Master Psychologie en Geestelijke Gezondheid
Tilburg University
Collegejaar 2018 – 2019
Blok 2
Vak Diagnostiek
Algemene Hoorcolleges Diagnostiek
,Diagnostiek: hoorcollege 1.
Startcollege en theoretisch kader.
Leerdoelen college.
- Begrijpen wat diagnostiek is.
- Begrijpen wat de diagnostische cyclus inhoudt.
- Begrijpen wat de bedoeling is van het diagnostisch verslag.
- Weten hoe de verschillende onderdelen van de diagnostische cyclus gerapporteerd
worden in het eindverslag.
Diagnostisch verslag.
Intakegesprek/dossieronderzoek, testafname, scoren van tests, interpretatie van tests, en
schrijven van instellingsverslag zijn stappen die nodig zijn om het BAPD verslag te
kunnen schrijven. Hierna vindt een adviesgesprek plaats.
Er zijn verschillende methoden om te toetsen, namelijk:
- Prestatietaken: intelligentietest, neuropsychologische taken en functietests, motoriek-
onderzoek, didactische taken (bijvoorbeeld CITO en AVI), en organisatorische taken
(bijvoorbeeld management simulaties, Utopia, Clues).
- Zelfrapportage: klachtgericht/probleemgericht (bijvoorbeeld SCL, YSR),
persoonlijkheid (bijvoorbeeld MMPI, NEO, UCL), en waarden attituden (bijvoorbeeld
drijfverenvragenlijst, PMT-K, CBSK).
- Beoordeling en observatie: gedragsbeoordeling (bijvoorbeeld BRIEF, CBCL),
risicotaxatie (bijvoorbeeld SVR, HCR), en projectief materiaal (bijvoorbeeld
Rorschachtest, ZAT, gezinstekening).
Één BAPD verslag moet minimaal 2 methoden gebruiken, en per methode moet minimaal
1 domein (bijvoorbeeld intelligentietest, persoonlijkheidstest, risicotaxatie) gebruikt
worden. Over 3 verslagen moeten alle methodes minimaal 1x gebruikt worden en per
methode moet minstens 1 domein gebruikt worden.
Bij het BAPD verslag moet je de beslissingen goed verantwoorden; waarom doe ik de
stappen hoe ik ze doe?
Stelling.
Het doel van diagnostiek is het classifceren van stoornissen. Dit klopt niet. Je probeert
meer een verklaring te vinden voor de klachten van de cliënt. Het gaat niet enkel om
kijken naar of iemand een stoornis heeft, maar ook waar het vandaan komt en hoe je er
verder mee moet gaan.
Filmpje.
Veel psychiaters willen van de DSM af; het kijkt te veel naar symptomen, en minder naar
waar het vandaan komt. Andere psychiaters zijn echter voorstander van de DSM: men
wilt symptomen op een bepaalde manier kunnen orderenen. Soms komt het voor dat je in
jaar 1 de diagnose van persoonlijkheidsstoornis krijgt, terwijl je een jaar later te horen
krijgt dat je eigenlijk een bipolaire stoornis hebt, en weer een jaar later stellen ze dat je
eigenlijk een psycho-afectieve stoornis hebt. Dit duidt het probleem aan van de DSM.
Een maatschappelijk probleem: je krijgt de behandeling pas terugbetaald vanaf het
moment dat alles in DSM-taal gerapporteerd wordt.
Maatschappelijk relevante thema’s.
Maatschappelijk relevante thema’s.
- Impact etiketten. Men geeft heel snel labels; tegenwoordig proberen
psychiaters/psychologen in bepaalde categorieën te plaatsen, ondanks dat deze
mogelijk niet aanwezig zijn. Diagnoses geven stigma.
- Vergoeding van behandeling. Men gaat dus vrij snel over tot diagnosticeren, zodat
het dan gedeclareerd kan worden en men met behandeling kan beginnen.
- Gebruik van de DSM. Het gebruik van de DSM kent niet enkel voordelen; het is
mogelijk niet meer zo houdbaar.
,Het is belangrijk om hier over na te denken aangezien je bewust moet worden waarom
dingen gedaan worden hoe ze gedaan worden, maar daarnaast moet je ook altijd ethiek
in je achterhoofd houden. Ethiek bepalen welke keuzes je maakt.
Problemen van DSM.
Een groot nadeel van de DSM is dat deze niet echt helpt met waar de klachten vandaan
komen. De klachten krijgen een naam, maar het is niet duidelijk waarom iemand
depressief is en wat er achter ligt. Het onderkent, maar verklaart de klachten niet.
Problemen en beperkingen worden ‘verklaard’ met een label, maar dit is geen echte
verklaring.
Daarnaast kan je ook het gevoel hebben dat je niet meer verder moet kijken wat nu
maakt dat iemand depressief is, als er een etiket op geplakt is. De DSM ondermijnt dus
het idee dat er gezocht moet worden naar verklaringen voor problemen. Het hebben van
zo’n label betekent niet dat je klaar bent; wat zit er nu achter?
Daarnaast kan een label het gevoel geven dat iedereen met dat label hetzelfde is.
Bij het krijgen van een label verdwijnen de individuele kenmerken naar de achtergrond en
worden mensen gereduceerd tot een label (stigmatiserend). Niemand is hetzelfde, er zijn
enorm veel individuele verschillen. Alleen het weten van de naam van de stoornis is dus
niet het eindstation.
Je moet de labels nuanceren en verder uitspecifceren om daadwerkelijk tot nut te
kunnen zijn in het dagelijks leven. Binnen een stoornis moet je ook kijken hoe dit
betekenis geeft aan de patiënt, wat de sterke en minder goede punten zijn van het
individu, etc. Aangrijpingspunten zijn bijgevolg verschillend voor iedereen. De DSM geeft
geen aangrijpingspunten voor oplossingen.
Doel van diagnostiek.
Samengevat kan je zeggen dat het doel van diagnostiek het beschrijven en verklaren van
problemen en beperkingen in het dagelijks leven is. Uiteindelijk is het doel om aan te
sturen op zelfredzaamheid (zonder psycholoog), middels interventie.
Vertaling van deze verklaringen naar de dagelijkse praktijk wordt gedaan middels een
behandelings- of revalidatieplan.
Verklaren van problemen en beperkingen in het dagelijks leven vereist …
Om inzicht te krijgen in de klachten van iemand moet je een volledig overzicht hebben
wat voor problemen/beperkingen iemand ervaart in alle levensgebieden (niet alleen die
stukjes die je bij aanmelding krijgt), maar ook alle mogelijke verklaringen en persoonlijke
factoren die ervoor kunnen zorgen dat men die klachten heeft. Dit wordt nog vaak
gemist.
Alle mogelijke soorten verklaringen voor problemen en beperkingen: medisch,
paramedisch (waaronder (neuro)psychologie), persoonlijke factoren en
omgevingsfactoren. Beschermende factoren zijn ook relevant.
International classifcation of functioning, disability and health (ICF).
De DSM blijft bij het beschrijven en gaat niet naar verklaren. Een alternatief hiervoor is de
ICF. Dit is de ordening van alle info die je krijgt, en hanteert universele terminologieën. Ze
willen meer structuren krijgen in alle verschillende termen die hetzelfde zijn, en
handvaten bieden voor het verklaren van problemen.
Overzicht over al die gegevens: ICF handige tool.
Als je iets niet kan qua activiteiten, dan noemen ze dit beperkingen. Als je op een
gegeven moment bijvoorbeeld iets niet mee kan doen of problemen hebt met onderwijs
doordat je moeilijk kan lezen en spellen, dan spreken we van problemen.
Moeite met activiteiten
beperkingen
, Moeite met participatie
problemen
Je kan bijvoorbeeld beperkingen met lezen en lopen en schrijven. Maar je kan slechte
cijfers hebben op school en problemen hebben met sociale aanvaardingen.
Beperkingen in activiteiten en problemen in participatie worden verklaard op functie
niveau, of door stoornissen.
Terminologie.
Je hebt beperkingen in activiteiten. Denk aan
lezen, lopen en schrijven. Problemen
ondervindt je in participatie. Denk aan het
halen van slechte cijfers op school en moeite
met sociale aansluiting. Stoornissen vinden
plaats op niveau van functies.
De terminologie wordt vaak door elkaar gehaald, waardoor verhalen zoals het volgende
vaak geschreven worden: Shania ervaart problemen met lezen die zorgen voor
problemen op school die verklaard kunnen worden door problemen in
klanktekenkoppeling. Hoe het eigenlijk zou moeten: Shania ervaart beperkingen met
lezen die ervoor zorgen voor problemen in de progressie op school, en die verklaard
kunnen worden door stoornissen in de kanttekenkoppeling.
En identifcatie van relevante persoonlijke en omgevingsoactoren.
Mensen ervaren dus beperkingen en problemen in het dagelijks leven. Als iemand een
probleem ervaart is het een probleem in participatie. Een beperking vindt plaats bij een
activiteit. Dit wordt verklaard door stoornissen, wat op functieniveau is; neurocognitieve
functies, emotionele functies, medisch functioneren, etc.
Die beperkingen en problemen worden niet enkel verklaard vanuit stoornissen.
Omgevings- en persoonlijke factoren hebben hier ook een invloed op. Identifcatie van
relevante persoonlijke en omgevingsfactoren biedt inzicht in oorzakelijkheid of
instandhouding van de problemen en beperkingen.
Tools om gegevens te verzamelen.
Hoe verzamel je info en probeer je inzichten te krijgen over problemen en beperkingen?
- Intake: anamnese, heteroanamnese.
- Vragenlijsten.
- Observaties.
Vervolgens doe je onderzoek, om inzicht te krijgen in eventuele stoornissen in de
functies. Vaak heb je ook medische documenten of inzichten van (para)medische
documenten en/of (neuro)psychologische diagnostiek.
Integratie van verzamelde gegevens.
Wat ontbreekt er dan nog eigenlijk? De relatie tussen de factoren; de verhouding. Iemand
moet de verbanden nu gaan leggen tussen de verzamelde informatie. Welke factoren en
functies kunnen nu de problemen en beperkingen in het dagelijks leven verklaren?
Je bent verantwoordelijk voor het complete plaatje. Het is nodig om de ontbrekende
puzzelstukjes te identifceren en ervoor te zorgen dat deze gecreëerd worden.
Verschillende disciplines leveren puzzelstukjes aan. Integratie van de puzzelstukjes leidt
tot een duidelijk verklarend plaatje.
International classifcation of functioning, disability and health (ICF).