Samenvatting klinische psychologie 3
Bevat: Thema’s 1-3 Brightspace inclusief bijlagen + Boek hoofdstuk 1, 2, 3 t/m 15
1. Het beroep van de gz-psycholoog
De term psycholoog is geen beschermde titel. De Wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg (Wet BIG) richt zich op de kwaliteit van de
gezondheidszorg met als doelen het bevorderen van de kwaliteit van de
beroepsuitoefening en de bescherming van de cliënt tegen ondeskundig en
onzorgvuldig handelen. De gz-psycholoog is in de Wet BIG opgenomen als
registerberoep is en is daarmee een beschermde titel net als de
psychotherapeut. De registerberoepen worden artikel 3-beroepen genoemd. Voor
deze beroepen kent de Wet BIG regelingen: wettelijke registratie in het BIG-
register, titelbescherming, wettelijk voorgeschreven opleidingseisen, periodieke
registratie/herregistratie, wettelijk tuchtrecht en voorbehouden handelingen. De
gz-psycholoog kan zich specialiseren tot klinisch psycholoog of klinisch
neuropsycholoog. Opname in de Wet BIG heeft de opleidingsstandaard verhoogd,
gezorgd voor emancipatie ten opzichte van andere disciplines (psychiater, arts)
en voor een eigen gezicht van de gz-psycholoog.
De GGZ is opgedeeld in 2 segmenten; de generalistische basis-ggz voor
kortdurende behandelingen van minder complexe psychische problemen en de
gespecialiseerde ggz. Eerst mochten in de gespecialiseerde ggz alleen een
psychiater, klinisch psycholoog of psychotherapeut hoofdbehandelaar zijn. Sinds
het Kwaliteitsstatuur GGZ van 2017 kan de gz-psycholoog regiebehandelaar zijn,
mits er specialisten bij de behandeling betrokken zijn. De gz-psycholoog hoeft
zich niet te schikken naar andere behandelaren en is verplicht de eigen
professionele verantwoordelijkheid te nemen.
2. Competenties van de gz-psycholoog
De gz-psycholoog is een generalist en behandelt niet primair
persoonlijkheidsproblematiek en meervoudige diagnoses. Het CanMEDS-model is
het uitgangspunt voor alle medische vervolgopleidingen in Nederland, zo ook
voor het competentieprofiel van de gz-psycholoog. Het gebruik van ditzelfde
model voor verschillende beroepen draagt bij aan de samenwerking door een
eenduidig begrippenkader. In het CanMEDS-model zijn zeven
competentiegebieden geformuleerd; medisch/psychologisch handelen,
communicatie, samenwerking, kennis en wetenschap, maatschappelijk handelen,
organisatie en professionaliteit. Bij het competentiegericht opleiden (CGO)
onderscheidt men 4 opklimmende niveaus; weten, weten hoe, tonen hoe en
doen. Er wordt gewerkt met kenmerkende beroepssituaties (KBS). De PIOG houdt
een portfolio bij; een map met een inventarisatie van persoonlijke competenties
onderbouwd met bewijzen.
3. Diagnostiek
Bij het gebruik van psychologische meetinstrumenten is er het onderscheid
tussen klachtgericht onderzoek, intelligentieonderzoek,
persoonlijkheidsonderzoek en neuropsychologisch onderzoek.
Begrippen:
, Diagnostiek is het proces om de aard en de ernst van de problematiek te
exploreren en doorgronden. Diagnostiek is een klinische activiteit in de
spreekkamer leidend tot een beschrijvende diagnose en een
behandelindicatie.
Psychodiagnostiek is een specificering van het begrip diagnostiek en
betreft psychologisch onderzoek waarbij behalve het klinisch oordeel ook
gebruik gemaakt wordt van gestandaardiseerde meetinstrumenten.
Psychodiagnostiek betreft specifiek de diagnostiek van psychische
functies. Psychodiagnostiek gaat verder dan testen afnemen en scoren;
het plaatst uitkomsten van het onderzoek in een breder perspectief
teneinde hypothesen te genereren.
Classificatie is het systematisch identificeren van klachten en symptomen
binnen een classificatiesysteem.
Testonderzoek is het systematisch verkrijgen van informatie ten behoeve
van diagnostiek met behulp van meetinstrumenten; het gebruik van
psychologische tests.
Psychologisch onderzoek is enerzijds de onderzoeksactiviteit en anderzijds
hetzelfde als psychodiagnostiek.
We weten dat het klinisch oordeel nogal te wensen overlaat. Het kan verbeterd
worden door het proces van diagnostiek te systematiseren; duidelijke hypothesen
opstellen, op basis van hypothesen toetsbare voorspellingen formuleren,
instrumenten kiezen, toetsingscriteria formuleren, afname en verwerking,
evaluatie op basis van resultaten. Multimethodische psychodiagnostiek met
multiple instrumenten wordt geadviseerd. Berghuis beschrijft vanuit het
multimethodische en multiconceptionele perspectief drie richtlijnen voor het
samenstellen van een onderzoeksprotocol: werk vanuit een geïndividualiseerde
vraagstelling in samenwerking met cliënt en aanvrager, kies relevante
functiedomeinen en theoretische modellen voor de beantwoording van de
vraagstelling, minimaliseer de negatieve impact van tekorten in betrouwbaarheid
en validiteit van meetinstrumenten door te variëren in aard van instrumenten en
onderzoeksmethoden. In de neuropsychologie worden de volgende cognitieve
domeinen onderscheiden: geheugen en leren, executief functioneren, aandacht
en snelheid van informatieverwerking, praxis en motorisch functioneren, taal,
perceptie en algeheel cognitief functioneren. Het psychodiagnostisch proces kent
de aanmeldingsfase, de uitvoeringsfase, de integratiefase en de adviesfase. De
aanmeldingsfase bestaat uit een analyse van de samenwerking en de aanvraag,
een analyse van de hulpvraag en een vooruitblik naar het onderzoeksplan. De
manier waarop het onderzoek in samenwerking met de cliënt vorm krijgt noemen
we collaboratieve psychodiagnostiek. Uit onderzoek blijkt dat dit leidt tot een
significante afname van psychische symptomen, een verbetering van de
behandelrelatie en positief effect op het behandelbeloop. Indien mogelijk wordt
ook de aanvrager van het onderzoek betrokken. Beïnvloed door de collaboratieve
psychodiagnostiek van Fischer, heeft Finn de methodiek therapeutic assesment of
therapeutisch psychologisch onderzoek (TPO) geïntroduceerd. Het TPO-model
geeft de psycholoog handvatten vanuit een therapeutische, empathische
grondhouding de cliënt bruikbare informatie te verschaffen om veranderingen in
zijn leven aan te brengen.
4. Indicatiestelling