Leesvragen
Lister et al. pagina 9 t/m 44 (tot kopje 1.3)
1. Waar verwijzen we naar met de term ‘media’? (9)
- Met de term ‘media’ wordt verwezen naar communicatieve media en
gespecialiseerde organisaties waarin mensen werkten, denk hierbij aan de print
media en de pers, fotografie, adverteerders, bioscopen, broadcasting (radio en
televisie), uitgevers et cetera. Daarnaast verwijst de term ‘media’ ook naar de
culturele en materiele producten die gecreëerd worden door deze organisaties,
bijvoorbeeld: paperback boeken, de verschillende vormen en genres van het nieuws,
films et cetera.
2. Om welke drie redenen wordt de term ‘new media,’ zonder schijnbare problemen
gebruikt? (10)
- De term ‘new media’ wordt zonder schijnbare problemen gebruikt omdat (1) nieuwe
media beschouwd worden als epochaal, aangezien ze deel uitmaken van een
grotere/wereldwijde historische veranderingen. Hier maakt het niet uit of nieuwe
media de oorzaken of gevolgen waren. Daarnaast (2) zit er een krachtige utopische
en positieve ideologische lading aan het concept ‘nieuw’. Ten slotte (3) is het een
nuttige en inclusieve samengevoegde term die ‘nieuwe media’ niet reduceert tot een
technischere of meer specialistische (en controversiële) term.
3. Wat zijn de ideologische connotaties van ‘nieuw’? (11)
- De ideologische connotaties van ‘nieuw’ zijn ‘nieuw is beter’, ‘the cutting edge’ (de
voorhoede/spits) en ‘avant-garde’ (mensen die vernieuwend denken). Modernists,
teleological.
4. Waarom gebruiken Lister et al. de term ‘digital media’ niet als alternatief voor ‘new
media’? (12)
- Lister et al. gebruiken de term ‘digital media’ niet als alternatief voor ‘new media’
omdat de term onterecht veronderstelt dat er een duidelijke breuk is tussen analoog
en digitaal. Dit terwijl veel nieuwe digitale media herwerkte en uitgebreide versies van
‘oude’ analoge media zijn.
5. Waarom moeten we ons afvragen wat nieuwe media zijn? (12)
- We moeten ons afvragen wat nieuwe media zijn omdat we minder generaliserend
moeten nadenken over nieuwe media, op die manier kunnen we de (verschillende
soorten) veranderingen die nieuwe media met zich meebrengen beter begrijpen.
6. Wat verstaan de auteurs van dit boek onder de term ‘new media’? (12-13)
- De auteurs verstaan onder de term ‘new media’:
- new textual experiences, ofwel nieuwe soorten genres en tekstuele vormen,
amusement, plezier en patronen van mediagebruik.
- new ways of representing the world, ofwel media die nieuwe representatieve
mogelijkheden en ervaringen aanbieden. (immersie, virtual reality etc)
- new relationships between subjects (users and consumers) and media
technologies, ofwel veranderingen in het gebruik en de perceptie van beeldende en
communicatieve media in het dagelijks leven en de betekenissen die aan media
technologieën worden toegekend.
- new experiences of the relationship between embodiment, identity and community,
ofwel verschuivingen in de persoonlijke en sociale ervaring van tijd, ruimte en plaats
, die gevolgen hebben voor de manier waarop we onszelf en onze plaats in de wereld
ervaren.
- new conceptions of the biological body’s relationship to technological media, ofwel
het stellen van uitdagingen aan conventionele onderscheidingen tussen het
menselijke en het kunstmatige, natuur en technologie, lichaam en media als
technologische hulpmiddelen, en het onderscheid tussen het echte en het virtuele.
- new patterns of organisation and production, ofwel bredere heroriëntaties en
integraties binnen mediacultuur, economie, toegang, eigendom, controle en
regulering.
7. Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van de nieuwe media en waarom moeten
we ze niet als essenties beschouwen? (13)
- De belangrijkste eigenschappen van de nieuwe media zijn digitaal, interactief,
hypertekstueel, virtueel, genetwerkt en gesimuleerd. Deze moeten niet als essenties
beschouwd worden omdat dit dan een overkoepelend of totaliserend concept zou
worden die het betreffende medium compleet omvat, in plaats van een bron van
mogelijkheden.
8. Wat betekent ‘affordance’? (16)
- ‘Affordance’ betekent de waargenomen en daadwerkelijke eigenschappen van een
object, met name die fundamentele eigenschappen die bepalen hoe het object
mogelijk gebruikt kan worden. Een uitnodiging hoe een object te gebruiken.
9. Wat betekent de introductie van computernetwerken en digitalisering voor
producenten, publieken en theoretici van nieuwe media? (16-19)
- De introductie van computernetwerken en digitalisering creëren de voorwaarden
voor het invoeren van zeer grote hoeveelheden gegevens, zeer snelle toegang tot de
gegevens en zeer hoge snelheden van verandering van die gegevens.
10. Wat betekent interactiviteit in de ideologische zin van het woord? (21-22)
- Over het algemeen staat ‘interactiviteit’ voor een groter gevoel van betrokkenheid
van de gebruiker bij media, een meer onafhankelijke relatie tot bronnen van kennis,
gepersonaliseerd mediagebruik en meer keuzevrijheid voor de gebruiker. Het maakt
de gebruikers actieve individuen, in plaats van een passief publiek.
11. In welke onderdelen valt interactiviteit in de instrumentale betekenis uiteen? (22-23)
- De interactiviteit zorgt ervoor dat mediapubliek een gebruiker wordt in plaats van
een kijker. Oftewel, de gebruiker kan interveniëren. Dit valt uiteen in verschillende
vormen van betrokkenheid als spelen, experimenteren en ontdekken.
12. Welke nieuwe kritische vragen komen voort uit de verspreiding van interactieve
tekstvormen? (25)
- Hoe ontwerp je een interface die keuzes biedt voor de gebruiker, maar tegelijkertijd
een samenhangende ervaring oplevert?
13. Beschrijf het concept van de hypertext vanuit een historisch perspectief. (26-29)
- Het voorvoegsel 'hyper' is afgeleid van het Grieks en betekent 'boven, buiten of
buiten'. Daarom wordt met hypertext een tekst bedoeld die een netwerk van links
naar andere teksten biedt die 'buiten, boven en voorbij' zichzelf liggen.
De vroegste concepten van hypertext dateren uit de jaren 1940, een van de eerste op
dit gebied was Vannevar Bush en zijn artikel "As We May Think" uit 1945. Hij
, beschreef een apparaat genaamd de Memex, dat ideeën en informatie op niet-
lineaire wijze kon verbinden.
Toen het digitale netwerk van de computer opkwam, werd Ted Nelson bekender op dit
vlak. In zijn paper ‘A New Home for the Mind’ betoogt hij een reorganisatie van kennis
middels hypertext. Dit is gebaseerd op toegankelijkheid en manipulatie door middel
van de associatieve links.
14. Hoe is de consumptie, distributie en productie van mediateksten veranderd met de
komst van nieuwe media? (31-35)
- De opkomst van nieuwe media resulteert in een opgesplitst, gediversifieerd publiek
dat, ondanks het grote aantal, niet meer als een massapubliek kan worden
beschouwd vanwege het ontbreken van gelijktijdigheid en uniformiteit in de
boodschap die het ontvangt. De consumptie is vooral uitgebreider geworden en
gestandaardiseerd. De productie is qua mogelijkheden uitgebreider, maar ook fluïde
doordat de scheidingslijn tussen consumeren en produceren vervaagt.
15. Op welke manieren wordt de term ‘virtueel’ gebruikt in relatie tot nieuwe media? (35-
37)
- De term ‘virtueel’ wordt gebruikt in relatie tot immersie, zoals bij virtual reality. Ten
tweede wordt er met de term verwezen naar de ruimte waar deelnemers in vormen
van online communicatie zich begeven. De term 'virtueel' wordt ook vaak genoemd
als een kenmerk van postmoderne culturen en technologisch geavanceerde
samenlevingen, waarin veel aspecten van de dagelijkse ervaring technologisch
worden gesimuleerd.
16. Op welke drie manieren wordt de term ‘simulatie’ gebruikt in de analyse van nieuwe
media? En hoe gebruiken Lister et al. de term? (38-44)
- In de context van postmoderne simulatie, computer simulatie en simulatiegames.
In de postmoderne context wordt simulatie gebruikt om te verwijzen naar de
manier waarop hedendaagse samenlevingen en culturen steeds meer
gekenmerkt worden door het nabootsen en representeren van realiteit in
verschillende vormen van media. Op het gebied van nieuwe media wordt de term
'simulatie' vaak gebruikt in relatie tot computermodellen en -programma's die de
werking van systemen, processen of fenomenen nabootsen. Dit kan variëren van
wetenschappelijke modellering tot simulatie van virtuele omgevingen. Simulatie
wordt ook geassocieerd met videogames die realistische situaties of activiteiten
nabootsen. Deze games streven ernaar om spelers een ervaring te bieden die lijkt
op echte scenario's.
Lister et al. stellen dat er binnen al deze benaderingen van simulatie een neiging
is om een cruciaal punt over het hoofd te zien: simulaties zijn echt, ze bestaan en
worden ervaren binnen de echte wereld die ze aanvullen.
17. Waarom is simulatie niet simpelweg imitatie? (41)
- Het feit dat een simulatie als een vervalsing wordt beschouwd, suggereert dat het
onopgemerkt kan worden ingevoerd om in plaats van het echte voorwerp te
staan. Aan de andere kant impliceert het feit dat het synthetisch is, alleen dat het
is geproduceerd. Net zoals het onjuist zou zijn te beweren dat elk vervaardigd
product, simpelweg omdat het is gemaakt, een realiteit nabootst waarop het is
gebaseerd, zo zou het ook onjuist zijn te stellen dat alle simulaties een realiteit
vervalsen. In het kort, als het produceren van goederen extra elementen aan de
, realiteit toevoegt, zou dat ook zeker het geval moeten zijn bij het produceren van
simulaties.
Lister et al. pagina 51 t/m 68 (kopje 1.3 tot 1.5.3)
18. Wat is teleologische geschiedschrijving en wat voor vorm neemt deze aan in de
studie naar nieuwe media? (52-55)
- Teleologische geschiedschrijving is een benadering waarbij gebeurtenissen in de
geschiedenis worden geïnterpreteerd als gericht op een specifiek doel. Oude media
worden daarmee primitieve versies van het uiteindelijke ‘perfecte’ medium. Het
verleden is dus een voorbereiding op de toekomst.
19. Wat kunnen we naar aanleiding van de studie van Paul Mayer over de ontwikkeling
van computermedia zeggen over teleologische geschiedschrijving? Leg uit. (55-58)
- We kunnen zeggen dat de nieuwe media die door de computer worden gefaciliteerd,
een resultaat van conceptuele, technische, economische en culturele geschiedenis
is. Hiermee is er dus naar een doel gewerkt, zoals bij teleologische
geschiedschrijving centraal staat.
20. Hoe verschilt de genealogische methode van Foucault van de teleologische
geschiedschrijving? (58-59)
- De genealogische methode van Foucault geeft niks om waar ontwikkelingen zijn
begonnen of geëindigd, maar het interesseert zich in de connecties tussen dingen.
Dus geen lineaire ontwikkelingen of chains of events, maar meer een web. Allerlei
draden en toevalligheden, contrasterende ontwikkelingen, die uiteindelijk
samenkomen en een nieuw medium vormen.
21. Op welke manier beïnvloedt het modernistische concept van vooruitgang de studie
naar nieuwe media? In wat voor opzicht is deze invloed problematisch? (60-62)
- Het modernistische concept draait om het streven naar een zuiver mediagebruik en
is doelgericht naar verbetering. Hierdoor wordt nieuw gelijkgesteld aan beter, terwijl
dit niet altijd het geval hoeft te zijn. Dit is problematisch omdat het de manieren
waarop we naar media kijken kan beperken.
22. Waar vestigt de term ‘technological imaginary’ onze aandacht op? Geef aan hoe het
technologisch imaginair werkt in het geval van de nieuwe media? (66-68)
- Met technological imaginary worden de psychologische en sociale verlangens
naar een betere samenleving die gepaard gaan met de vestiging van een nieuw
medium bedoeld. Het verwijst naar de manier waarop mensen zich voorstellen
hoe technologie hun leven beïnvloedt, hoe ze technologische ontwikkelingen
interpreteren en welke verwachtingen ze hebben ten aanzien van technologie.
Het laat ons zien hoe nieuwe media een soort voertuig kan zijn voor onze
technological imaginary.
Kernbegrippen
Teleological Accounts of Media
Teleologische benaderingen van media verwijzen naar een perspectief waarin de functie of
het doel van media wordt benadrukt. Op deze manier wordt de geschiedenis van media
gezien als een lineaire ontwikkeling op weg naar een specifiek doel, een perfect medium. Dit
perspectief is belangrijk omdat het kan helpen begrijpen hoe wordt omgegaan met media en
dichterbij komen bij wat men als een “perfect medium” beschouwd. Een concreet voorbeeld