Hoorcolleges Grondslagen in de Psychologie deel 1
Hoorcollege 1 – Hoofdstuk 1
Het begin van het begin
Alles begon met de Big Bang, 4,5 miljard jaar aarde ontstaan > 2,5 miljoen jaar geleden ontstond
de mens > 500.000 jaar geleden ontstaat homo sapiens (de mens die weet) > geeft aan dat de
breuk psychologisch is, want de mens WEET
Prehistorie
Wij zijn homo sapiens sapiens > de mens die weet wat hij weet > 200.000 jaar geleden
In deze periode ontdekt de mens de symbolische representatie, waarbij dingen aangeduid worden
met symbolen en relaties tussen dingen met relaties tussen symbolen: afbeeldingen, schrift,
getallen, taal
o Symbolische representaties kunnen daardoor complexe betekenisrelaties coderen
Is een mentaal wonder: mens is het enige dier dat complexe symbolische representaties
ontwikkeld heeft > met taal kan de mens deze representaties van het ene hoofd in het andere
hoofd krijgen. Daardoor worden ook gedeelde representaties mogelijk: ideeën kunnen verspreid
en over generaties heen bewaard worden. Hoogstwaarschijnlijk is dit de kiem van de stormachtige
culturele ontwikkeling van de afgelopen 3000 jaar
o Je kan bijv religie, geld, complexe sociale structuren en landbouw maken
Ontdekking van de landbouw
Sociale gevolgen: door de ontdekking van de landbouw kan de mens:
o Op één plek blijven en dus nederzettingen stichten
o Meer voedsel produceren dan nodig is om iedereen te voeden, waardoor niet iedereen
continu hoeft bezig te zijn met voedsel regelen
Zo ontstaat de mogelijkheid van een gemeenschap waarin verschillende mensen verschillende
rollen vervullen > bijv koning hoeft geen eten meer te zoeken, daarna priester etc etc, nu wij ook
geen eten meer zoeken. Er ontstaat zo een hiërarchie, waarin een elite tijd heeft voor andere
dingen dan voedsel produceren
Geboorte van de Westerse filosofie
Komt uit Griekenland, men stuit op kernvragen in de filosofie:
o Hoe zit de wereld in elkaar (ontologie)
o Hoe weten we wat waar is (epistemologie)
o Wat maakt sommige dingen mooi en andere lelijk (esthetiek)
o Wat maakt sommige daden goed en andere slecht (ethiek)
Eerste filosofen heten de presokratische filosofen
Heraclitus (535-475 v.Chr)
“De duistere” > betwijfelt of er wel iets is dat ooit hetzelfde blijft
o “Men stapt nooit twee keer in dezelfde rivier”
o De enige constante is verandering > alles is altijd in flux
o Dit principe staat bekend als Panta Rhei (alles stroomt)
Vooruit in de tijd: sinds Heraclitus is duidelijk dat veel moderne wetenschap juist berust op
invariantie-principes, bijv alle elektronen zijn uitwisselbaar > hij heeft ongelijk gekregen
o Aan de andere kant: zijn er ook psychologische invarianties? Bijv heb ik wel eens twee keer
hetzelfde gedacht > gedachte is neuronen in je brein die iets doen, als je dan twee keer
hetzelfde denkt is dat nooit helemaal in precies dezelfde conditie
o Zijn mensen uitwisselbaar of zijn we uniek?
o Welke processen zijn universeel?
Phyrro (360-370 v.Chr)
Articuleert het scepticisme: houdt vol dat men nooit iets zeker kan weten
Dit is interessant om drie redenen:
o Het komt voort uit een (destijds nieuwe) vraag naar rechtvaardiging van kennisclaims
1
, o Als je probeert de positie te argumenteren dan betrek je snel een intern inconsistente
stelling (ik weet zeker dat ik niets zeker weet”)
o Je moet ertoe verhouden, niet alleen als filosoof of wetenschapper, maar ook als mens
o Hoe rechtvaardigen wij dat we iets weten? Komt van Grieken en sceptici af (bijv hoe is de
wereld ontstaan)
Vooruit in de tijd: in plekken met weinig vrijheid is er weinig ruimte voor de wetenschap > de
vrijheid om alles ter discussie te stellen is een wetenschappelijke kernwaarde geworden. Dit is in
de huidige tijd spannend, omdat allerlei dictatoriale regimes (China, Singapore etc) heftig aan het
proberen zijn mee te draaien in de wetenschap > kan dat lukken?
o In hoeverre is wetenschap verstrengeld met vrijheid? Kan je echte wetenschap hebben in
een dictatuur?
Rationalisme en empirisme
Plato wijst naar omhoog naar de ideeënwereld, Aristoteles wijst naar beneden omdat hij
observeert (in de aardse wereld)
Rationalisme: kennis is afkomstig van de ratio, de rede (Plato)
Empirisme: kennis is afkomstig van de zintuiglijke ervaring (Aristoteles)
Deze twee posities zijn een terugkerend thema in geschiedenis van de psychologie en filosofie
Plato: oerrationalist
Centrale stelling: kennis komt (ten minste deels) voort uit de ratio (het verstand). Kennis berust
dus maar ten dele op de waarneming. Plato beweert bovendien dat de echt belangrijke kennis
(over het goede, het ware, en het schone) niet uit de waarneming komt
Geassocieerde stelling: er bestaat aangeboren kennis (nativisme)
Hij was geïnteresseerd in wiskunde > Plato’s rationalisme: bijv je ziet een cirkel, hoe weet je dat
het een cirkel is? > geen empirisch bewijs
o Echte kennis kan niet tot stand komen door waarneming; wij zien immers slechts imperfecte
vormen (bijv getekende cirkels). Toch kunnen we perfecte vormen ‘zien’ in onze geest (bijv
perfecte cirkel)
o Als dat idee van een cirkel niet uit de waarneming komt, waar komt hij dan vandaan?
o Stukje voorlezen uit boek Plato: kennis zit er al in, reïncarnatie? Zag Plato als enige
mogelijkheid
Antwoord op waar komt idee van een cirkel vandaan: wij ‘herinneren’ ons onze ideeën uit onze
goddelijke oorsprong. Onze geest is voortgekomen uit de ideeënhemel waar de perfecte vormen
zijn. Plato geloofde in reïncarnatie, en verklaarde zo onze kennis van perfecte vormen
o Voor echte kennis moet je dus niet tot de empirie wenden > je moet je herinneren wat je al
weet
o Observeren is dus een slecht idee, je moet niet naar buiten kijken, maar naar binnen kijken
> je kan niet genoeg uit empirie halen voor kennis
Vooruit in de tijd: dit nativisme is nog altijd actueel. Psychologisch onderzoek suggereert dat zeer
jonge kinderen al causaal kunnen redeneren en dat baby’s verbaasd zijn als de natuurwetten
worden geschonden (bijv omdat iets omhoog valt). Bovendien is het taalvermogen volgens velen
aangeboren (hierbij Skinners argument van observatie naar beneden gehaald)
o Het moderne nativisme wortelt echter niet in reïncarnatie, maar in de evolutie van het brein
(evolutie is dus eigenlijk de ideeënhemel)
o Nativisme: het zit er al in bij de geboorte
Aristoteles & empirisme:
Centrale stelling: de bron van kennis ligt in de waarneming
Dit is nu de common sense opvatting: als je wilt weten hoe iets zit, moet je observeren
Geassocieerde stelling: als alle kennis uit de ervaring via de waarneming voortkomt, is er ook
geen aangeboren kennis. Empiristen zijn dus meestal geen nativisten (of zo min mogelijk)
Oerempirist: Aristoteles > wordt meestal gezien als de stamvader van het empirisme. Dit komt
vooral omdat hij de eerste was die systematisch nadacht over de vraag hoe je uit observaties
kennis af moet leiden en daar veel waarde aan hechtte. Hij bracht dit ook zelf in de praktijk en was
daarmee in feite de eerste wetenschapper > werd in de middeleeuwen door moslimgeleerden ‘de
eerste leraar’ genoemd
Het peripatetisch principe en de tabula rasa
2
, o Aristoteles gaf in zijn Lyceum al wandelend les: peripateo in het Grieks
o Vandaar dat Thomas van Aquino het empiristische principe het peripatetisch principe
noemde: “niets is in het intellect dat zich niet eerst in de zintuigen bevond”
o Deze stelling is later wel bekend geworden als de tabula rasa theorie: de mens is bij
geboorte een onbeschreven blad
Vooruit in de tijd: dit idee is nog niet gedateerd > tabula rasa komt vaak terug: John Locke werd er
beroemd mee & John Watson baseerde zijn behaviorisme hierop
Aristoteles’ beeld van kennis: waarop is kennis gebaseerd?
o Zintuiglijke waarneming: perceptie (bijv het kunnen zien van zwanen)
o Inductie: het afleiden van algemene wetten uit specifieke gevallen (bijv alle tot nu
waargenomen zwanen zijn wit, ergo alle zwanen zijn wit)
o Logica: het combineren van wetmatigheden op een manier die waarheidsbehoudend is, dus
die ware conclusies geeft als de premissen waar zijn (bijv alle zwanen zijn wit + Cygnus is
een zwaan = Cygnus is wit)
Aristoteles wilde weten hoe de natuurlijke wereld in elkaar stak en observeerde veel, maar hij
maakte een grote fout: hij deed geen experimenten! Want door dingen te manipuleren ging men
tegen de natuur der dingen in en leerde men dus ook niets over die natuur: er ontbreekt dus nog
een puzzelstukje aan Aristoteles’ visie op kennisverwerving
Hij is de uitvinder van de psychologie: Aristoteles is de eerste die vragen stelt zoals waar komen
dromen vandaan, waarom slapen mensen, hoe werkt het geheugen? Hij articuleert het eerste
associatieve geheugenmodel (priming) > bijv als je aan wit denkt, ook aan melk etc > je beweegt
van het ene punt naar het model naar het andere en je kan twee kanten op > principe what wires
together fires together > soort basisprincipes van het neurale netwerk
Empirisme, rationalisme, of allebei?
Het kenvermogen (observeren en redeneren) ziet Aristoteles wel als een ‘natuurlijke’ eigenschap
van de menselijke ziel. Aristoteles gelooft echter niet dat kennis zelf uit de ratio ontspringt. Plato
wilde ook best toegeven dat onze kennis van bijv schelpdieren op observatie berust. Maar echte
kennis (over het goede, ware, schone) komt bij Plato uit de ratio; die bevat vanaf de geboorte
echte kennis. Zuiver empirisme en zuiver rationalisme zijn dus eigenlijk uitienden van een
continuüm
o Psychologie zit aan het uiteinde van het empirisme
Hoorcollege 2 – Hoofdstuk 2
De Romeinen
Goed in oorlog voeren, bruggen bouwen, maar verder niet veel filosofie (vergeleken met de
Grieken). Wetenschappelijke revolutie niet bij Romeinen plaatsgevonden.
o Bijdragen: populaire stromingen hebben wel een sterke psychologisch-praktische
component:
Stoa: het is het beste je gevoel te minimaliseren
Epicurisme: het is het beste zo evenwichtig mogelijk te leven > nu wordt het ook wel
resilience genoemd
Middeleeuwen: het wereldbeeld verschilt van het beeld dat wij nu hebben
Romeinen bekeren tot het Christendom: neemt cultuur over
Kerkelijk dogma is letterlijk waar:
o De aarde is 6000 jaar oud
o De mens is geen dier
o Zon draait om de aarde
o Hemel en hel zijn reëel (memento mori! > gedenk de doden)
Denken gebeurt niet in de hersenen maar in de onstoffelijke geest
De oude Grieken wisten alles, met Aristoteles en de Bijbel heb je vrijwel alle kennis in handen >
de taak van de geleerde is daarom niet het genereren maar het bewaren van kennis
Het einde der tijden is nabij (Newton: 2060) > dit geloofde iedereen
Kennis is dus af, intellectuele hoogtepunt is al bereikt, en de horizon is beperkt > mensen dachten
heel anders dan wij nu
De Pest brak uit > behoorlijk wat ellende, begin van het einde is begonnen
3