Hoofdstuk 1
Sport heeft een dubbelkarakter. De twee aspecten, instrumenteel en eigenheid, (het wezen
en het gebruik van sport) worden het dubbelkarakter genoemd. Eigenheid: wat de sport zelf
leuk maakt. Instrumenteel: sport als middel om een doel te behalen. (gezondheid, vrienden
ontmoeten)
Instrumenteel = middel
Eigenheid = doel
Wat is het eigene van sport?
Welke specifeke kenmerken heeft sport?
Waarin onderscheidt sport zich van andere maatschappelijke insttutes en actviteiten, zoals
arbeid, onderwijs en kunst?
Werkdefnite van sport:
Sport is een vaardigheidsspel gericht op het bereiken van een bepaald doel, waarbij fysieke
kwaliteiten van mensen worden getest in wedstrijdvormen en waarbij gespeeld wordt
volgens regels, binnen insttttonele kaders.
Vaardigheidsspel:
Een van de belangrijkste vaardigheden waarover je moet beschikken als je sport zijn de
bewegingsvaardigheden. Het is een vermogen om een bepaalde handeling uit te voeren of
om juist problemen op te lossen.
Ook spelen technische, tactsche, mentale en morele vaardigheden spelen een rol bij sport.
Met tactsche vaardigheden bedoelen we het toepassen van technische vaardigheden zodat
er spelvoordelen worden gerealiseerd.
Morele en mentale vaardigheden hebben te maken met het omgaan met de spanning voor
en tjdens de sport, vermogen om te kunnen focussen, om kunnen gaan met tegenslagen en
vermogen om doelen te stellen.
Doel:
Een intern doel. Bijvoorbeeld de fnish eerder bereiken dan zijn concurrent.
Het fysieke karakter van sport:
Het fysieke karakter van sport houdt in dat de sportactviteit een beroep doet op de
lichamelijke vermogens van de mens. Elke menselijke actviteit is een lichamelijke actviteit,
het ademen tjdens het dammen. Als we bij sport spreken over een menselijke actviteit ,
bedoelen we dat het lichamelijke aspect dominant is. Voetbal, zwemmen, atletek.
Wedstrijdvorm:
Een belangrijk kenmerk van sport is compette. .spel’ heeft twee betekenissen in het engels,
play en game. Play staat voor een speelse houding. Bij game is er sprake van een intrinsieke
en/of extrinsieke doelen. Een spel als game kent ook regels en ligt het gebruik van middelen
vast.
Regels:
De consttuerende regels van sport zijn: regels over wie de wedstrijd wint
regels over de bewegingstechnieken die gehanteerd mogen/moeten worden
, regels over middelen die gebruikt mogen/moeten worden
regels over de ruimte en de tjd waarbinnen de sport beoefend mag/moet worden
Insttutonalisering:
Insttutonalisering is noodzakelijk om sport een blijvend karakter te geven. Dit betekend een
bepaalde verspreiding van sport en bepaalde organisate vormen, zoals verenigingen, clubs
en bonden. Bij elke organisate zijn drie structuren te onderscheiden.
een machts en gezagsstructuur(centrale gezag, de rest van de organisate is ondergeschikt)
een taakstructuur (sportechniek, wedstjdzaken, fnanciën, commercie)
een middelenstructuur (accommodates, trainingsmateriaal)
Physical games:
Wel fysiek, een fysieke spelvorm met een wedstrijdkarakter
judged: gejureerd: turnen, schoonspringen
refereed: scheidsrechter: voetbal
hybride: beide: boksen
Non-physical games:
Niet fysiek, een spelvorm met als kenmerken vaardigheden, een doel, compette, regels en
insttutonalisering. Alleen zonder een vorm van fysieke actviteit dus geen verplaatstende
bewegingen. Een denksport
Zoals: Gamen, dammen, schaken
Physical actiites:
Bewegingsactviteiten, zonder compette element. Vaak zijn schoonheid en gezondheid de
moteven. Het wordt door de deelnemers van de actviteiten vaak gezien als sport.
Zoals: ftness, zwemmen, boksen, spinning
Sportfamilie
Non spysical games Physical games Physical actvites
Sport kan op verschillende manieren worden ingedeeld:
Resultaatgeoriënteerde en vormgeoriënteerde sporten
Bij resultaat georiënteerd gaat het om het resultaat en is de manier waarop de prestate
wordt geleverd niet relevant. Refereed sports.(voetbal, tennis, langebaanschaatsen). Bij
vorm georiënteerd gaat het om hoe de presentate wordt geleverd. Het gaat om schoonheid
en een bepaalde uitvoering. Judged sports. (kunstschaatsen, dressuur,
synchroonzwemmen).
Acteve en passieve sportbeoefening
We spreken van een acteve sportbeoefening wanneer iemand zelf een sport beoefent. We
spreken van passieve sportbeoefening bij .het volgen’ van sport. Via tv, mobiel of tribune.
Topsport en breedtesport
, Topsport is sportbeoefening op een heel hoof niveau in een compette met de beste van het
land, werelddeel of de wereld. Breedtesport is sportbeoefening op een laag niveau. Sport is
voor hen een vorm van vrijetjdsbesteding. Sport voor iedereen toegankelijk maken. De
breedtesport creëert een basis voor topsport. Dit noemen we de aanvoerftncte van
breedtesport. Door voorbeeldwerking van topsport zouden mensen gestmuleerd kunnen
worden om zelf ook een sport te gaan beoefenen. Dit noemen we de aanjaagftncte van
topsport voor breedtesport.
Amateursport en beroepssport
Voor beroepssport is sportbeoefening werk en inkomensverwerving. De amateursport heeft
andere moteven om sport te beoefenen. Hij/zij doet het voor de sport zelf, stelt de sociale
contacten op prijs die samenhangen met de sportbeoefening en wil zijn gezondheid op peil
houden.
Belangrijke kenmerken van professionalisering van sport: sporter zijn is een beroep
sport is een vorm van betaalde arbeid
opleiding en training door gekwalifceerde beroepsoefenaren
professionele leiding van sportorganisates etc.
Moteven
We onderscheiden twee moteven: intrinsieke en extrinsieke moteven.
Intrinsieke moteven zijn moteven die verband houden met sport zelf. Een tennisser geniet
van een potje tennis zélf, van de spelbedoeling van het tennis. Hij heeft een motef om te
sporten dat verbonden is met het interne doel van sport.
Extrinsieke moteven zijn moteven om te sporten die niets met de sport zélf te maken
hebben. Iemand is lid van de tennisclub omdat hij daar vrienden tegenkomt of omdat hij/zij
behoefte heeft aan de gezelligheid van een vereniging of van een team. Dit zijn
beweegredenen die buiten het tennis zelf liggen. Sport wordt gebruikt als middel. (externe
moteven).
Er is ook onderscheid in extrinsieke moteven: individueel of sociaal.
Individueel: schoonheid, gezondheid, welzijn, status, geld.
Sociale moteven zijn beweegredenen van de maatschappelijke organisates of de overheid
om sport of sportbeoefeningen door burgers te gebruiken voor bepaalde doelen.
Sociaal: gezondheid, socialistsch, integrate, politek, economisch, pedagogisch.
Hoofdstuk 2
De landen Engeland en Duitsland worden gezien als de bakermat van de moderne sport. De
Engelse sporten werden in de negentende eeuw en begin twintgste eeuw verspreid over
veel landen in de wereld. Hierdoor had het Britse rijk in die tjd economisch en politek de
dominante macht. In Duitsland werden de verschillende turntoestellen ontworpen. De
opgezete turnbeweging was niet alleen een sportorganisate maar ook een politeke
beweging met een sterke natonalistsch conservate ideologie. Jahn de oprichter had grote
invloed op de opkomst van turnen en sport, in Europa, en in het bijzonder Duitsland. De