van basis tot homeostase
Thema 3 het ademshalingsstelsel
HC 20 – macro- en microanatomie van het ademhalingsstelsel
Marco de Ruiter voor extra microscopie plaatjes zie powerpoint
Embryonale ontwikkeling
In de longen zit veel elastine, waardoor je ze kan ontspannen
Rechterlong is groter dan de linkerlong doordat het hart in de weg ligt
COPD: chronische bronchitis & longemfyseem, oorzaak roken, irriterende stoffen of genetisch
3 kiemlagen: longen ontstaan uit endoderm en omliggend splanchnisch mesoderm
Voordarm tussen linker- en rechter intraembryonale coeloomholte
- Binnenkant: viscerale pleura
- Buitenkant: pariëtale pleura
De wand van de trachea heeft veel overeenkomsten met de wand van de darm.
3 – 16 wk: geleidende delen ontstaan
16 – 24 wk: respiratoire delen ontstaan
24 – 36 wk: ductuli alveoleares vormen → gasuitwisseling mogelijk, dus leven buiten moeder mogelijk
- oiv corticosteroïden wordt surfacant gemaakt → oppervlaktespanning zodat longen open
blijven als er lucht in zit → ademhaling
vanaf 36 wk: alveoli vormen
Pseudoglandulaire stage 6 -16 wk = endoderm & omliggende weefsel groeit
Canaliculaire stage 16 - 26 wk = stofjes produceren waardoor aantal bloedvaten toeneemt
Terminale sac stage 26 wk - geboorte = elke zak krijgt een bloedvat – je kan ademhalen
Alveolaire stage 32 wk - 8 jaar = alveoli toenemen in aantal, niet in grootte → longcapaciteit omlaag
Macroscopie
Trachea: via mondholte verbonden met buitenlucht → vertakt in 2 hoofdbronchiën (kraakbeenring)
→ Rechter hoofdbronchus: 3 bronchiën / Linker hoofdbronchus: 2 bronchiën → alveoli, bekleed met
een capillair vaatbed, zodat bloed geoxygeneerd kan worden – gaswisseling
Vertakkingen: generaties
Thorax
Benig deel: wervelkolom, ribben, sternum = vormen stijve wand die wel kan bewegen
Musculaire deel:
- m. intercostalis internus: borstkas kleiner
- m. intercostalis externus: borstkas groter
- m. intercostalis intimi
- m scalenus: borstkas groter, 1e/2e rib omhoog
- m. transversus thoracis: dwarsgestreepte spieren bij bewuste ademhaling
- m. pectoralis major kan bv bij sporters helpen met ademhaling - moe
Zonder m. scalenus kan je niet ademhalen, want tussenribspieren zorgen dat de ribben
dichterbij elkaar komen maar scalenus zorgt echt dat de borstkas omhoog beweegt.
Onderbegrenzing: diafragma (parachute) - aorta, VCI, oesophagus & zenuw (n. vagus & grensstreng)
Bovenbegrenzing: arteriën, venen, trachea, oesophagus, zenuwen
, van basis tot homeostase
Thema 3 het ademshalingsstelsel
Mediastium = alles tussen de 2 longen, bv pericardholte
Aan weerzijden 2 pleuraholtes: pariëtale (thorax, stevig) & viscerale pleura (long, rekbaar/dun) →
verbonden met de hilus = de wand van de intra embryonale coeloomholte. Hiertussen ligt de
pleuraholte met een beetje vloeistof zodat de 2 vliezen langs elkaar kunnen schuiven.
Recessus costodiafragmaticus = ruimte tussen ribben en diafragma
Incisura cardiaca = ruimte voor het hart
→ dit zijn ruimtes tussen pariëtale en viscerale pleura – hierin kan vocht ophopen
Pneumothorax = perforatie van de longen door bv een rib
Pulmonale hilus
Pulmonale hilus = enige toegang tot longen: primaire hoofdbronchus (behind), arteria pulmonalis
(above), vena pulmonalis (ventral), arteria bronchialis
- nervus vagus dorsaal & nervus phrenicus ventraal
Ligamentum pulmonale = omslagplooi; overgang pariëtale pleura in viscerale pleura
Vena azygos = rechts; draineert de thoraxwand
Aortaboog = links
Lobben en segmenten
Lobben worden gescheiden door het pleuravlies
- Linkerlong: 2 lobben
- Rechterlong: 3 lobben
Centraal: bronchiën & bloedvaten Perifeer: alveoli
Segmenten (= longweefsel omgeven door bindweefsel met een eigen hilus) worden gescheiden door
bindweefselschotten
- Linkerlong: klinisch 9 segmenten, want op 1 plek zit het hart omdat 2 segmenten gefuseerd
zijn omdat het bindweefselschot niet volledig is soms 8, wel hebben ze een eigen hilus (10)
- Rechterlong: 5 2 3
Geen alveolair contact tussen segmenten via schotten
Bloedvoorziening longen
Respiratie
- arteria pulmonalis = loopt mee met bronchusboom
- vena pulmonalis = door bindweefselschotten van segmenten
Perfusie van bronchiale boom
- arteria bronchialis = loopt mee met bronchusboom
- vena bronchialis = centrale deel bronchusboom, drainerend op vena cava
Als arteria bronchialis niet meer kan draineren op vena bronchialis, overschakelen op vena
pulmonalis. Hierdoor komt zuurstofarm bij zuurstofrijk bloed, maar is nauwelijks merkbaar.
Arteria pulmonalis geeft geen zuurstof af omdat het zuurstofarm is en de vena pulmonalis geeft geen
zuurstof af omdat de vaatwand te dik is voor uitwisseling.
→ arteria en vena pulmonalis kunnen niet naast elkaar lopen, omdat er anders uitwisseling is
Noduli lymphatici trageales = zwart door uitwisseling van stof en afvalproducten via weefselvloeistof
in de longen (ophoping koolstof) – dunne bloedvaten → vocht makkelijk eruit → lymfevaten
Ademhalingsstelsel
Geleidende deel = geleiding van lucht, dus geen gaswisseling
- Mond- en neusholte, pharynx (keelgat), larynx (strottenhoofd), trachea, bronchiën (hoofd,
lobair, segmentaal), bronchioli (terminaal)
Respiratoire deel = gaswisseling
- Bronchioli (respiratoir), ductuli alveolares, sacculi alveolares, alveoli
Het ademhalingsstelsel is niet alleen intrapulmonaal, de grens ligt bij de lobaire bronchi – dus de
mond- en neusholte, pharynx, larynx, trachea, hoofdbronchus liggen buiten de longen.
, van basis tot homeostase
Thema 3 het ademshalingsstelsel
Trachea
Loopt van de larynx tot de angulus sterni, waar de bifurcatie is
In het mediastium, ventraal van oesofagus en dorsaal/lateraal van aortaboog
Functie: vervoer van lucht naar longen toe & tracheaslijm met afvalstoffen transporteren naar pharynx
C-vormige kraakbeenringen = zorgen dat de trachea open blijft
Achterkant bevat geen kraakbeen → glad spierweefsel en fibro-elastisch weefsel ondersteunt
Musculus trachealis = spieren tussen de uiteinden van de kraakbeenringen → samentrekken:
diameter trachea verkleind → weerstand gaat omhoog → lucht door kleiner gat → harde luchtstroom
→ effectief hoesten bv
4 lagen:
1. Mucosa
- Epitheel: pseudomeerlagig cilindrisch met trilhaarcellen, slijmbekercellen, basale cellen
enteroendocriene cellen (hormonen), borstelcellen (sensor) met kernen vooral apicaal
- Lamina propria: bindweefsel met iBALT (= lymfocyten) en elastische vezels
Metaplasie (reversibel)= hoesten/roken →epitheel beschadigd → constant herstellen geeft uitputting
→ meerlagig plaveisel epitheel zonder trilharen → hoesten erger: vicieuze cirkel → keelkanker
2. Submucosa = losmazig bindweefsel met bloedvaten, zenuwen en lymfevaten voor mucosa
Dorsaal: submucoseale klieren die seromuceus (water en slijm) produceren → epitheel vochtig
3. Kraakbeen laag (kraakbeenringen met spierweefsel)
4. Adventitia
Bronchusboom
Rechterbronchus loopt steiler, terwijl linkerbronchus een hoek van 90 graden maakt. Hierdoor is de
rechterlong gevoeliger voor het opnemen van lichaamsvreemde stoffen en voorwerpen.
Overgang trachea naar bronchi, verandert niet veel, behalve:
Mucosa
Muscularis laag met circulair glad spierweefsel
Submucosa: kraakbeenlaag met platen ipv ringen
→ tunica musculo-cartilaginea
Adventitia
Gaandeweg worden cilindrische epitheelcellen korter en lamina propria dunner