Samenvatting Recht – Praktisch Bedrijfsrecht – 3e druk
Planning:
College- Onderwerp Bestuderen Maken voorafgaand Activiteiten in het werkcollege
week voorafgaand aan het aan het werkcollege
hoorcollege
1 Strategisch Management Hfd 1 boek PBR Studie-eindvragen hfd 1 Oefenen met oplossen eenvoudige
Rechtsvormen juridische vraagstukken m.b.t.
(ondernemingsrecht) rechtsvormen
2 Strategisch Management/ Hfd 8 boek PBR Studie-eindvragen hfd 8 Oefenen met oplossen eenvoudige
Commercieel Management boek PBR juridische vraagstukken m.b.t.
Bescherming consument en kartelvorming, misbruik economische
concurrent (mededingingsrecht, machtspositie, oneerlijke
recht mbt oneerlijke handelspraktijken en reclame.
handelspraktijk en
reclamerecht)
3 Operations Management/ Hfd 9 boek PBR Studie-eindvragen hfd 9 Oefenen met oplossen eenvoudige
Commercieel Management boek PBR juridische vraagstukken m.b.t.
Intellectuele eigendom intellectuele eigendom
(intellectueel eigendomsrecht)
4 Operations Management/ Hfd 3 en 4 boek PBR en Studie-eindvragen hfd 3 Oefenen met oplossen eenvoudige
Commercieel Management en 4 boek PBR juridische vraagstukken m.b.t.
Overeenkomst (herhaling uit (koop)overeenkomsten, de
jaar 1) eigendomsoverdracht, conformiteit
(contractenrecht) en algemene voorwaarden
Koopovereenkomst
(contractenrecht en
goederenrecht)
Algemene voorwaarden
5 Personeelsmanagement Hfd 7 boek PBR Studie-eindvragen hfd 7 Oefenen met oplossen eenvoudige
Personeel boek PBR juridische vraagstukken m.b.t.
(arbeidsrecht) arbeidsrecht.
6 Operations Management Hfd 5 en 6 boek PBR Studie-eindvragen hfd 5 Oefenen met oplossen eenvoudige
Onrechtmatige daad en 6 boek PBR juridische vraagstukken m.b.t.
(aansprakelijkheidsrecht) onrechtmatige daad,
Productaansprakelijkheid risicoaansprakelijkheid en
(aansprakelijkheidsrecht) productaansprakelijkheid
7 Financieel Management Hfd 10 boek PBR Studie-eindvragen hfd Oefenen met oplossen eenvoudige
Faillissement 10 boek PBR juridische vraagstukken m.b.t.
(faillissement- en verhaalsrecht) insolventie en verhaalsrecht.
7 Responsiecollege
Behandeling vragen n.a.v. proefentamen en tentamenstof
1
,8 Tentamenvoorbereiding en tentamen
NB: PBR = Boek Praktisch Bedrijfsrecht
Leeruitkomsten:
Collegeweek 1
1. Je kunt de basisregels van het ondernemingsrecht benoemen en uitleggen en eenvoudige en
gestructureerde juridische casus met behulp van deze basisregels oplossen.
Collegeweek 2
2. Je kunt de basisregels van het mededingingsrecht, het reclamerecht en het recht met betrekking
tot oneerlijke handelspraktijken benoemen en uitleggen en eenvoudige en gestructureerde
juridische casus met behulp van deze basisregels oplossen.
Collegeweek 3
3. Je kunt de basisregels van het intellectuele eigendomsrecht benoemen en uitleggen en
eenvoudige en gestructureerde juridische casus met behulp van deze basisregels oplossen.
Collegeweek 4
4. Je kunt de basisregels met betrekking tot de koopovereenkomst en de eigendomsoverdracht
benoemen en uitleggen en eenvoudige en gestructureerde juridische casus met behulp van deze
basisregels oplossen.
5. Ook kun je de basisregels met betrekking tot de Algemene Voorwaarden benoemen en uitleggen
en eenvoudige en gestructureerde juridische casus met behulp van deze basisregels oplossen.
Collegeweek 5
6. Je kunt de basisregels van het arbeidsrecht benoemen en uitleggen en eenvoudige en
gestructureerde juridische casus met behulp van deze basisregels oplossen.
Collegeweek 6
7. Je kunt de basisregels van het aansprakelijkheidsrecht voor wat betref onrechtmatige daad
benoemen en uitleggen en eenvoudige en gestructureerde juridische casus met behulp van deze
basisregels oplossen.
8. Je kunt de basisregels van het aansprakelijkheidsrecht voor wat betref productaansprakelijkheid
benoemen en uitleggen en eenvoudige en gestructureerde juridische casus met behulp van deze
basisregels oplossen.
Collegeweek 7
2
,9. Je kunt de basisregels van het faillissement- en verhaalsrecht benoemen en uitleggen en
eenvoudige en gestructureerde juridische casus met behulp van deze basisregels oplossen.
3
, Hoofdstuk 1 Rechtsvormen
Een van de eerste dingen waar een ondernemer bij de start van zijn bedrijf aan moet denken, is de
vorm waarin hij of zij het bedrijf wil gaan voeren. Zowel belastingtechnisch als juridisch van belang.
Onderneming = duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, waarmee wordt beoogd door deel-
neming aan het maatschappelijk verkeer winst te behalen. Winst moet objectief te verwachten zijn.
1.1 Ondernemingsrecht
Een ondernemer heef de keuze uit een aantal rechtsvormen, de juridische entiteit. Het
ondernemingsrecht geef regels omtrent de verschillende rechtsvormen. Voordat iemand aan de
uiteindelijke rechtsvorm toekomt, is de vraag of het een onderneming met of zonder rechts-
persoonlijkheid zal zijn:
- Een rechtspersoon (art. 2:3 BW) is een zelfstandig juridisch orgaan en kan, net als een
natuurlijk persoon, verplichtingen aangaan (art. 2:5 BW), zoals overeenkomsten sluiten.
- Handelt een klant daarentegen met een ondernemer die niet voor rechtspersoonlijkheid
heef gekozen, dan zijn de verplichtingen niet door het bedrijf aangegaan, maar door de
ondernemer(s) zelf. Ondernemer en onderneming worden gezien als één geheel.
Privébezitngen van de ondernemer kunnen aangesproken worden in geval van wanbetaling.
1.2 Eenmanszaak (geen rechtspersoonlijkheid)
De eenmanszaak kent één eigenaar, dus één verantwoordelijk persoon. Wel kan het
ondergeschikten (bijv. in loondienst) kennen. De ondernemer sluit zelf alle overeenkomsten, gaat
schulden aan en loopt alle risico’s (want geen rechtspersoonlijkheid). Er is geen scheiding tussen
privévermogen en het ondernemingsvermogen. De eenmanszaak is hetzelfde als de ondernemer.
2/3e van alle bedrijven is een eenmanszaak. Ondanks de risico’s dus een aantrekkelijke vorm om een
bedrijf te voeren. Opstartvereisten zijn minimaal, dat kan al slechts met een naam en KvK-registratie,
art. 5 sub b Hregw). Overdragen van een eenmanszaak is echter niet eenvoudig.
1.3 Personenvennootschappen (geen rechtspersoonlijkheid art. 2:3 BW)
De drie mogelijke vormen van personenvennootschappen kennen algemene kenmerken:
overeenkomst, gericht op samenwerking, gemeenschappelijk doel om voordeel of winst te behalen,
inbreng en het kent geen rechtspersoonlijkheid.
Maatschap = art. 7A:1655 BW. Het is een overeenkomst (geschreven, dan wel
ongeschreven) tussen twee of meer personen om te gaan samenwerken.
o Maten spreken af om iets in ‘gemeenschap te brengen’, iets waar de andere maten
ook iets aan hebben: geld, inventaris, pand, auto of arbeid (art. 7A:1662 BW).
o Geen sprake van een afgescheiden vermogen, onderdeel van het privévermogen
van iedere maat afzonderlijk.
o Winstverdeling wordt bepaald in de overeenkomst, of naar de hoogte van
inbreng/evenredigheid (zie art. 7A:1670 lid 1 en lid 2 BW).
o Beroepsmatig: alleen oprichting indien een vrij beroep wordt uitgeoefend, een
beroep waar een specifeke kennis en kundigheid voor nodig is (advocaat, fysio).
o Betrokken maten blijven zelfstandig ondernemer, maar door de samenwerking
hopen ze hogere winsten of lagere kosten te kunnen realiseren.
o De maat die een verplichting aangaat, is daar zelf (fnancieel en juridisch)
verantwoordelijk voor (art. 7A:1679 BW). Alle maten zijn aansprakelijk voor gelijke
delen. Uitzonderingen:
Als de handeling een beheersdaad (handeling die behoort tot de normale
activiteiten) is, achteraf bekrachtigd wordt, vooraf een volmacht is gegeven of
4