken tot kooldioxide, water en ATP.
Volgorde van gebruik:
1. ATP: 2-3 sec
2. Kreatine fosfaat: < 10 sec
3. Anaerobe glycolyse/melkzuursysteem: 1-2 minuten
4. Aerobe energiesysteem (glucose + vet)
‘Man met de hamer’
Dit gebeurt als de glycogeen voorraad in de spieren is uitgeput. Er wordt dan overgeschakeld op
vetverbranding want meer zuurstof kost. Bloedsuiker gaat omlaag door gebrek aan glucose.
Bij langdurige lage intensiteit → relatief meer vetverbranding
Bij korte intensieve inspanning → anaerobe verbranding. Dit houdt in dat de beperkte
glycogeenvoorraad in lever en spieren wordt afgebroken.
Energetische waarde van nutriënten
- 1 gram eiwit 17 kJ 4 kcal
- 1 gram koolhydraten 17 kJ 4 kcal
- 1 gram voedingsvezel 8 kJ 2 kcal
- 1 gram vet 37 kJ 9 kcal
- 1 gram alcohol 29 kJ 7 kcal
Energiebalans
Energiebalans is in evenwicht als het BMI ligt tussen de 18,5 en 24,9.
Bij een positieve energiebalans:
Een van de eerste gevolgen van gewichtstoename is insulineresistentie, waarbij de normale werking
van insuline is verstoord. Insulineresistentie speelt een sleutelrol bij de ontwikkeling van het
zogenoemde metabool syndroom. Dit syndroom kenmerkt zich door verscheidene onderling
samenhangende afwijkingen zoals insulineresistentie, dislipidemie (stoornissen in de
vetstofwisseling) en hoge bloeddruk. Deze afwijkingen liggen weer ten grondslag aan de ontwikkeling
van diabetes mellitus type 2 en de complicaties daarvan zoals hart- en vaatziekten.
,Factoren die van invloed zijn op de energiebalans:
- Lichamelijke activiteit: ten minste vijf - maar bij voorkeur op alle - dagen van de week
minstens een half uur matig inspannende activiteiten te verrichten. (4-6,5 MET). Volgens
‘Overgewicht en obesitas’ is dagelijks een uur matig inspannende lichamelijke activiteit
nodig.
- Energieleverende voedingsstoffen:
o Discretionaire energie: Deze hoeveelheid vrij te kiezen energie. De hoeveelheid
discretionaire energie neemt toe naarmate de lichamelijke activiteit – en daarmee de
energiebehoefte – toeneemt.
Honger
Fysiologische reactie op een behoefte aan voedsel veroorzaakt door zenuwsignalen en chemische
boodschappers vanuit en in de hypothalamus.
Verzadiging
Als receptoren in de maag en hormonen zoals cholecystokinine actief worden, begint de persoon vol
te zitten. Verzadiging treedt op en de persoon stopt met eten.
Verzadigdheid
Na een maaltijd, blijft het gevoel van verzadiging honger onderdrukken en zorgt het ervoor dat een
persoon niet meer hoeft te eten tot de volgende maaltijd.
Vertering, absorptie en transport
Spijsvertering
Stofwisseling: bloed/cellen
Vertering: mond t/m darmwand
1. Inname
2. Vertering
3. Absorptie
4. Eliminatie/uitscheiding
- De vertering van vet en eiwitten duurt langer dan die van koolhydraten. CCK zorgt ervoor dat
het proces slomer gaat, zodat de vertering helemaal verloopt.
De binnenkant van het spijsverteringskanaal bestaat ‘lumen’.
- Mond
o Kleiner maken van het voedsel
o Vermengen met speeksel
o Proeven
o Koolhydraten
- Keelholte (farynx)
o Luchtpijp wordt afgesloten door strotklep
o De huig sluit de neusholte af
- Slokdarm (oesofagus)
o Heeft 2 sluitspieren
o Onderste voorkomt teruggaan van het voedsel vanuit de maag
- Maag (ventriculus, gaster)
o Bewaart het voedsel
o pH ligt tussen de 1,5 en 1,7. Als het voedsel de maag binnenkomt, laten cellen in de
maagwand gastrine vrij. Dit stimuleert de productie van HCL. Als de pH van 1,5 is
bereikt, stopt het uitscheiden van gastrine en dus van HCL.
o Eiwitten
, - Maagsluitspier
o Als er voedsel door de maagsluitspier komt, wordt het gebied erachter zuur → de
spier sluit. Vervolgens wordt het voedsel geneutraliseerd door bicarbonaat uit de
alvleesklier (gestimuleerd door secretine) → spier opent en laat opnieuw voedsel
binnen. Het is belangrijk dat het voedsel wordt geneutraliseerd, omdat de dunne
darm minder slijm als bescherming heeft tegen het zuur.
- Dunne darm
o Absorptie en vertering
o Galbuis vervoert gal vanuit de alvleesklier en de galblaas
o 1e deel: duodenum (12-vingerige darm)
o 2e deel: jejunum (nuchtere darm)
o 3e deel ileum (kronkeldarm)
o Koolhydraten, eiwitten en vetten
- Dikke darm (colon)
o Ileocecal = klep van bauhin
o Opening naar blinde darm
o Endeldarm → anus (rectrum)
o Terugresorptie van water en mineralen
- Endeldarm
De spieren in het spijsverteringsstelsel maken peristaltische bewegingen. De maag heeft de sterkste
spieren en de dikste wand. Het heeft behalve ringvormige-, en lengtespieren ook nog diagonale
spieren. Hierdoor worden water en vet goed gemengd.
Segmentatie: gelijktijdige contracties van vlak bij elkaar gelegen stukken (ringvormige spieren)
voedselbrij wordt niet voortbewogen, maar goed gekneed en gemengd met verteringsenzymen.
Koolhydraten, vetten en eiwitten worden uiteindelijk verbrand tot koolstofdioxide en water. De
aminogroepen kunnen niet worden verbrand, deze worden omgezet in ureum → urine
Rotting: anaerobe afbraak van eiwitten, hierbij ontstaan ammoniak en waterstofsulfide
Gisting: anaerobe afbraak van koolhydraten, hierbij ontstaat melkzuur
Enzymen:
- ….ase
- Altijd eiwitten
- Komt onveranderd uit de reactie
- Versnellen de reactie
- Specifiek
- Activiteit afhankelijk van pH en temperatuur
- Bevorderen hydrolyse: onder toevoeging van water, kleinere stukken maken
Enzymen in:
- Speekselklieren
o Speeksel beschermt de binnenkant van de mond, slokdarm en maag
o Amylase: vertering koolhydraten
- Maagsap
o De speekselenzymen worden onwerkzaam → koolhydraatvertering stopt
o HCL: vertering eiwitten, voorkomt groei van bacteriën en activeert pepsine.
o Pepsine: vertering eiwitten
o Maagsap kan de maagwand aantasten, daarom produceert de maag slijm
- Alvleeskliersap
o Vertering van alle 3 de nutriënten