Samenvatting:
DOFAR_Farmacologie
, Page 2 of 45
INHOUD
1. FARMACOLOGIE INTRODUCTIE ................................................................................................. 3
1.1 INLEIDING ...................................................................................................................................... 3
1.2 GENEESMIDDELEN EN HUN TARGETS ........................................................................................... 4
1.3 DOSIS-RESPONS ............................................................................................................................ 6
1.4 GENEESMIDDELONTWIKKELING EN REGULATIE ........................................................................... 8
2. FARMACOKINETIEK (ABSORPTIE EN DISTRIBUTIE) ................................................................... 12
2.1 TOEDIENINGSVORMEN ............................................................................................................... 12
2.2 ABSORPTIE .................................................................................................................................. 13
2.3 DISTRIBUTIE ................................................................................................................................ 16
3. FARMACOKINETIEK ME (METABOLISME EN EXCRETIE) ............................................................ 19
3.1 METABOLISME ............................................................................................................................ 19
3.2 EXCRETIE ..................................................................................................................................... 23
3.3 ELIMINATIEMODELLEN ............................................................................................................... 24
4. DYNAMIEK ............................................................................................................................. 29
4.1 SIGNAAL-TRANSDUCTIE .............................................................................................................. 29
4.2 MECHANISMEN VAN FARMACA.................................................................................................. 31
4.3 DOSIS-RESPONS CURVES ............................................................................................................. 32
5. CARDIOVASCULAIR (SIMMULATIE PROGRAMMA) ................................................................... 35
5.1 SIMMULATIEPROGRAMMA ........................................................................................................ 39
6. TOXICOLOGIE ......................................................................................................................... 41
6.1 TOXICOLOGIE INTRO ................................................................................................................... 41
6.2 CASUSSEN ................................................................................................................................... 42
, Page 3 of 45
1. FARMACOLOGIE INTRODUCTIE
1.1 INLEIDING
Geneesmiddelen:
• Diagnostisch; Bijv. markers voor het opsporen van tumoren (helpen om diagnose te stellen)
• Behandeling (therapeutisch)
o Causaal; bijv. antibiotica, cytostatica, anti-parasitair
o Symptomatisch; bijv. pijnbestrijding en koortsonderdrukking (paracetamol)
o Substitutie; bijv. insuline, vitamine B12 (bij vegetarisch dieet)
• Preventief (ter voorkoming); bijv. vaccins, ‘de pil’, cholesterolverlagers
• Ondersteunend; Bijv. anesthetica (chirurgie)
Werking van geneesmiddelen:
• Site of action: Orgaan of bepaald type cellen, effect
intracellulair, extracellulair of bij plasmamembraan
• Targets: Biomoleculen (vaak een receptor)
• Active site: De plaats op het target waar
interactie plaatsvindt tussen stoffen en het
target.
Targets zijn vaak receptoren. Geneesmiddel-target interactie → “sleutel-
slot”. Als de Interactie niet specifiek is kan dit voor ongewenste
bijwerkingen en toxiciteit zorgen.
Opdracht voorbeeld maagzuurremmers:
a) Wat is het target van omeprazol en wat doet omeprazol met deze target?
Target: Protonpomp in de maagwand. Remmer van deze pomp, zodat er minder H + in maaglumen terecht
kunnen komen om maagzuur te vormen met Cl-.
b) Welke (typen) maagzuurremmers zijn er nog meer te onderscheiden?
histamine H2 blokkers (antagonisten), maagzuurbinders (zoals Rennie).
c) Wat zijn daar de targets van?
H2 blokkers: H2-receptoren, Maagzuurbinder: het maagzuur zelf.
d) Wat is het verschil tussen de targets van de verschillende typen maagzuurremmers?
Binding aan lichaamseigen biomoleculen (H2-blokkers,maagzuurremmers)
Vs. chemische reactie die optreedt tussen moleculen in de maag (Rennie, maagzuurbinders)
Ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen:
• Rational drug design (modelling)
o Ziekte (proces) is bekend → target
o Targetbinding (& activatie)
o Verbeteren opname, verdeling, excretie
• Random screening
o Trial-and-error
o Synthetische en natuurlijke componenten
→ identificeren “lead compounds” (beste kandidaat)
→ verbeteren in “lead optimization”
, Page 4 of 45
Toediening van geneesmiddelen:
• Toedieningsroutes
o Enteraal (via maagdarm kanaal, pil) vs. parenteraal (betekent ‘naast’, injecties, zalf etc., niet
door maagdarmkanaal)
o Lokaal (op die plek zelf, pleister, gel) vs. systemisch (hele lichaam, bloed)
• Toedieningsvormen
o Bijv. tablet, pleister, inhalator
• Toediening vaak oraal → opname in het bloed: Absorptie
Naast Absorptie spelen de volgende processen een rol:
Distributie, Metabolisme en Excretie (ADME).
= Farmacokinetiek! Wat doet het lichaam met een stof?
Farmaogenomics:
• Iedereen heeft een genen-paspoort
• Individuele reactie op geneesmiddelen
o Afbraak medicijnen erfelijk bepaald
• Kennis van genetische factoren:
o Ontwikkeling betere medicijnen
o Specifiekere behandeling (juiste medicijn, juiste dosis)
1.2 GENEESMIDDELEN EN HUN TARGETS
• Wanneer werkt een geneesmiddel?
1) Op de juiste plek terecht komen
2) Binden aan het juiste target molecuul
• Chemische eigenschappen zijn belangrijk!
o Anatomische barrières (lipofiele celmembranen)
o Chemische barrières (pH maag)
o Biochemische barrières en targets (transporters, enzymen, receptoren)
Er zijn 4 typen eiwittargets voor geneesmiddelen:
• Meeste geneesmiddelen binden aan eiwitten v.h. eigen lichaam, uitzondering: Rennies,
antibiotica, antivirale middelen)
• Geneesmiddel verhoogt of verlaagt normale functie v.d. target (creëert geen nieuwe
biologische functie)
• Deze 4 targets zijn:
A. Receptoren
B. Ion kanalen
C. Enzymen
D. Transporters
DOFAR_Farmacologie
, Page 2 of 45
INHOUD
1. FARMACOLOGIE INTRODUCTIE ................................................................................................. 3
1.1 INLEIDING ...................................................................................................................................... 3
1.2 GENEESMIDDELEN EN HUN TARGETS ........................................................................................... 4
1.3 DOSIS-RESPONS ............................................................................................................................ 6
1.4 GENEESMIDDELONTWIKKELING EN REGULATIE ........................................................................... 8
2. FARMACOKINETIEK (ABSORPTIE EN DISTRIBUTIE) ................................................................... 12
2.1 TOEDIENINGSVORMEN ............................................................................................................... 12
2.2 ABSORPTIE .................................................................................................................................. 13
2.3 DISTRIBUTIE ................................................................................................................................ 16
3. FARMACOKINETIEK ME (METABOLISME EN EXCRETIE) ............................................................ 19
3.1 METABOLISME ............................................................................................................................ 19
3.2 EXCRETIE ..................................................................................................................................... 23
3.3 ELIMINATIEMODELLEN ............................................................................................................... 24
4. DYNAMIEK ............................................................................................................................. 29
4.1 SIGNAAL-TRANSDUCTIE .............................................................................................................. 29
4.2 MECHANISMEN VAN FARMACA.................................................................................................. 31
4.3 DOSIS-RESPONS CURVES ............................................................................................................. 32
5. CARDIOVASCULAIR (SIMMULATIE PROGRAMMA) ................................................................... 35
5.1 SIMMULATIEPROGRAMMA ........................................................................................................ 39
6. TOXICOLOGIE ......................................................................................................................... 41
6.1 TOXICOLOGIE INTRO ................................................................................................................... 41
6.2 CASUSSEN ................................................................................................................................... 42
, Page 3 of 45
1. FARMACOLOGIE INTRODUCTIE
1.1 INLEIDING
Geneesmiddelen:
• Diagnostisch; Bijv. markers voor het opsporen van tumoren (helpen om diagnose te stellen)
• Behandeling (therapeutisch)
o Causaal; bijv. antibiotica, cytostatica, anti-parasitair
o Symptomatisch; bijv. pijnbestrijding en koortsonderdrukking (paracetamol)
o Substitutie; bijv. insuline, vitamine B12 (bij vegetarisch dieet)
• Preventief (ter voorkoming); bijv. vaccins, ‘de pil’, cholesterolverlagers
• Ondersteunend; Bijv. anesthetica (chirurgie)
Werking van geneesmiddelen:
• Site of action: Orgaan of bepaald type cellen, effect
intracellulair, extracellulair of bij plasmamembraan
• Targets: Biomoleculen (vaak een receptor)
• Active site: De plaats op het target waar
interactie plaatsvindt tussen stoffen en het
target.
Targets zijn vaak receptoren. Geneesmiddel-target interactie → “sleutel-
slot”. Als de Interactie niet specifiek is kan dit voor ongewenste
bijwerkingen en toxiciteit zorgen.
Opdracht voorbeeld maagzuurremmers:
a) Wat is het target van omeprazol en wat doet omeprazol met deze target?
Target: Protonpomp in de maagwand. Remmer van deze pomp, zodat er minder H + in maaglumen terecht
kunnen komen om maagzuur te vormen met Cl-.
b) Welke (typen) maagzuurremmers zijn er nog meer te onderscheiden?
histamine H2 blokkers (antagonisten), maagzuurbinders (zoals Rennie).
c) Wat zijn daar de targets van?
H2 blokkers: H2-receptoren, Maagzuurbinder: het maagzuur zelf.
d) Wat is het verschil tussen de targets van de verschillende typen maagzuurremmers?
Binding aan lichaamseigen biomoleculen (H2-blokkers,maagzuurremmers)
Vs. chemische reactie die optreedt tussen moleculen in de maag (Rennie, maagzuurbinders)
Ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen:
• Rational drug design (modelling)
o Ziekte (proces) is bekend → target
o Targetbinding (& activatie)
o Verbeteren opname, verdeling, excretie
• Random screening
o Trial-and-error
o Synthetische en natuurlijke componenten
→ identificeren “lead compounds” (beste kandidaat)
→ verbeteren in “lead optimization”
, Page 4 of 45
Toediening van geneesmiddelen:
• Toedieningsroutes
o Enteraal (via maagdarm kanaal, pil) vs. parenteraal (betekent ‘naast’, injecties, zalf etc., niet
door maagdarmkanaal)
o Lokaal (op die plek zelf, pleister, gel) vs. systemisch (hele lichaam, bloed)
• Toedieningsvormen
o Bijv. tablet, pleister, inhalator
• Toediening vaak oraal → opname in het bloed: Absorptie
Naast Absorptie spelen de volgende processen een rol:
Distributie, Metabolisme en Excretie (ADME).
= Farmacokinetiek! Wat doet het lichaam met een stof?
Farmaogenomics:
• Iedereen heeft een genen-paspoort
• Individuele reactie op geneesmiddelen
o Afbraak medicijnen erfelijk bepaald
• Kennis van genetische factoren:
o Ontwikkeling betere medicijnen
o Specifiekere behandeling (juiste medicijn, juiste dosis)
1.2 GENEESMIDDELEN EN HUN TARGETS
• Wanneer werkt een geneesmiddel?
1) Op de juiste plek terecht komen
2) Binden aan het juiste target molecuul
• Chemische eigenschappen zijn belangrijk!
o Anatomische barrières (lipofiele celmembranen)
o Chemische barrières (pH maag)
o Biochemische barrières en targets (transporters, enzymen, receptoren)
Er zijn 4 typen eiwittargets voor geneesmiddelen:
• Meeste geneesmiddelen binden aan eiwitten v.h. eigen lichaam, uitzondering: Rennies,
antibiotica, antivirale middelen)
• Geneesmiddel verhoogt of verlaagt normale functie v.d. target (creëert geen nieuwe
biologische functie)
• Deze 4 targets zijn:
A. Receptoren
B. Ion kanalen
C. Enzymen
D. Transporters