SAMENVATTING FAMILIE EN GEZIN
HOORCOLLEGE 1
Beschrijven: wat is de invloed van huiselijk geweld en kindermishandeling op de ontwikkeling van kinderen? Verschilt
opvoedgedrag tussen gezinnen met vaders, moeders, of een vader en een moeder?
Begrijpen: hoe beïnvloeden broers en zussen elkaars ontwikkeling? Waarom beïnvloedt cultuur sommige aspecten van de
opvoeding wel en andere niet?
Optimaliseren: kunnen we kindermishandeling voorkomen? (college 8) Welke opvoedingsvaardigheden van ouders kunnen we
veranderen om gedragsproblemen bij kinderen te verminderen?
Vier thema’s
1. Inleiding in de gezinspedagogiek
2. Diversiteit
3. Complexiteit van gezinsinteracties
4. Opvoeding ondersteunen
Vier domeinen van de opvoeding van baby’s
1. Verzorgende opvoeding: in fysieke behoeften voorzien (eten, slapen, hygiëne)
2. Sociale opvoeding: interpersoonlijk gedrag bevorderen en begeleiden (herkennen en reguleren van de emoties van je
kind, het vormen van hechtingsrelaties)
3. Didactische opvoeding: stimulatie om de wereld te leren begrijpen (voorlezen, allerlei stimuli waarmee het kind leert de
wereld te begrijpen)
4. Materiele opvoeding: fysieke uitdaging en begeleiding) (motorische verwerking, sensorische ontwikkeling, hand-oog
coördinatie)
→ Kerntaak: sensitiviteit = het vermogen van ouders om signalen van het kind waar te nemen, juist te interpreteren en er correct
op te reageren.
Visuele weergave van de behoeften van het kind en de rol die ouders
hierin spelen. Roze handjes geven de ouder weer. Twee taken: veilige
haven en veilige basis zijn. Bij sensitiviteit denken we vaak aan het
onderste deel van de cirkel (veilige haven om naar terug te keren). Het
gaat er ook juist om dat de ouder een veilige basis is waar vanuit het
kind kan ontdekken.
Eén van de taken van de ouder is om een goede balans te vinden,
tussen de veilige basis en de veilige haven.
Waarom is sensitiviteit zo belangrijk? Sensitiviteit van de ouder voorspelt de gehechtheid van het kind. Daarom is het belangrijk
dat een ouder sensitief kan reageren. Helpt het kind om een beeld te vormen van hoe de sociale wereld eruit ziet.
Eerste tekenen van gehechtheid
• Vanaf 8-9 maanden: want vanaf 9 maanden kan er in theorie een nieuw kindje zijn. Vanuit de evolutionaire theorie wordt
gedacht dat de gehechtheid dan zichtbaar wordt, omdat het voor het kindje dan nuttig is om erg gehecht te zijn aan je
ouder.
• Angst voor vreemden: vanaf 8 maanden
Onderzoek Mcelwain en Booth-LaForce:
• Hypothese: ouderlijke sensitiviteit is vooral belangrijk als baby's stress ervaren.
• De resultaten gaven aan dat een grotere gevoeligheid van de moeder voor angst na 6 maanden (maar niet na 15
maanden) geassocieerd was met een grotere kans op een veilige hechting tussen baby en moeder.
, • Het bescherming gerelateerde gedrag van moeders tijdens het eerste levensjaar, wanneer het kind bijzonder kwetsbaar
is, kan relevant zijn voor het bevorderen van latere veiligheid.
• Een moeilijk temperament van het kind was niet gerelateerd aan de mate van gevoeligheid van de moeder en kwam niet
naar voren als significante voorspeller van gehechtheid.
Hoe zien verschillen in gehechtheid eruit tussen kinderen?
Je kunt gehechtheid meten door te kijken welke reactie kinderen hebben op kinderen. Hiervoor wordt van 12 tot 24 maanden vaak
de strange situation procedure gebruikt. Hierna is hij niet meer zo nuttig, omdat kinderen dan meer vaardigheden hebben en meer
manieren om zichzelf te reguleren. Het kind speelt in een kamer met twee mensen (moeder een vreemde). Op een gegeven
moment loopt de moeder weg en de vreemde persoon blijft in de kamer met het kindje. Er zijn verschillende momenten waarin het
kindje met de moeder gescheiden is en de reacties worden geobserveerd.
• Wanneer het kindje met de moeder is, ga je kijken of het kind gaat ontdekken.
• Als de moeder de kamer verlaat, kijk je of het kindje heel overstuur is.
➢ Gedrag van het kind tijdens de aanwezigheid van de moeder.
- Bij veilige hechting: kalm en ruimte ontdekken.
➢ Reactie van het kind als reactie op afwezigheid van de moeder.
- Bij veilige hechting: overstuur, huilen, klampt vast aan de moeder.
➢ Reactie van het kind als reactie op terugkeer van de moeder.
- Bij veilige hechting: kindje zoekt troost op, maar laat zich snel troosten.
Waar let je dus op?
• Dichtheid en contact zoeken
• Contact houden met de ouder
• Vermijden van contact
• Weerstand bij contact of troost
• Ontdekgedrag van het kind
Gehechtheidsstijlen
Veilig (65%): deze hechting vindt plaats wanneer het kindje kan vertrouwen op de zorgfiguren en wanneer de zorgfiguren
nabijheid, bescherming en emotionele steun bieden aan het kindje.
• Ouder: sensitief, responsief, consistent
• Kind: exploratief, verdriet bij weggaan van de ouder, troost bij terugkeer van de ouder
Onveilig-vermijdend (20%): bij deze hechtingsstijl stelt het kind zich zeer vermijdend op t.o.v. de zorgfiguur. Het kindje is vroegtijdig
zelfstandig.
• Ouder: afstandelijk, weinig betrokken
• Kind: weinig exploratief, emotioneel afstandelijk bij het weggaan en de terugkeer van de ouder.
Onveilig-ambivalent (10%): deze hechting komt voor bij kinderen die separatieangst ervaren.
• Ouder: inconsistent, soms sensitief, soms afstandelijk.
• Kind: weinig exploratief, overstuur bij het weggaan van de ouder, combinatie van angst, onzekerheid en boos bij de
terugkeer.
Onveilig-gedesorganiseerd (5%): bij deze kinderen is er sprake van afwisselende kenmerken van de bovenstaande
hechtingsstijlen. Soms zoekt het kindje toenadering bij de ouder, maar levert dit zowel stress als angst op.
• Ouder: extreem inconsistent, beangstigend, intrusief of passief.
• Kind: zeer passief of juist erg boos.
Waarom is gehechtheid belangrijk voor je ontwikkeling?
Gehechtheid heeft invloed op je interne werkmodel = gedachten en overtuigingen gebaseerd op eerdere ervaringen. Je interne
werkmodel gaat over jezelf, anderen en de relatie tussen jezelf en anderen. Deze dingen beïnvloeden je verwachtingen, acties en
reacties in sociale situaties → als je op vroege leeftijd leert dat je ouders er niet voor je zijn, verwacht je dit later ook van je
partner/vrienden.
Interne werkmodellen worden dus vormgegeven door je gehechtheidsstijl
• Veilig gehecht: geloof en vertrouwen in dat in je behoeften zal worden voorzien.
• Onveilig vermijdend: (onbewust) geloof dat niet in je behoeften zal worden voorzien.
• Onveilig ambivalent: er niet vanuit kunnen gaan dat in je behoeften zal worden voorzien.
• Onveilig gedesorganiseerd: verward en zonder strategie over of in je behoeften zal worden voorzien.
,Over de tijd zijn gehechtheidsstijlen redelijk stabiel.
• Bij 70-80% verandert deze niet over de tijd.
• Stabiliteit wordt doorgaans versterkt door vrienden- en partnerkeuze, omdat je vaak mensen met dezelfde hechting zoekt.
• Je zit niet vast aan je hechtingsstijl, het kan ook veranderen door je partner/vrienden, maar gebeurt weinig.
• Classificatie kan veranderen door vrienden- en partnerkeuze.
Typologie van Baumrind
Permissief (veel warmte, weinig controle)
Autoritair (weinig warmte, veel controle)
Autoritatief (veel warmte, veel controle) → beste
Verwaarlozend (weinig warmte, weinig controle)
Kindertijd
Warmte
• Affectie
• Waardering
• Positieve emotie (lachen, humor)
Controle
(1) Gedragscontrole (wel goed)
• Grenzen stellen
• Consequenties verbinden aan overtredingen
• Supervisie, monitoring
(2) Psychologische controle (niet goed)
• Macht uitoefenen
• Inmenging in de psyche van het kind (schuld, schaamte)
➢ Condities stellen voor liefde
➢ Dit is niet goed voor de intrinsieke motivatie
Zelfdeterminatietheorie
De zelfdeterminatie theorie maakt onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie.
• Intrinsieke motivatie: motivatie die van binnenuit komt, de leerling is gemotiveerd om iets te leren waarin hij/zij zelf
geïnteresseerd is.
• Extrinsieke motivatie: externe prikkels zorgen ervoor dat de leerling gemotiveerd is, zoals een beloning in de vorm van
een hoog cijfer.
➢ Intrinsieke motivatie zorgt vaak voor betere leerresultaten.
Intrinsieke motivatie kan verhoogd worden als er wordt ingespeeld op drie psychologische basisbehoeften:
• Autonomie: de leerling heeft de vrijheid om een activiteit naar eigen inzicht te kunnen uitvoeren en heeft invloed op wat
hij/zij doet.
• Gevoel van competentie: het vertrouwen dat de leerling moet hebben in zijn/haar eigen kunnen.
• Verbondenheid: de verbondenheid met de omgeving, ofwel vertrouwen hebben in anderen + een positief klimaat in de
klas; leerlingen moeten zich vrij voelen om vragen te stellen en niet bang zijn om fouten te maken.
Adolescentie
In de adolescentie is er meer een shift van controle naar begeleiden in de keuzes. De onafhankelijkheid van het kind moet
gestimuleerd worden. Verder is het belangrijk om het gedrag te monitoren, zonder dat je daarin doorslaat. Bij monitoren gaat het
om parental awareness, watchfulness en superstition of adolescent activities. Dit is een belangrijke voorspeller van risicogedrag bij
adolescenten. Te veel is niet goed, maar te weinig ook niet.
, ➢ De uitingsvorm van warmte verandert: van fysieke nabijheid naar nabijheid in communicatie.
➢ Er ontstaat ook vaak meer conflict, maar in een goede relatie kun je erop vertrouwen dat daar ruimte voor is.
➢ Jongere adolescenten ervaren minder nabijheid en acceptatie dan oudere adolescenten. Dit herstelt vaak voor een
belangrijk deel in de latere adolescentie.
Communicatie verandert ook: vooral de kwaliteit van gesprekken
• Negativiteit en positiviteit: het belang van flexibiliteit, zowel negatieve als positieve communicatie is er.
Dus
• Babytijd: het belang van sensitiviteit
• Kindertijd: warmte en gedragscontrole
• Adolescentie: relatiekwaliteit, communicatie en monitoring
Gezinspedagogiek als academische discipline
Een empirisch-analytische benadering
• Empirie: te verifiëren met observatie of ervaring, in plaats van theorie, visie of logica.
• Analytisch: kritisch en rationeel naar eigen resultaten kijken.
• Herhaalbaar en controleerbaar.
• Pedagogische mythes vermijden en doorbreken.
Hoe ontstaan pedagogische mythes?
Onder andere door:
• Doorgegeven “volkswijsheden”
• Verlangen naar snelle antwoorden en makkelijke oplossingen
• Selectieve perceptie en herinnering
• Blootstelling aan een selectieve (“biased”) groep mensen
• Causaliteit afleiden uit correlatie
Pedagogische mythe: “complimenten zijn altijd goed”.
• De inhoud van een compliment maakt uit.
• Een manier om een onderzoek op te zetten: twee soorten complimenten geven en kijken welk effect dit heeft.
➢ Je bent vast heel slim → kiest voor de makkelijke IQ test, omdat ze je niet teleur willen stellen door te falen.
➢ Je werkt vast heel hard → kiest voor de moeilijke IQ test, omdat het gaat om het proces.
Meer psychologische mythes
• Klinische intuïtie leidt tot goede besluitvorming
• Kinderen gedragen zich vooral goed omdat jij ze goed hebt opgevoed
• Kinderen die dezelfde opvoeding krijgen ontwikkelen zich hetzelfde
• Hoe gelukkig jongeren zijn, wordt vooral bepaald door wat ze meemaken
• Of je een oudste, middelste, jongste of enig kind bent, vormt je persoonlijkheid
Volgens de typologie van Baumrind kunnen vier typen opvoedstijlen worden onderscheiden. Welke typen zijn dit?
Bij welke gehechtheidstijl laten kinderen veel exploratiegedrag zien?
A. Veilig gehecht*
B. Onveilig—vermijdend gehecht
C. Onveilig—ambivalent gehecht
Wat voor soort controle is ouderlijke supervisie?
A. Gedragscontrole*
B. Psychologische controle
C. Geen van beide
Wat zijn volgens de zelfdeterminatietheorie (artikel Joussemet, Landry, & Koestner, 2008) aangeboren psychologische
basisbehoeften?
A. Sensitiviteit en aanmoediging van exploratiegedrag
B. Gevoelens van verbondenheid, competentie en autonomie*
C. Een goede balans tussen warmte en controle
,HOORCOLLEGE 2: VADERS EN COPARENTING
Gender similarity hypothesis: stelt dat er verschillen tussen vrouwen en mannen zijn, maar dat deze doorgaans niet zo groot
zijn, behalve op een handjevol gebieden zoals fysieke agressie en 3D-rotatievaardigheden.
In Japan brengen vaders weinig tijd met hun kinderen door. Ze krijgen wel lang verlof, maar maar 2% neemt dit ook echt op. In
Zweden krijgen vaders lang verlof en nemen zij dit ook echt. De vaders zijn erg betrokken.
→ Betrokkenheid en de rol van de vader is dus erg afhankelijk van de cultuur.
Afhankelijk van
(1) Culturele en maatschappelijke context zijn beide van invloed op de rol van de vader in de opvoeding
• In Nederland zie je de cultuur dat wij denken dat moeders beter voor hun kind kunnen zorgen.
• Maatschappelijke context: bijvoorbeeld hoeveel vaderschapsverlof de vader krijgt.
(2) Historische achtergrond
In Nederland werd de vader gezien als een kostwinner, en iemand die het kind normen en waarden bijbrengt.
• 1930-1940: sekse-rolmodel, leren hoe je mannelijk moet zijn aan zijn zoon.
• 1940-1950: afwezigheid vader tijdens en vlak na WOII (onderzoek naar vader die wel/niet afwezig is, dichotoom)
• 1950-1970: vader werd vooral gezien als ondersteuner van moeder, bijvoorbeeld door voldoende geld in te brengen.
• 1970+: vaders werden ook gezien als opvoeder
• 1980+: opvoedingsboeken voor vader (vaders werden gezien als onwetend), onderzoekers raakten steeds meer
geïnteresseerd in de effecten van variaties in de betrokkenheid van vaders.
• 1990: via overheidscampagnes werd een beroep gedaan op een grotere betrokkenheid van de vader.
• Nu: vader wordt meer gezien als iemand die ook kan opvoeden, belangrijk is voor de ontwikkeling van het kind, bekwame
ouder. Onderzoek richt zich nu ook meer op kwaliteit van de interacties tussen vader en kinderen in plaats van vooral op
kwantiteit.
(3) SES: arme vader heeft niet dezelfde mogelijkheden dan een rijke vader. Hetzelfde geldt voor het opleidingsniveau.
(4) Relaties tussen de gezinsleden
(5) Leeftijd van het kind: theorie → vaders hebben een andere rol in de babytijd dan in de adolescentie.
Verschillende rollen van vaders in de opvoeding
• Kostwinner
• Beschermer
• Morele gids
• Leraar, kennis overdracht
• Verzorger
• Speelmaatje
Verschillende factoren die van invloed zijn op de
vader en de opvoeding van de vader.
, Inzoomen op opvoedingsgedrag
• Kwantiteit: hoeveel tijd brengt hij met zijn kind door? (involvement)
• Kwaliteit
- Kunnen vaders hetzelfde opvoedingsgedrag vertonen als moeders?
- Vertonen vaders hetzelfde soort opvoedingsgedrag als moeders?
- Vertonen vaders dezelfde mate van bepaald opvoedingsgedrag als moeders?
- Heeft het opvoedingsgedrag van vaders dezelfde invloed op de ontwikkeling van kinderen als dat van moeders?
(1) Cabrera, 2014 → debat
• Onderzoek 1: vaders en moeders zijn hetzelfde
• Onderzoek 2: vaders en moeders zijn verschillend
➢ Er is dus een constant debat bezig tussen onderzoekers.
➢ Conclusie Cabrera = vaders en moeders zijn complementair.
(2) Vaders en moeder: allebei uniek (VMAU)
• Onderzoek naar de opvoeding van vaders en moeders in Nederland
• 389 gezinnen met twee kinderen (1 en 3 jaar)
• Observaties van opvoedingsgedrag in een vrij spel situatie met speelgoed (8 minuten)
• Sensitiviteit en respect voor autonomie (= tegenovergestelde van intrusiveness)
(3) The Social Development of Children (SDC)
➢ Doel = de ontwikkeling van angst bestuderen.
• Hypothese: vaders hebben een andere opvoedingsrol dan moeders.
- Vaders: uitdagend opvoedingsgedrag: stimuleren tot risico’s nemen en het vergroten van de autonomie.
- Moeders: beschermend en warm.
• Steun voor verschillen in de opvoeding → in alle culturen brengen moeders meer tijd met hun kind door in verzorgende
taken en alleen bij fysiek spel brengen vaders gemiddeld meer tijd met hun kind door dan moeders. Er is dus empirisch
bewijs dat fysiek spel typisch iets voor vaders is. Dit betekent niet dat moeders dit helemaal niet doen.
Vaders en moeders zijn niet verschillend
• Cabrera: meer overeenkomsten dan verschillen. Beide ouders kunnen hetzelfde en laten vaak hetzelfde zien:
- Exploratie tijdens spel
- Praten langzaam en gebruiken kortere zinnen wanneer ze tegen kinderen praten
- Sensitief
- Passen hun gedrag aan aan het ontwikkelingsniveau van het kind
- Affectie
- Stimuleren
- Het kind dingen leren
- Kinderen profiteren van de steun van de ouder, ongeacht of dit de vader of moeder is. Het gaat erom dat het
frequent en van goede kwaliteit is.
• VMAU: beiden scoren relatief hoog op sensitiviteit en respect voor de autonomie.
• SDC: geen verschillen in uitdagend gedrag op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar.
Vaders en moeders zijn verschillend
• Cabrera
- Vaders meer fysiek spel
- Vader stimuleren meer om risico’s te nemen
- Vaders zijn minder sensitief
- De relatie tussen vader en kind zou sterkere effecten kunnen hebben op bepaalde aspecten van de kinderlijke
ontwikkeling dan de relatie tussen moeder en kind
• VMAU: moeders scoren hoger op sensitiviteit en hoger op respect voor de autonomie.
• SDC: vaders scoren vanaf 2,5 jaar hoger op uitdagend gedrag wat betreft de fysieke componenten, meer stoeien vanaf 1
jaar, meer opdringerig, minder warm, minder responsief en minder voorzichtig.
• Meta-analyse 2022: vaders zijn minder sensitief dan moeders, het verschil wordt wel steeds kleiner. Niet significant in
Europa → vader ziet zijn kind minder vaak, heeft dus minder ervaring en is dus minder goed in het opvangen van de
signalen.
• Systematische review 2022: moeders zijn meer accepterend, responsief, steunend, hogere gedragscontrole, meer
veeleisend en hoger op respect voor autonomie. Moeders zijn meer autoritatief, vaders meer autoritair.