Sociale psychologie – Roos Vonk
1. Hoofdstuk 1 Sociale psychologie
2. Hoofdstuk 2 Het zelf
3. Hoofdstuk 3 Waarneming van personen
4. Hoofdstuk 5 Emotes in sociale interacte
5. Hoofdstuk 6 Beslissen en kiezen
6. Hoofdstuk 7 Attudes en overredende communicate
7. Hoofdstuk 8 Beïnvloeding
8. Hoofdstuk 9 Groepsgedrag
9. Hoofdstuk 10 Stereotypen
, Hoofdstuk 1 Sociale psychologie
Sociale psychologie = de wetenschappelijke studie van de manier waarop de gedachten, gevoelens
en gedragingen van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of voorgestelde aanwezigheid van
andere mensen. (beïnvloeding door mensen, bewust of onbewust)
- Wetenschappelijke studie: gedrag observeren is subjectef, iemand anders kan anders
waarnemen dan jij, er moet een systematsch onderzoek met methodes gebruikt worden
- Gedachten, gevoelens en gedragingen: onzichtbare processen die invloed hebben op gedrag
- Invloed: automatsche invloed van anderen, soms is het ook niet de bedoeling om te
beïnvloeden (bv. groep mensen kijkt omhoog, jij kijkt ook omhoog)
- Werkelijk of voorgestelde aanwezigheid van andere mensen: beïnvloeden als ze feitelijk
aanwezig zijn maar ook als ze niet aanwezig zijn (bv. pashokje, mening van anderen)
Mensen zijn sociale dieren, leven samen met anderen. Het denken, doen en voelen van mensen
wordt beïnvloed door anderen, wat heel de dag gebeurd (bv. deo opspuiten voor anderen, keuze
voor kleding), we stemmen ons gedrag af op anderen.
Need to belong = mensen bleven bij een groep (overlevingswaarde, in je eentje overleefde je niet),
pasten zich aan elkaar aan, belangrijk vonden om erbij te horen en een goed groepslid te zijn. Niet
bewust, maar ontstaan in de evolute en zit in ons instnct.
Social tuning = onbewust op elkaar afstemmen van gedrag, gedachten en gevoelens (bv. stemming).
Overnemen van bewegingen en mimiek wordt kameleon-efect genoemd (bv. gapen, krabben).
Spiegelneuronen = automatsche imitate, cellen die actviteiten en ervaringen van anderen
weerspiegelen in het eigen brein (bv. kijken naar hardlopers, eigen beenspieren).
Empathie = spiegelen van emotonele en lichamelijke ervaringen, goede band (bv. verdriet en pijn)
Niet alleen beïnvloeden we elkaars stemmingen en gedragingen als we samen zijn, dit gebeurt al
wanneer we alleen maar aan iemand denken (bv. spreken bij publiek, aanpassen hoe het publiek
over je denkt)
Automatsche imitate en afstemmen
- Het is niet gebonden aan ervaring (als je er naar kijkt, gaat het ook al beter), maar als je
ervaring hebt gaat het wel makkelijker.
- Bevordert groepsprocessen (bv. synchroon bewegen, betere samenwerking)
Besmetting imitate: achter groep mensen aan lopen, paniek allemaal dezelfde kant op rennen of
allemaal stl blijven ziten. Daarom is het belangrijk dat gezagsdragers rust kunnen bewaren in deze
situates. Ook emotonele besmetng: harder juichen of lachen in een groep
Beïnvloeding imitate: imitate bevordert de onderlinge band (bv. herhalen bestelling, hogere fooi)
Sociale psychologie niet onderschaten: doorvragen, niets voor vanzelfsprekend aannemen, situate
tot de kleinste details, geen genoegen met oppervlakkige verklaringen & besefen dat dingen vaak
niet zijn wat ze lijken (kritsch zijn)
Hindsight bias = als je eenmaal iets weet, lijkt het vaak alsof je het altjd al wist
5 voorbeelden van onderzoeksresultaten uit de sociale psychologie:
1. Tegenpolen
Tegenpolen trekken elkaar aan in relates, iemand die niet op je lijkt is spannender dus versterkt de
aantrekkingskracht (romantsche atracte), geen verveling en vullen elkaar aan. Dit lijkt aannemelijk,
,maar is dus niet waar!! Mensen vallen eerder op iemand als ze op elkaar lijken, ze blijven langer bij
elkaar dan tegenpolen. (wetenschappelijk gemiddelde, kan een uitzondering zijn)
2. Eerste indruk
Eerste indruk is niet de beste, wat veel mensen denken. Hoe meer je van mensen weet, hoe beter je
ze kent. Onze eerste indruk is gebaseerd op uiterlijk en het stereotypen waar de persoon in hoort.
Doordat je iemand op een bepaalde manier behandeld, beïnvloed je z’n gedrag, als je eerste indruk
intelligent is ga je over een moeilijk onderwerp praten, waardoor je je eerste indruk voor je zelf
bevestgt. Dit is self-fulflling = voorspelling die zichzelf werkelijk maakt.
Fysiek aantrekkelijke mensen hebben betere sociale vaardigheden, dan onaantrekkelijke mensen,
dit komt omdat ze meer aanspraak hebben en daardoor meer zelfvertrouwen.
3. Brainstormen
Hopen om elkaar te inspireren op betere ideeën, dit is niet het geval, ze kunnen individueel betere
ideeën bedenken. Dit komt door eigen verantwoordelijkheid en ideeën van andere kunnen jou
gedachtegang verstoren. (tegen het gezonde verstand)
4. Slijmen
Door andere te veilen, kan je het ver schoppen, het is erg efectef. Maar hoe kan dit? (verklaren)
5. Hard-to-get spelen
Tegenovergestelde van slijmen, minder aardig doen dan je zou willen. Dingen of personen die je toch
al aantrekkelijk vond, extra aantrekkelijk worden als ze moeilijk te krijgen zijn. Kan ook niet werken
Kracht van de situate
= Factoren binnen de persoon (eigenschappen, drijfveren en intentes) en factoren buiten de persoon
(omgeving, normen) is voor gedrag bepalend. Je wordt vooral sterk beïnvloed door omgeving en de
situate waarin je je bevindt, 2 onderzoeken als voorbeeld:
1. Omstander-efect
Hoe meer omstanders, des te kleiner de kans op hulp, het bystander-efect. Als er meerdere mensen
zijn voel je je niet verantwoordelijk, je denkt iemand anders zal het wel doen, difusion of
responsibility: verantwoordelijkheid is verspreid, er is onduidelijk wie verantwoordelijk is, waardoor
niemand iets doet want ze doen elkaar automatsch na. (groep die elkaar kent, grotere kans op hulp
& als je alleen bent heb je een eigen verantwoordelijkheid gevoel waardoor je helpt) Vb. epilepsie
Vraag: Welke kenmerken in de situate maken dat mensen een ander al dan niet helpen?
2. Gehoorzaamheid
Positeve manier iets voor andere betekenen (hulp), maar ook een negateve manier (agressie). Hoe
ver gaan mensen bij het gehoorzamen van een autoriteit (onderzoeker), zelfs als de ander letsel
hierbij krijgt? Vb. schokken, 65% ging door tot het hoogste volt, de mens is niet wreed want iedereen
vond het een vreselijke ervaring. Er bleek ook dat ze alleen door gingen als het voor de wetenschap
helpt, niet voor een zinloos doel. Als de onderzoeker minder stellig en minder autoritair uitstraalde,
stopt ook veel mensen eerder. Je neemt het gedrag over van iemand waarvan het lijkt dat diegene er
veel verstand van heef en zelfverzekerd is.
Voet-tussen-deur-efect = mensen kunnen beïnvloed worden door situates die ervoor zorgen dat
iets, wat ze eigenlijk niet willen doen, geleidelijk toch mogelijk blijkt te zijn. (van 15 volt naar 450)
Interpretate van de situate
De beïnvloeding van de situate is niet helemaal juist, mensen reageren op hun eigen interpretate
en waarneming van de situate, en niet op de objecteve kenmerken van de situate zelf.
- Omstander-efect, niet om de feitelijk aantal omstanders maar hoeveel je er denkt te zijn
- Gehoorzaamheid, interpretate van het zelfverzekerde van de autoriteit
Draait om de situate zoals die door de persoon is waargenomen, geïnterpreteerd en verdraaid. Gaat
er niet om hoe de werkelijkheid echt is, maar welke ideeën mensen daarover hebben.
Sociale cognite = hoe mensen hun sociale omgeving waarnemen en interpreteren, onderzoek wijst
uit: groot verschil kan ziten tussen de werkelijkheid en hoe het wordt waargenomen (vb. chirurg)
, Betekenisgeving
= We maken niet alleen toevoegingen bij waarnemingen, maar flteren ook dingen weg of
veranderen dingen. Mensen geven betekenis aan wat ze zien, ze zoeken een samenhang. We zien
het gedrag van mensen altjd in relate tot hun andere kenmerken. (bv. koud en afstandelijk persoon,
later hoor je dat hij intelligent is, dan snap je het)
Cogniteve efcicinte
= Het selectef toevoegen, weglaten of veranderen van informate leidt ertoe dat er geen
overeenstemming is tussen de werkelijkheid (buiten) en het beeld dat we in ons hoofd hebben
(binnen). Je neemt alleen op wat van belang is, en dat zorgt niet voor problemen (bv. euromunt)
Bij waarnemen gebruiken mensen de cogniteve capaciteit (=vermogen aandacht en denkwerk) zo
efcicint mogelijk te maken. Niet alles opnemen, maar alleen de dingen van belang. Wanneer iets
niet zo belangrijk is, leten ze minder goed op, waardoor het beeld onvolledig en onjuist zal zijn.
Hierdoor blijf genoeg cogniteve capaciteit over voor de dingen die van belang zijn. (bv. kassière niet
de bonus is vergeten)
Quick and dirty = van je sociale omgeving, globaal beeld vormen, dus snel en grof informate
verwerken. Als de mensen voor persoonlijk belang zijn, ga je beter opleten hierdoor zal er minder
vertekeningen zijn van de persoon.
Motvatonele vertekeningen: wishful thinking m motvated thinking
= Mensen zien vaak wat ze verwachten of willen zien. Je denkt dat iets zo is, omdat je hoopt/wenst
en het strookt met je moteven en belangen (bv. slijmen). Kan ook positever beeld vormen, je
verwacht een slimme leraar waardoor je de informate positever gaat interpreteren. Mensen
besteden minder aandacht aan informate die voor henzelf bedreigend is (bv. roken), ze onthouden
alleen de positeve dingen.
Er zijn veel verschillende moteven die waarnemingen kunnen kleuren:
- Behoefte aan positef zelfeeld: willen een goed gevoel over onszelf hebben, verstoringen in
onze interpretate van de werkelijkheid kunnen hierdoor ontstaan (schuld van ex, scheiding)
- Behoefte aan controle en voorspelbaarheid van onze omgeving: het gevoel verminderd
stress, controle kan bepalen hoe (on)pretg we iets vinden. (geluid van jezelf kan je wel
verdragen, van andere niet)
Een keer zijde hiervan: herkennen risico’s minder snel, omdat we ten onrechte denken dat we alles
in de hand hebben, ook onderschaten we toevallige, situatonele factoren op ons gedrag. (bv. zee-
maan associate van Tide (was merk) en bij merken opnoemen dit merk vertelde)
3 basisprincipe van informateverwerking:
1. Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen
2. Mensen gebruiken hun cogniteve capaciteit efciënt
3. Moteven en belangen kleuren de waarneming
4. Mensen reageren vaak automatsch, op basis van onbewuste processen (krabben nadoen)
Door de behoefe aan controle ervaren we onze eigen reactes als iets dat we zelf bedenken en zelf
veroorzaken, maar dit is lager dan we denken, je hebt niet altjd in de hand in welke situate je
terecht komt en welke prikkels. De invloed daarvan kan groter zijn die we zelf waarnemen:
Automatsche reactes
= Mensen reageren soms op basis van bewuste afwegingen op een situate, maar vaak is de reacte
meer automatsch: resultaat van een refex i.p.v. een refecte. Onbewuste processen komt vaker
voor, is groter, het werkt altjd, kost geen moeite, gebeurd vanzelf (bv. ijsberg, grootste deel