Het palet van de psychologie
Hoofdstuk 2 Psychoanalyse
2.1 Typering van de psychoanalyse
2.1.1 De basisuitgangspunten
Wanneer men spreekt over de psychoanalyse, dan kan het zowel gaan over een theorie over
het functioneren van mensen als over een hulpverleningspraktijk. De psychoanalytische
theorie wordt ook wel psychodynamische theorie genoemd niet ontstaan in laboratoria
tijdens experimenten met dieren of mensen maar door het systematiseren van ervaringen die
werden opgedaan tijdens hulpverlening, psychotherapie, aan mensen.
Ervaringen uit de hulpverlening bepalen nog steeds de theorieontwikkeling in de
psychologie:
1. Subjectieve ervaringen van mensen.
2. Wij zijn lang niet altijd ons gedrag bewust aan het sturen.
3. Mensen hebben een onbewuste.
4. Conflictmodel veronderstelling dat het waarneembare gedrag van mensen hun
bewuste gedachten en dromen worden door zowel hun onbewuste wensen als door
het feit dat ze deze niet accepteren.
5. Al ons gedrag heeft betekenis.
6. Ervaringen vanuit het eerste levensjaren zijn in belangrijke mate dat de
persoonlijkheid van de volwassene bepalen.
2.1.2 Geschiedenis van de psychoanalyse
De psychoanalyse is verbonden met Sigmund Freud (1856-1939). Hij is de uitvinder van de
psychoanalyse en heeft zowel de theorievorming als de hulpverleningspraktijk gestimuleerd.
De psychologische theorie kan op twee manieren ontworpen worden:
1. Het verzamelen van feiten waarbij gezocht wordt naar gemeenschappelijke factoren
die feiten verklaren.
2. Ontwerpen van een theorie en daarna kijken of en zo ja hoe de feiten erin passen.
Als de feiten er niet in passen, wordt de theorie aangepast.
Freud koos deze laatste methode, welke nog steeds wordt toegepast bij de
theorieontwikkeling in de psychoanalyse. De feiten in de psychoanalyse zijn afkomstig uit de
hulpverleningspraktijk. Een theorie kan in de loop van de tijd veranderen. Deze werkwijze is
belangrijk om de psychoanalyse te begrijpen.
Het werk van Freud wordt op verschillende manieren geïnterpreteerd en dat komt onder
andere doordat het zo vaak veranderd is. Een tweede reden is dat zijn werk door twee
belangrijke wetenschapstheorieën beïnvloed werd: de natuurwetenschappelijke en de
romantische benadering.
1. Natuurwetenschappelijke benadering de biologische benadering stond centraal.
Freud was opgeleid tot neuroloog en werd beïnvloed door deze
wetenschapsopvatting. Psychische processen probeerde hij met fysiologische wetten
te verklaren. Hij zocht naar eenduidige oorzaken van gedrag mechanische
benadering.
2. Romantische benadering Freud werd door de romantische benadering beïnvloed
en gebruikte deze bij zijn theorieontwikkeling. Kenmerkend is de opvatting dat niet
zozeer het verstand (rationaliteit) het gedrag van mensen bepaalt, maar een irreële
wil. Freud probeerde de irreële wil te doorgronden en hij maakte daarbij gebruik van
de heersende opvattingen over het onbewuste. Hierbij bleek het mechanistische
denken ontoereikend. Gedrag bleek doelgericht te zijn. De psychoanalyse werd
vooral een uitlegkunde. Aan gedrag en dromen werd een betekenis toegekend
, waardoor ze begrijpelijk werden gemaakt. Hermeneutische methode die bij de
personalistische benadering gebruikt wordt.
Onder hypnose wordt de patiënt teruggevoerd naar oorzaken van haar hysterische
symptomen, die in haar onbewuste weggezakt zijn. Door zich deze oorzaken te herinneren,
te doorleen en met veel emotie onder woorden te brengen, vindt een afreageren van het
ingeklemde affect plaats. Dit hele proces wordt catharsis of zielsreiniging genoemd.
Hypnose heeft een symboolfunctie
Breuer en Freud beweerden dat reële traumatische gebeurtenissen de achtergrond
vormen van neurotische symptomen. De ervaring en herinnering aan gebeurtenissen
waren verwijderd uit het bewuste. Maar al snel nam Freud afstand van de hypnose door
het verschijnen van het boek de droomduiding (1900). Ervaringen die Freud opdeed bij zijn
patiënten bleken niet te verklaren met zijn theorie, en werd veranderd. Er waren twee
verschijnselen die Freud hiertoe dwongen:
1. Niet al zijn patiënten zijn gevoelig voor hypnose en niet iedereen bleek zijn trauma’s
te herinneren. Freud veronderstelde dat er een actief psychisch mechanisme
werkzaam was dat voorkwam dat de pijnlijke herinneringen aan de oppervlakte
kwamen. Weerstand.
2. Hij kwam tot de conclusie dat binnen het onbewuste geen goed onderscheid gemaakt
kon worden tussen fantasie en echte herinnering.
Hoe onbewuste innerlijke wensen aan de oppervlakte komen, ging Freud met zijn
droomtheorie verklaren. De theorie komt erop neer dat de droom inhoud die iemand zich
herinnert een vermomming is van onbewuste innerlijke wensen. Door middel van
droomanalyse probeerde Freud de onbewuste wensen van zijn patiënten te ontdekken. De
droomduiding markeerde een keerpunt in zijn denken.
Schoolvorming
De geschiedenis van de psychoanalyse vormt een aantal kenmerken van schoolvorming.
Eigen taalgebruik, een eigen organisatie en het zich afzetten tegen andere opvattingen.
Freud ontwikkelde een eigen begrippenapparaat waarmee hij het gedrag van mensen
beschreef. De psychoanalyse begon als een tegenbeweging waarbij de eigen theorie
centraal stond. Afwijkingen werden niet getolereerd. In de loop van de geschiedenis van de
psychoanalyse kwam het tot veel breuken met dissidente volgelingen.
Ondanks het koesteren van het eigen gelijk ontwikkelde de psychoanalyse zich verder en
werd van tegenbeweging een toonaangevende benadering.
2.1.3 Het mensbeeld in de psychoanalyse
Het pessimistische mensbeeld benadrukt dat mensen geen baas in eigen huis zijn en dat
driften ons leven besturen. Het optimistische mensbeeld benadrukt dat mensen zich bewust
kunnen worden van hun wensen en driften en zo hun leven in eigen hand kunnen nemen.
In het dagelijks leven gaan we ervan uit dat we zelf doelbewust richting geven aan ons leven.
De psychoanalyse zet hier een dik vraagteken achter. Hierin wordt benadrukt dat ons leven
mede door meerdere deels irrationele en onbewuste wensen bepaald wordt. Het
conflictmodel benadrukt dat het gedrag van mensen het resultaat is van een compromis
sluiten tussen wensen en verboden.
Freud veronderstelde twee aangeboren driften bij mensen: De levens- of seksualiteit drift de
doods- of agressiedrift.
Ons gedrag wordt bepaald door onze levensgeschiedenis. Het hier en nu is belangrijk
maar wordt gekleurd door de ervaringen die wij in onze kindertijd hebben opgedaan.
,Er mag geen duidelijk onderscheid tussen normaal en gestoord gedrag gemaakt kan
worden. Na een aantal mogelijke pessimistische interpretaties van het psychoanalytische
mensbeeld, nu een optimistische. De techniek van de psychoanalyse heeft de
bewustwording van de onderliggende oorzaken van gedrag tot doel. Het nastreven van
illusies of idealiseringen vervalst de realiteit. Bewustwording is belangrijk.
2.1.4 Indeling van de psychoanalyse
Een personalistisch mensbeeld staat voor zingeving. De psychoanalyse kent beide
mensbeelden. Vooral het vroege werk van Freud, uit de periode waarin hij onder invloed
stond van natuurwetenschappelijke benadering en zocht naar eenduidige oorzaken van
gedrag, is mechanistisch te noemen. In zijn latere werk staat de interpreterende methode
centraal en dat is een kenmerk van een personalistisch mensbeeld. De techniek van de
hulpverlening is te typeren als uitlegkunde en heeft bewustwording van de onderliggende
oorzaken van gedrag tot doel. De vroege psychoanalyse is als een bio psychische
benadering te typeren: aangeboren driften veroorzaken gedrag. De latere psychoanalytische
theorie gaat ervan uit van het bio psychosociale model, met dat het psychische niveau
centraal gesteld wordt. De biologische en omgevingsinvloeden op het gedrag van een
individu worden gefilterd door de subjectieve ervaringen die het heeft meegemaakt.
2.2 De klassieke theorie
De klassieke theorie gaat over de theorie van Freud. Hieronder vallen de volgende
theorieën:
1. Theorie over onbewuste mentale processen
2.Theorie over de ontwikkeling van een psychische structuur
3.Theorie over psychoseksuele ontwikkeling van kinderen
4.Theorie over zelfverdedigingsmechanismen
5. Praktijktheorie
2.2.1 Onbewuste mentale processen
Freud onderscheidt drie mentale niveaus: het bewuste (onze actuele gedachten en emoties),
het voorbewuste (kennis die niet direct in gedachten is maar toegankelijk is) en het
onbewuste (diep verborgen verlangens en herinneringen). Het onbewuste bevat vaak
angstaanjagende kinderlijke wensen en aangeboren levens- en doodsdriften. Binnen
psychoanalyse verwijst 'onbewust' niet naar automatische handelingen of fysiologische
processen. Met het begrip onbewuste wordt bedoeld: cognitieve, emotionele,
motivationele processen.
Freud stelt dat het onbewuste bestaat uit verborgen gedachten en verlangens die we niet
bewust zijn vanwege de angst die ze zouden oproepen. Het bestaan van het onbewuste is
indirect bewijsbaar door te kijken naar zogenaamd 'toevallig' gedrag, zoals dromen,
versprekingen en neurotische angsten, die volgens psychoanalyse voortkomen uit
onbewuste conflicten. Deze verschijnselen weerspiegelen compromissen tussen
diepgewortelde onbewuste wensen en de censuur van het bewuste en voorbewuste.
Fehlleistungen (letterlijk: verkeerde handelingen) maar ook neurotisch gedrag zoals
overdreven angst heeft volgens psychoanalytici een onbewust conflict als grondslag.
, Het primaire en secundaire proces
Freud beschrijft twee mentale processen: het primaire en secundaire proces. Het primaire
proces, geassocieerd met het onbewuste, draait om het vervullen van wensen, het
lustprincipe. Het is irrationeel en negeert bewuste overwegingen. In tegenstelling hiermee
staat het secundaire proces, geassocieerd met het bewuste, dat gericht is op doelmatigheid
en het in overeenstemming brengen van wensen met externe normen, het
realiteitsprincipe. Deze tegenstelling vormt de basis voor Freuds theorie over de
persoonlijkheidsstructuur. Het primaire proces is gericht op directe behoeftebevrediging,
terwijl het secundaire proces zich richt op rekening houden met de realiteit en sociale
normen.
De drifttheorie
Freud introduceert de drifttheorie, waarin hij stelt dat mensen twee aangeboren basisdriften
hebben: Eros (seksuele en levensdrift) en Thanatos (doodsdrift). Eros draait om plezier
en zelfbehoud, terwijl Thanatos agressie, destructie en spanningsvermijding omvat. Deze
driften zijn tegengesteld maar mengen vaak. Eros werkt volgens het lustprincipe, ook
aangepast aan creativiteit en constructie. Thanatos vertegenwoordigt de wens naar ultieme
rust of het niet-leven en manifesteert zich als agressie naar buiten gericht en masochisme
naar binnen gericht. Freud koppelt deze theorie aan een energietheorie, waarbij Eros'
energie Libido wordt genoemd, maar geen specifieke term wordt gegeven voor de energie
van Thanatos.
Freud bespreekt de ontwikkeling van libido, dat aanvankelijk gericht is op het eigen lichaam
(auto-erotiek), maar later wordt gericht op andere mensen, zoals de moeder en vader tijdens
het Oedipus conflict. Uiteindelijk wordt het libido gericht op een acceptabel, vaak
toekomstig, object, zoals een levenspartner. Dit object kan ook een mentaal beeld zijn. Freud
noemt dit 'objectgerichte energie'.
Kader 5
Hoe onbewuste wensen zich kenbaar maken: de vergissing
In Kader 5 behandelt Freud hoe onbewuste wensen zich kunnen uiten in vergissingen, zoals
versprekingen. Deze vergissingen onthullen vaak onbewuste gedachten en conflicten, en ze
gebeuren meestal in momenten van intense concentratie. Een voorbeeld wordt gegeven met
de Franse premier Dominique De Villepin, die tijdens een belangrijke toespraak per ongeluk
het woord 'ontslag' in plaats van 'beslissing' gebruikte, wat leidde tot komische reacties van
de oppositie.
Een ander voorbeeld van verlegging toont hoe een man, in een tijd van problemen in zijn
huwelijk, een boek van zijn vrouw per ongeluk verbergt en het pas maanden later terugvindt
na een positieve verandering in hun relatie. Deze voorbeelden illustreren Freud's idee dat
onbewuste krachten naast bewuste motivatie invloed hebben op menselijk gedrag, en dat
vergissingen en versprekingen inzicht kunnen geven in deze onbewuste processen.
2.2.2 De psychische structuur
De theorie van de psychische structuur formuleert Freud later in zijn leven. Hij bouwt hier
voort op het onderscheid tussen het bewuste en het onbewuste en op zijn drifttheorie. Met
de theorie over de psychische structuur is Freud wel in staat om de ervaringen te verklaren.
1. Een pasgeboren baby is enkel gericht op het bevredigen van lichamelijke behoeften
zoals, warmte, honger en dorst. Zijn psychische structuur bestaat nog alleen uit het id
staat op dat moment gelijk met het onbewuste, dat alleen nog driften bevat.
Gericht op bevrediging van de behoeften die veroorzaakt worden door de driften en is