AFP week 1: Topografie van het menselijk lichaam
Hoofdstuk 1.1, 1.5 en 1.6 van Pathologie voor verpleegkundigen (2021)
Hoofdstuk 1 en 4 van Anatomie en Fysiologie van de mens (2020)
Pathologie voor verpleegkundigen
1.1 Gezondheid en ziekte: Begrippen en concepten
Homeostase = het ‘inwendig evenwicht’ van het lichaam. Hierbij blijven interne
omstandigheden zoals temperatuur, zuurgraad, de samenstelling van het bloed en
het vochtgehalte constant binnen bepaalde waarden, ook wanneer externe
omstandigheden veranderen.
Ziekte = Verstoring van de homeostase door een afwijking van de normale anatomie
en lichaamsfuncties.
Pathologie = De leer van ziekten of aandoeningen in het algemeen.
In de medische pathologie bestudeert men de oorzaak van ziekten en het effect
daarvan op de anatomie. Een patholoog-anatoom onderzoekt cellen, weefsels en
organen om vast te stellen welke aandoening een zorgvrager heeft.
Anatomie = De bouw van het lichaam.
Fysiologie = Het functioneren van het lichaam.
Pathofysiologie = De leer van de afwijkende processen die tot ziekte leiden en het
effect daarvan op de functies van het lichaam. (ziekteproces)
Etiologie = Risicofactoren en oorzaken
Begrippen in de pathologie
Anatomie = (Leer van) de bouw en structuur van het lichaam.
Complicaties = Onverwachte bijkomende aandoeningen die optreden in het beloop of
bij een behandeling van een aandoening.
Diagnostiek = Het geneeskundig onderzoek waarmee de aard van een ziekte/
aandoening (de diagnose) wordt vastgesteld.
Epidemiologie = (Leer van) het voorkomen van ziekten/ aandoeningen onder de
bevolking.
Etiologie = (Leer van) oorzaken van ziekten/aandoeningen.
Fysiologie = (Leer van) het normale functioneren van het lichaam.
Pathogenese = Processen die tot ziekte leiden.
Pathofysiologie = Leer van de processen die tot ziekte leiden en het effect daarvan
op de functies van het lichaam.
Pathologie = Leer van ziekten/ aandoeningen.
Preventie = Maatregelen om een ziekte/ aandoening te voorkomen.
Prognose = Het verwachte ziektebeloop.
Risicofactoren = Factoren dei de kans op ziekten/ aandoeningen vergroten.
Symptomen = Klachten en verschijnselen van ziekten/ aandoeningen.
Therapie = De behandeling van een ziekte/ aandoening.
1.5 Symptomen
Symptomen zijn kenmerken of verschijnselen waaraan een aandoening te herkennen
is. (Signs and Symptoms).
, Symptomen = Subjectieve en objectieve symptomen
Subjectieve symptomen = Subjectieve klachten van de zorgvrager die kenmerkend
zijn voor een aandoening bijv. pijn, benauwdheid of jeuk.
Objectieve symptomen = De objectieve tekenen die kenmerkend zijn voor een
aandoening. Deze zijn te observeren(transpireren) of te meten(versnelde hartslag of
koorts).
Syndroom = Als de symptomen bij een aandoening altijd in een bepaalde
kenmerkende combinatie voorkomt. Bijv. syndroom van Down is een genetisch
syndroom.
Syndromen kunnen ook het gevolg zijn van andere aandoeningen, zoals het
syndroom van Cushing.
1.6 Diagnostiek
Diagnostiek is het geneeskundig onderzoek waarmee vastgesteld wordt wat de
oorzaak is van de klachten en verschijnselen. Dit noemen we ook wel het stellen van
de medische diagnose. Dit geneeskundig onderzoek bestaat uit anamnese,
lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek.
Anamnese
Anamnese = Het subjectieve verhaal van de zorgvrager over zijn klachten.
Met behulp van open vragen wordt de hoofdklacht uitgevraagd. Dit noemen we ook
wel de speciële anamnese. De algemene anamnese richt zich op de medische
voorgeschiedenis, het medicatie- en middelengebruik, eventuele allergieën, de
psychosociale omstandigheden en de familieanamnese(aanwezigheid van
aandoeningen in de familie).
Heteroanamnese = Het verhaal van de familieleden en andere betrokkenen.
Tractusanamnese = Arts stelt gerichte vragen over de functie van de verschillende
orgaansystemen.
Verpleegkundige anamnese = Relevante informatie voor het zorgverleningsproces
voor die specifieke zorgvrager. Deze informatie draagt bij aan het stellen van
verpleegkundige diagnoses en het opstellen van een verpleegplan.
Lichamelijk onderzoek
Vitale functies: Ademfrequentie, hartfrequentie(pols), bloeddruk, bewustzijn en
temperatuur.
Indien het om een acute, mogelijk levensbedreigende situatie gaat, worden de vitale
functies in een vaste volgorde onderzocht.
Met deze methodiek kun je de vitale functies snel en gestructureerd beoordelen en
zo nodig (levensreddende) interventies inzetten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper imkevdv2003. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,44. Je zit daarna nergens aan vast.