GEHEUGEN
Geheugen Elk systeem (van een mens, een dier of een apparaat) dat informatie codeert, opslaat
en terughaalt.
, 5.1 | Wat is geheugen?
Cognitief psychologen de niëren het geheugen als een systeem dat informatie codeert, opslaat
en weer terughaalt.
Het geheugen is een cognitief geheugensysteem dat informatie krijgt van de zintuigen en een
gedeelte daarvan omzet in patronen die opgeslagen kunnen worden voor eventueel later gebruik.
Deze geheugenpatronen vormen de grondstof voor gedachten en gedrag.
Sensatie en perceptie, het geheugen en leren, al deze aspecten kun je zien als processen in het
complexe (cognitieve) informatieverwerkingssysteem dat een mens hanteert.
Met andere woorden: het geheugen maakt leren mogelijk, want zoals je weet is er alleen sprake
van leren als er blijvende veranderingen optreden.
Metaforen voor het geheugen
Cognitief psychologen zien het geheugen van de mens als een interpretatief systeem dat
informatie opneemt, en bepaalde details verwijdert en de rest in betekenisvolle patronen
reorganiseert.
Deze cognitieve benadering van het geheugen, het zogenoemde informatieverwerkingsmodel,
vormt de basis van dit hoofdstuk.
Bij dit model ligt de nadruk erop dat het geheugen functioneel is, dat wil zeggen dat het nuttige
functies voor ons uitvoert. De meest elementaire hiervan zijn het coderen, opslaan en terug halen
van informatie.
Als je je iets herinnert, haal je dus fragmenten terug uit je geheugen, vervolgens reconstrueer je de
gebeurtenis (of het idee, de emotie of het beeld) met behulp van deze fragmenten door lege
plekken in te vullen zoals je denkt of wilt dat het was, en niet zoals het feitelijk is gebeurd.
Meestal gaat dit zo goed dat je er niks van beseft dat je herinnering uit een reconstructie bestaat.
Maar het proces van reconstructie is geen objectief proces. Zeker emotioneel beslapende
herinneringen zijn enorm vatbaar voor suggesties.
De drie essentiële functies van het geheugen
Het menselijke geheugen neemt betekenisloze sensorische informatie op (zoals het stemgeluid
van de docent) en verandert deze in betekenisvolle patronen (woorden, zinnen en begrippen) die
je kunt opslaan en later kunt gebruiken,
Om informatie te kunnen coderen:
Je moet eerst een stimulus selecteren uit de prikkels die via je zintuigen binnenkomt en een eerste
classi catie maken. → is het een geluid, beeld, geur, smaak of pijn? → Vervolgens moet je
onderscheidende kenmerken van die stimulus identi ceren. → Als het een geluid is, is het dan
hard, zacht of schel? Past het in een patroon dat een naam vormt, een melodie, of een kreet om
hulp? → Als je dat allemaal heb uitgezocht, plak je in gedachten een label of etiket op de ervaring
om deze betekenisvol te maken. Dit gaat vaak onbewust.
Om je concepten te herinneren, zoals de lessen psychologie is er meestal een bewust inspanning
tot codering nodig. Tijdens een proces dat elaboratie wordt genoemd word de nieuwe informatie
gekoppeld aan informatie die al in je geheugen ligt opgeslagen. Je kunt dit onder andere doen
door de nieuwe leerstof aan persoonlijke, concrete voorbeelden te koppelen. Dit doe je
bijvoorbeeld als je de term ‘negatieve bekrachtiging’ associeert met het verdwijnen van pijn
wanneer je een paracetamol slikt.
Opslaan, is de tweede essentiële functie van het geheugen, heeft te maken met het gedurende
langere tijd bewaren van het gecodeerde materiaal. Herinneringen worden gedurende een
bepaalde tijd en in een bepaalde vorm opgeslagen.
fi fi fi
, Terughalen, de derde elementaire geheugentaak, is de beloning voor coderen en opslaan. Als je
een juist gecodeerde herinnering hebt, duurt het een fractie van een seconde om de informatie te
vinden en deze naar het bewustzijn te brengen of, in andere gevallen, om je gedrag op onbewust
niveau te beïnvloeden. Helaas werkt dit niet altijd goed, het menselijk geheugensysteem maakt
soms ook fouten, hierdoor vertekent informatie of schier je volkomen tekort.
5.2 | Hoe vormen we herinneringen?
Als informatie uit je college onderdeel moet worden van je permanente geheugen moet het drie
stadia doorlopen:
1. Het sensorisch geheugen
2. Het werkgeheugen
3. Langetermijngeheugen
Deze 3 stadia zorgen ervoor dat in eerste instantie betekenisloze binnenkomende stimuli wordt
omgezet in betekenisvolle patronen, die klaar zijn voor opslag en later gebruik. Dit drie-stadia-
model is ontwikkeld door Richard Atkinson en Richard Shi rin (1968)
De drie stadia van geheugen (vereenvoudigd)
Volgens het ‘standaardmodel’ is het geheugen verdeeld in drie stadia. Alle informatie die in het
langetermijngeheugen wordt opgeslagen, is eerst verwerkt door het sensorisch geheugen en het
werkgeheugen
SENSORISCHE GEHEUGEN → WERKGEHEUGEN → ← LANGETERMIJNGEHEUGEN
Sensorische Geheugen Werkgeheugen Langeterm ngeheugen
Functie Houdt korte tijd informatie vast • Betrokken bij controle van Langetermijnopslag van
voordat deze in het aandacht informatie
werkgeheugen komt • Kent betekenis toe aan
informatie
• Legt verband tussen ideeën
en gebeurtenissen
Codering Sensorische beelden: geen Codeert informatie (in het Slaat informatie op in
betekenisvolle codering, alleen bijzonder op basis van betekenisvolle mentale
registratie betekenis) om deze bruikbaar te categorieën
maken voor lanetermijnopslag
Opslagcapaciteit 12-16 items 7 +/- 2 chunks Onbeperkt
Duur Van ongeveer een kwart Ongeveer twintig seconden, Onbeperkt
seconde tot een paar seconden tennis meerdere maken
gerepeteerd.
Structuur Een apart sensorisch register • Centrale bestuurder Procedureel geheugen en
voor elk zintuig • Fonologische lus declaratief geheugen (verder
• Schetsboek onderverdeeld in semantisch en
• Episodische buffer episodisch geheugen)
• Semantische buffer
Biologische basis De hippocampus en de Verschillende delen van de
frontaalkwabben cerebrale cortex
Een vergelijking tussen de drie stadia van het geheugen ↑ ↑
ij ff