Samenvatting Leerpsychologie
Introductie op ‘wat is het leren’?
Er worden diverse betekenissen gegeven aan ‘leren’.
Een (te) smalle opvatti:
is alleen het expliciete bestuderen van teksten/boeken.
Nog een te smalle vooronderstelling is het ‘onderwezen worden’.
Een derde vooronderstelling is het beperken tot het expliciete, bewuste leren waarin
bewuste overdrachtsprocessen zin georganiseerd.
Leret is eet complex proces. Door het te versimpelen ontstaan er gemakkelijk misverstanden. Leren
en onderwijzen zijn twee verschillende dingen.
Bij leerpsychologie op de Pabo kijken we vanuit een persoonsgebonden en een wetenschappelijke
optiek naar het verschijnsel ‘leren’.
Ken van het vak leerpsychologie op de Pabo is: hoe kut je als leerkracht het leret vat kitderet it je
klas faciliteret?
Leren doe je vooral op school, je werk en in je vrije tijd. et schoolse leren noemen we formeel of
ittettioteel leret. Dit leren wordt gestuurd door bijvoorbeeld een leerkracht.
et buitenschoolse leren noemen we itformeel en itcidetteel leret. Dit vindt plaats in natuurlijke
situaties.
Bolhuis wijst erop dat formeel leren niet perse intentioneel leren hoef te zijn. Tijdens een les in de
klas (formeel leren) hoef een leerling er helemaal niet bij te zijn met zijn hoofd, dan is er dus geen
spraken van intentioneel leren. Anderzijds is er bij een student thuis sprake van intentioneel leren,
hoewel er geen sprake is van formeel leren, want de huiskamer is niet op leren ingericht.
Bijleren is altijd sprake van activiteit. et gaat altijd om actieve processen van verwerving van kennis,
inzichten en vaardigheden.
De kwaliteit vat dit proces is af te meten aan de mate van betrokkenheid en zelfstandigheid die een
leerling tijdens het werk laat blijken. De leerling moet cognitief actief zijn om te kunnen leren.
3 Defnities van leren:
Leren is een duurzame verandering in gedrag of in het vermogen daartoe, als resultaat van
oefening of andere vormen van ervaring (Schunk, 1996)
Leren is het verzamelen van kennis, inzicht en vaardigheden door ervaring of studie (Morris,
1971)
, Leren is het maken en in stand houden van verbindingen: biologisch (neurale netwerken) en
mentaal (concepten) en de wisselwerking tussen de geest / het verstand en de omgeving
(AA R, 1998)
Kern: bij leren moet je altijd iets doen; het is een activiteit: ervaren, oefenen, interactie met de
omgeving. Passief leren bestaat niet. Leren brengt een langdurige of permanente verandering tot
stand. Als je iets ieleerd hebt bet je veratderd.
De sleutel tot leren is: actief itteracteret met de leerstof.
De aard vat leret als proces heef belangrijke gevolgen voor het werk van de leraar. De leerkracht
moet de leerlingen zich bewust aan een taak zeten, dit doen kinderen gemakkelijker wanneer het
uitdaging bied. Er is een evenwicht nodig tussen wat een leerling denkt dat hij kan (ervaren
competentie) en de ervaren moeilijkheidsgraad van een taak.
Wat maakt een goede leraar en wat is een goed instructie:
Voor een goede leerkracht doet elke leerling ertoe.
Een goede leerkracht is niet bang om zijn lesplanning aan te passen.
Misschien is wel het belangrijkste dat goede leerkrachten hoge verwachtingen hebben van
hun leerling / ambitieus zijn; ze stellen hoge doelen.
et otderwijs aat jotie kitderet richt zich traditiegetrouw op ontwikkelingsprocessen en minder
op leerinhouden. Dat heef grote consequenties voor de manier van onderwijs geven en voor de rol
van de leerkracht.
Bij een focus op ottwikkelitisprocesset realiseren we ons dat voornamelijk het kind zelf de
inspanning moet leveren. Je kunt een ander iets leren maar je kunt een ander niet ontwikkelen. Je
kunt wel de ontwikkeling stimuleren en voorwaarden scheppen om ontwikkeling te laten
plaatsvinden, maar het kind het zelf doen.
De rol van de leerkracht is die van stimulator en begeleider. Een belangrijke voorwaarde voor
ontwikkelen en leren van jonge kinderen is een betekenisvolle en een spelgeoriënteerde context
waarin de zone van de naaste ontwikkeling wordt gestimuleerd. De nadruk ligt op de cognitieve
vaardigheden (voorbereidend lezen en rekenen) maakt jonge kinderen onzeker en wanneer zij
onvoldoende snel begrijpen wat er van hen wordt gevraagd, worden zij gestigmatiseerd naar
vermeend problematisch gedrag en treedt faalangst op die tot vroege schoolverlating kan leiden.
Filosoferen over leren
Leren wordt vaak alleen iedefitieerd it termet vat de uitkomstet vat leret zonder het proces zelf
te omschrijven. Leren wordt dan ook omschreven als ‘een relatief permanente verandering in
gedrag’. Ook wordt leren soms gelijk gesteld met het verwerven van kennis. De belangrijkste
leerprocessen of leeractiviteiten hebben betrekking op het selecteren, opnemen, verwerken,
integreren, vastleggen en gebruiken van en het betekenis geven aan informatie.
Uitkomsten van leren betrefen veratderitiet it houditi, kettis et vaardiihedet. Daarnaast
vormt ook het vermoiet vat metset om te leret een belangrijke uitkomst van leren.
Leren gebeurt niet alleen door itdividuet. Kinderen leren veel van anderen. Ook iroepet kunnen
veel leren. Dit is het geval wanneer de genoemde veranderingen bij twee of meer mensen
gezamenlijk plaatsvinden. We noemen dit collectief leren. De collectiviteit kan op procesniveau
(samen aan het leren zijn en elkaar daarbij helpen) plaatsvinden, als ook op het niveau van de
uitkomsten door gemeenschappelijke uitkomsten realiseren.
,Leren kan worden gedefnieerd als:
et ontstaan of tot statd bretiet vat relatief duurzame veratderitiet in kennis, houding en
vaardigheden en / of in het vermogen om te leren, door middel vat het selecteret, optemet,
verwerket, itteireret, vastleiiet et iebruiket van en het beteketis ievet aat itformatie door
individuen, groepen.
Leren in acht dimensies:
De leerinhoud kan ingedeeld worden op meerdere manieren.
Een veel gebruikte globale indeling is die van kennis, inzicht, vaardigeden en houdingen of attuden.
Een tweede indeling is die van declaratieve en procedurele kennis.
Declaratieve kettis= het verstaan van feiten, begrippen, regels, principes, wetmatigheden,
concepten, defnities, theorieën etc. et is veelal geabstraheerde kennis in taal uitgedrukt,
die in ons geheugen ligt opgeslagen. et is knowing what and why. Voorbeelden: stelling van
Pythagoras, weten wat een zonsverduistering is, welke landen aan Nederland grenzen, etc.
Procedurele kettis= (mentale) handelingen of (cognitieve) vaardigheden verstaan die
volgens bepaalde regels/voorschrifen/afspraken dienen te worden verricht o het gewenste
resultaat te bereiken. Meestal in het dagelijks leven spreken we van vaardigheden.
Procedurele kennis is vooral knowing how. De procedurele kennis is vaak weer te geven in als
… dan…. -regels. Voorbeelden: te denken aan algoritmes, zoals persoonsvorm, het
determineren van een plant, oplossen van een deelsom, strategieën
Declaratieve kennis draagt vaak een vak- of domeinspecifek karakter en procedurele kennis is juist
vaker deels van algemene en deels van vakspecifeke aard, bijvoorbeeld schrijfvaardigheden,
spreekvaardigheden, rekenvaardigheden, etc.
Een derde indeling op basis van de inhoudsdimensie is de indeling in cognitieve, sociaal-afectieve en
psychomotorische vaardigheden, ook wel de hoofdsoorten van leren genoemd.
, Coititief leret= et memoriseren (geïsoleerde kennis die leterlijk gereproduceerd wordt,
bijvoorbeeld een lied uit het hoofd kennen), feitenkennis (kennis in samenhang, bijvoorbeeld
weten waar Moskou ligt), inzichtbevorderend leren (een oplossing vinden voor een
probleem) en automatismen van cognitieve handelingen (procedures die in bepaalde
situaties rechtstreeks naar een oplossing leiden)
Sociaal-affectief leret= is ontwikkelen van emoties/gevoelens, houdingen/attuden en
communicatieve vaardigheden. Romiszowski onderscheidt reactieve vaardigheden
(houdingen, gevoelens, gewoonten, zelfcontrole) en interactieve vaardigheden (bijvoorbeeld
goede manieren, vriendelijk in communicatie, kunnen overtuigen, leiding kunnen geven,
discussievaardigheden). Sociaal-afectief leren speelt een belangrijke rol in/ bij de
persoonlijkheidsontwikkeling, denk aan het belang van het begrip ‘attude’ in de sociale
psychologie. Attuden zijn oordelen of opvatngen die van invloed zijn op het gedrag van
individuen. Attuden leer je veelal terloops, bijvoorbeeld in het omgaan met elkaar thuis.
Psychomotorisch leret= gaat vaak om automatismen. Deze zijn verworven door veelvuldig
oefenen. De handeling verloopt nu zonder bewuste controle; het is routine geworden, een
autonome uitvoering. Soms/ vaak eisen motorische vaardigheden een nauwkeurige
souplesse, snelheid, precisie en regelmaat en is dus training nodig. Galperit wijst er in dit
verband op dat voorafgaand aan de training een goede en volledige oriënteringsbasis van
groot belang is. Door de totale handeling te demonstreren krijgt de leerling een goed beeld
van de te verwerven vaardigheid. Vervolgens wordt de handeling als het ware opgebouwd
door deelhandelingen apart te oefenen.
Competettieleret= kenmerken van competenties of bekwaamheden zijn: integrativiteit
(ondeelbaarheid-dit is het belangrijkste kenmerk), duurzaamheid, leerbaarheid,
contextgebondenheid en handelingsgerichtheid. De onderwijsraad omschrijf het begrip als
volgt: Een competentie of beroepsbekwaamheid is het vermogen om op een creatieve en
verantwoorde wijze een set van samenhangende vaardigheden, attuden, onderliggende
kennis en persoonlijke kwaliteiten aan te wenden ten einde beroepstaken, deel uitmakende
van een functie of beroepsrol, efectief en efciënt te vervullen. et ijsberg model geef
competentie goed weer
et verwerven van kennis maar vooral het op adequate manier handelen in beroepssituaties
staat centraal bij competentieleren. Dat veronderstelt wel (declaratieve en procedurele)
kennis en niet allen dat, zie het ijsbergmodel: een competentie bestaat uit een integratie van
verschillende leerinhouden/kennissoorten, waardoor een ondeelbaar geheel ontstaat. Dit