Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 ................................................................................................................................................... 2
Werkcollege: ....................................................................................................................................................... 7
Hoorcollege 3 ................................................................................................................................................... 7
Hoorcollege 4: ................................................................................................................................................ 11
Werkcollege: ..................................................................................................................................................... 14
Hoorcollege 5 ................................................................................................................................................. 15
....................................................................................................................................................................... 20
Hoorcollege 6 ................................................................................................................................................. 20
Werkcollege: ..................................................................................................................................................... 24
Hoorcollege 7 ................................................................................................................................................. 24
Werkcollege: ..................................................................................................................................................... 27
Hoorcollege lean management ....................................................................................................................... 28
Lean specific index (tools) ................................................................................................................................. 29
Employee involvement...................................................................................................................................... 31
Implemented lean ....................................................................................................................................... 31
Perceived lean ............................................................................................................................................. 31
Werkcollege: ..................................................................................................................................................... 32
Samenvatting ................................................................................................................................................. 33
,Hoorcollege 1
4 mythes over het werk van managers:
- De manager is een reflectieve en systematische planner-> nee, ze hebben amper een
moment voor zichzelf en gaan juist van het een naar het ander, dus niet echt gepland.
- De manager heeft geen reguliere taken-> jawel, ze vallen vaak in en hebben ook taken
al
Traditionele managementtheorie-> algemene principes
Maar die zijn niet altijd duidelijk blijkt in de praktijk.
Deframen van organisaties en management-> oftewel het ontrafelen en doorgronden
- De theorie en de praktijk moeten beide bekeken worden
- Door deframen wordt de stof behapbaar
Complexiteit tussen en binnen organisaties.
Leerdoelen:
• Kennis en begrip van de verschillende (theoretische) organisatietypen en de daarmee
samenhangende managementmechanismen die worden onderscheiden in de
organisatie- en managementwetenschappen;
• Kennis en begrip van de verschillende organisatieonderdelen en de rol die zij spelen
in het management van organisaties, met in het bijzonder aandacht voor de ‘techno
structuur’ (Human Resource Management), ‘de strategische top’ (het hogere
management), ‘het middenkader’ (lijnmanagement), de ondersteunende diensten,
‘de uitvoerende kern’ (werkvloer), en de organisatieomgeving (institutionele context);
• Kennis en begrip van diverse management- & organisatieconcepten ingebed in de
verschillende organisatieonderdelen over de omgang met en aansturing van
medewerkers in organisaties: in het bijzonder people management, lean
management, (public service) motivatie, medewerkerspersoonlijkheid en
organisatiecultuur;
• Geleerd kritisch te reflecteren op management- & organisatieconcepten en de
toepassing daarvan in praktijksituaties, middels een tweetal criteria, te weten interne
en externe coherentie (fit) en evidence based management.
o Twee cognitieve systemen: systeem 1 (intuitie) en systeem 2 (rationeel)
• Vaardigheden ontwikkeld om empirische analyses te maken van actuele
organisatievraagstukken en de rol daarin van de verschillende organisatieonderdelen
en management- & organisatieconcepten, met daarbij aandacht voor de rol van de
specifieke organisatieomgeving;
Organisatiekunde: groep (klein of groot) mensen die samen dingen doen om een product of
dienst te maken (gezamenlijk doel).
2
,Organisatiestructuren/ configuraties:
Management-> organisatie begrijpen en sturing en richting geven aan kunnen
Management mechanismen-> tools om dit te doen (10 management rollen)
Organisatieonderdelen goed kennen voor tentamen, ook de samenhang en verhouding
tussen die onderdelen. Telefoonmodel ook.
Techno-structuur-> direct betrokken bij de ‘floor’
10 rollen van een manager volgens Mintzberg:
- Interpersonal roles
o Figurehead-> symbolische en ceremoniele taken, voorbeeldfunctie
o Leader-> verantwoordelijke over mensen, direct: mensen aannemen en
trainen, indirect: werknemers motiveren
o Liaison-> contact binnen en buiten verticale kringen, bijvoorbeeld met klanten
- Informational
o Monitor-> omgeving en netwerk gebruiken voor informatie en persoonlijke
contacten
o Disseminator-> informatie delen naar ondergeschikten die daar geen toegang
tot zouden hebben
o Spokesman-> informatie delen met mensen buiten de afdeling
- Desicional roles
3
, o Entrepreneur-> steeds bezig met het verbeteren van de afdeling ten opzichte
van veranderingen in de omgeving, vaak meerdere kleine beslissingen en niet
een paar grote.
o Disturbance handler-> communicatie bij crisis en conflicten en reageren
o Resource allocator-> beslissen hoe de taakverdeling gaat in een organisatie en
waar het geld heen gaat, hierbij hoort ook het omgaan met formele relaties
en de verdeling daaran.
o Negotiator-> onderhandelingen over prijzen of salaris
Organisatieconcepten:
- Organisatiecultuur
- People management
- Werknemers motivatie
- Werknemers persoonlijkheid
Hoorcollege 2
4 organisatiestructuren:
- Coördinatiemechanismen
o Coördineren/ managen staat centraal
o Onderlinge afstemming
o Direct toezicht
o Standaardisatie werkprocessen
o Standaardisatie resultaten
o Standaardisatie bekwaamheden en kennis
o Standaardisatie van normen die het werk beïnvloeden -> komt minder voor,
vaak alleen in politieke organisaties
Dia 13
Hoe complexer de taak, hoe
- Organisatieonderdelen
o Verschil direct en indirect gevolg
o Wie zit in welk organisatieonderdeel? -> voor tentamen
4