IMMUNOLOGIE DEELTOETS I
Samenvatting alle hoorcolleges
Parham hoofdstuk 1 t/m 8
,H1 & H2
Het immuunsysteem is een complex systeem dat een evenwicht handhaaft tussen activatie
en inactivatie, ook wel bekend als immuniteit versus tolerantie. Het vermogen van het
immuunsysteem om te worden geactiveerd of uitgeschakeld is een actief proces dat
essentieel is voor een gezonde immuunrespons.
Bij het activeren van het immuunsysteem kunnen we kunstmatig immuunreacties opwekken,
bijvoorbeeld door middel van vaccinatie. Vaccinaties stimuleren het immuunsysteem om een
reactie te geven op specifieke ziekteverwekkers, zodat het lichaam wordt voorbereid om ze
effectief te bestrijden als ze in de toekomst worden tegenkomen.
Aan de andere kant kan een verstoord evenwicht tussen immuniteit en tolerantie leiden tot
problemen. Een overactief immuunsysteem kan leiden tot allergische reacties, waarbij het
immuunsysteem reageert op onschadelijke stoffen alsof ze schadelijk zijn, zoals bij hooikoorts
of voedselallergieën.
Auto-immuniteit is een ander voorbeeld van een verstoord immuunsysteem. In het geval van
auto-immuunziekten, zoals multiple sclerose, reumatoïde artritis en diabetes type 1, valt het
immuunsysteem lichaamseigen weefsels en cellen aan, alsof ze vreemde indringers zijn. Dit
leidt tot ontstekingen en schade aan verschillende organen en weefsels.
Tolerantie is het vermogen van het immuunsysteem om zich niet te richten tegen
lichaamseigen weefsels en cellen. Wanneer tolerantie verstoord is, kan het immuunsysteem
een getransplanteerd orgaan afstoten, omdat het dit als een vreemd lichaam beschouwt.
,Verschillende soorten pathogenen vereisen verschillende afweermechanismen van het
immuunsysteem. Hieronder zal ik uitleggen hoe het immuunsysteem reageert op intracellulaire
pathogenen, prokaryoten, eukaryoten, protozoale parasieten en multicellulaire parasieten:
1. Intracellulaire pathogenen: Intracellulaire pathogenen zijn pathogenen zoals virussen en
bepaalde bacteriën die zich binnen de cellen van het lichaam vermenigvuldigen. Het
immuunsysteem heeft specifieke mechanismen om deze pathogenen aan te pakken.
Cytotoxische T-cellen spelen een belangrijke rol bij het herkennen en doden van
geïnfecteerde cellen. Ze identificeren cellen die vreemde eiwitten (antigenen) op hun
oppervlak presenteren en vernietigen ze om de verspreiding van de intracellulaire
pathogenen te beperken.
2. Prokaryoten: Prokaryoten zijn micro-organismen zonder celkern, zoals bacteriën. Het
immuunsysteem reageert op bacteriële infecties door middel van verschillende
mechanismen. Fagocyten, zoals macrofagen en neutrofielen, spelen een belangrijke rol bij
het opnemen en vernietigen van bacteriën. Ze herkennen de pathogenen en verteren ze om
ze onschadelijk te maken. Daarnaast produceert het immuunsysteem specifieke antilichamen
tegen bacteriën en activeert het het complementsysteem, wat helpt bij het doden en
opruimen van bacteriën.
3. Eukaryoten: Eukaryoten zijn organismen met complexe cellen, zoals schimmels en sommige
parasieten. Het immuunsysteem reageert op eukaryotische infecties door middel van
verschillende immuunresponsen. Fagocyten spelen opnieuw een rol bij het opnemen en
vernietigen van eukaryotische pathogenen. Specifieke immuuncellen, zoals neutrofielen,
macrofagen en dendritische cellen, kunnen schimmels en parasieten herkennen en
elimineren. Ook kunnen specifieke T-cellen en antilichamen worden geactiveerd om de
immuunrespons tegen eukaryotische infecties te versterken.
4. Protozoale parasieten: Protozoale parasieten zijn eencellige parasieten, zoals Plasmodium
(veroorzaker van malaria) en Trypanosoma (veroorzaker van de ziekte van Chagas en
Afrikaanse slaapziekte). Het immuunsysteem reageert op protozoale parasieten door middel
van complexe immuunresponsen. Cellulaire respons omvat het activeren van specifieke T-
cellen om geïnfecteerde cellen te doden. Humorale respons omvat de productie van
specifieke antilichamen tegen de parasitaire antigenen, die kunnen helpen bij het
neutraliseren en opruimen van de parasieten.
5. Multicellulaire parasieten: Multicellulaire parasieten zijn grotere parasieten, zoals
lintwormen, die in het lichaam leven en voedingsstoffen van de gastheer aftappen. Het
immuunsysteem kan reageren op multicellulaire parasieten door middel van
ontstekingsreacties en specifieke immuuncellen. Eosinofielen zijn bijvoorbeeld immuuncellen
die betrokken zijn bij de respons tegen multicellulaire parasieten. Ze kunnen parasieten
vernietigen door giftige stoffen vrij te geven.
, Het immuunsysteem maakt gebruik van verschillende verdedigingsmechanismen om het lichaam te
beschermen tegen een breed scala aan pathogenen, zowel extracellulair als intracellulair. Deze
verdedigingsmechanismen omvatten verschillende soorten effectorcellen en moleculen die
samenwerken om pathogenen aan te vallen en te elimineren. Hier zijn enkele belangrijke
componenten van de afweer van het immuunsysteem tegen verschillende pathogenen:
1. Aangeboren immuunrespons: De aangeboren immuunrespons biedt de eerste
verdedigingslinie tegen pathogenen. Het omvat fysieke barrières, zoals de huid en
slijmvliezen, die de toegang van pathogenen tot het lichaam belemmeren. Daarnaast zijn er
aangeboren immuuncellen, zoals fagocyten (zoals macrofagen en neutrofielen), die
pathogenen kunnen opnemen en vernietigen. Het aangeboren immuunsysteem produceert
ook ontstekingsreacties en antimicrobiële moleculen om pathogenen te bestrijden.
2. Adaptieve immuunrespons: De adaptieve immuunrespons treedt op na de aangeboren
immuunrespons en biedt specifieke en gerichte verdediging tegen pathogenen. Het
adaptieve immuunsysteem maakt gebruik van lymfocyten, zoals B-cellen en T-cellen, die
specifieke receptoren hebben om pathogenen te herkennen. B-cellen kunnen antilichamen
produceren die zich binden aan en pathogenen neutraliseren, terwijl T-cellen pathogeen-
geïnfecteerde cellen kunnen doden.
3. T-celrespons: T-cellen spelen een cruciale rol bij de bestrijding van intracellulaire pathogenen.
Ze kunnen geïnfecteerde cellen herkennen en doden, wat vooral belangrijk is bij de afweer
tegen virale infecties. T-cellen kunnen ook andere immuuncellen activeren en de
immuunrespons coördineren.
4. Antilichaamrespons: Antilichamen, geproduceerd door B-cellen, kunnen zich binden aan
pathogenen en zo de infectie neutraliseren. Antilichamen kunnen ook de opsonisatie van
pathogenen bevorderen, wat betekent dat ze pathogenen markeren voor fagocytose door
immuuncellen. Dit is vooral effectief bij de bestrijding van extracellulaire bacteriële infecties.
5. Cytotoxische reacties: Effectorcellen zoals cytotoxische T-cellen en natuurlijke killercellen
hebben het vermogen om geïnfecteerde cellen te herkennen en te doden. Ze kunnen
specifieke signalen op geïnfecteerde cellen detecteren en deze selectief vernietigen,
waardoor de verspreiding van intracellulaire pathogenen wordt beperkt.