Het uitgangspunt bij zekerheidsrechten is een geldvordering van een schuldeiser op zijn schuldenaar.
Welke mogelijkheden heeft de schuldeiser om zijn vordering voldaan te krijgen als de schuldenaar
niet betaalt?
Titel 3.10 BW (= artt. 3:276-3:282 BW) = Algemene regeling voor het verhaalsrecht op goederen.
Art. 3:276 BW = In beginsel staat de schuldenaar met zijn gehele vermogen in voor de verbintenis die
hij jegens een schuldeiser is aangegaan.
De schuldeiser kan zich dus verhalen op het gehele vermogen van zijn schuldenaar.
Wat is deze zekerheid waard als de schuldenaar meerdere schuldeisers heeft? Wat als dan ook nog
eens het vermogen van de schuldenaar te klein is?
Alle schuldeisers hebben de bevoegdheid om hun vordering op het kleine vermogen van de debiteur te
verhalen. Hieruit volgen drie kwesties:
1. De onderlinge verhouding van schuldeisers
Zijn alle schuldeisers in hun onderlinge verhouding gelijk?
Hebben alle schuldeisers het recht hun vordering naar evenredigheid van de grootte van hun
vordering op het vermogen van de schuldenaar te verhalen?
Zijn er schuldeisers die over meer bevoegdheden beschikken en die deze evenredigheidsregel
kunnen doorbreken?
Art. 3:277 BW = In beginsel geldt: alle schuldeisers gelijk zijn ( = paritas creditorum). Art.
Art. 3:278 lid 1 BW = Echter, bepaalde schuldeisers kunnen over meer bevoegdheden
beschikken dan andere schuldeisers. Zij staan vooraan in de rij.
2. De rangorde tussen schuldeisers
Welke rangorde geldt er als de gelijkheidsregel tussen schuldeisers wordt doorbroken? Wie
mag zich als eerste op het (gehele) vermogen van de schuldenaar verhalen?
Als een schuldeiser niet over voorrang beschikt, dan is hij concurrente schuldeisers.
3. Voorrang krijgen
Hoe kan de schuldeiser voorrang krijgen?
In LEH 5 wordt het volgende besproken:
- 5.1 = Verhaalsrechten en voorrang
- 5.2 = Algemene regels over pand- en hypotheekrecht
- 5.3 = Verpanding van roerende zaken, niet-registergoederen
Pagina 1 van 29
,5.1 Verhaal en voorrang algemeen
Algemeen
Art. 3:277 BW = De hoofdregel is dat alle schuldeisers onderling een gelijk recht (rang) hebben om
naar evenredigheid van ieders vordering uit de executieopbrengst van de goederen van de schuldenaar
te worden voldaan.
Echter, op deze hoofdregel bestaan uitzonderingen, namelijk:
- Art. 3:278 BW lid 1 BW = In geval van een hypotheek- en pandrecht heeft de
hypotheekhouder en pandhouder voorrang bij de verdeling van de executieopbrengst boven
andere schuldeisers.
- Voorrecht
Bijv. art. 3:285 BW = De aannemer die zijn opgedragen opdracht heeft geklaard, maar nog
niet betaald heeft gekregen heeft een bevoorrechte vordering op de aanbesteder.
- Andere in de wet aangegeven grond
Bijv. voorrecht van de fiscus o.g.v. art. 21 lid 2 Invorderingswet 1990.
Je hebt twee soorten voorrechten, namelijk:
1. Algemene voorrechten
Een algemeen voorrecht rust op alle goederen die tot een bepaald vermogen behoren.
2. Bijzondere voorrechten
Een bijzonder voorrecht rust op een bepaald goed dat tot het vermogen behoort.
Art. 3:280 BW = Bijzondere voorrechten hebben voorrang boven algemene voorrechten.
In deze paragraaf staan de voorrangsregels centraal.
In LEH 6 wordt de voorrang uit hoofde van een voorrecht besproken.
Pagina 2 van 29
, Hoofdregels verhaalsrecht (artt. 3:276 en 3:277 BW)
Titel 3.10 BW (= artt. 3:276-3:282 BW) = Algemene regels over het verhaalsrecht op goederen.
Dit verhaalssysteem ziet op verhaal van geldvorderingen.
Vorderingen die géén geldvorderingen zijn moeten eerst tot geldvorderingen worden herleid, dan pas
is afwikkeling via de systematiek van het verhaalsrecht mogelijk.
Art. 3:276 BW = De hoofdregel is: De schuldeiser die zijn vordering niet voldaan krijgt komt de
bevoegdheid toe zijn vordering te verhalen op de goederen (= zaken en vermogensrechten) van zijn
schuldenaar, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaald.
Dit betekent het volgende:
1. De schuldeiser komt verhaalsrecht toe. De goederen van de schuldenaar zijn uitwinbaar voor
zijn schulden.
2. Alle goederen van de schuldenaar zijn uitwinbaar.
3. De schuldeiser is vrij in de keuze van het goed/de goederen waarop hij verhaal wil zoeken.
De schuldeiser hoeft bij zijn keuze zich niet te laten leiden door de belangen van zijn schuldenaar of
andere schuldeisers.
4. Goederen zijn alleen uitwinbaar als ze tot het vermogen van de schuldenaar behoren.
Als de schuldenaar een aan hem toebehorend goed overdraagt, verliest de schuldeiser de mogelijkheid
om zich op dat goed te verhalen, tenzij actio Pauliana (art. 3:45 BW) geldt.
5. Aan ieder schuldeiser komt het recht toe om verhaal te nemen.
Art. 3:277 BW = In beginsel geldt: alle schuldeisers gelijk zijn ( = paritas creditorum). De schuldeisers
hebben dus onderling een gelijk recht op voldoening uit de opbrengst van de goederen van hun
schuldenaar naar evenredigheid van eenieders vordering.
Het recht op uitkering is hetgeen van de opbrengst overblijft na voldoening van de kosten van executie.
Voorbeeld:
Schuldeisers A en B hebben beiden een vordering op C. De vordering van A bedraagt € 200.000 en de
vordering van B bedraagt € 300.000. Zij zoeken beide verhaal op de woning van C. De
executieopbrengst van de woning van C bedraagt € 105.000. De executiekosten bedragen € 5.000.
- Uit de executieopbrengst worden eerst de executiekosten voldaan.
- O.g.v. art. 3:277 lid 1 BW ontvangt:
* A 2/5 x € 100.000 = € 40.000
* B 3/5 x € 100.000 = € 60.000
Er is dus geen rangorde:
- naar de hoogte van hun vorderingen,
- tussen schuldeisers naar het ogenblik van ontstaan van hun vorderingen en
- afhankelijk van wie het eerste beslag tot verhaal heeft gelegd.
P.S. In het moderne recht is geen plaats meer voor verhaal op de persoon zelf (de schuldenaar voor je laten
werken of hem als slaaf verkopen).
Art. 430 Rv. e.v. = Regels over verhaalsuitoefening als de schuldenaar niet failliet is.
De verhaalsuitoefening begint door het leggen van executoriaal beslag. Hiervoor is vereist dat de
schuldeiser over een executoriale titel beschikt.
Art. 108 Fw. e.v. = Regels over verhaalsuitoefening als de schuldenaar wel failliet is.
Faillissement is een beslag op het gehele vermogen van de schuldenaar t.b.v. zijn gezamenlijke schuldeisers. Het
is een collectieve uitwinning. De individuele schuldeiser heeft in het faillissement van zijn schuldenaar geen
zelfstandige mogelijkheid om verhaal uit te oefenen (art. 33 lid 1 Fw.). Een voor het faillissement gelegd
verhaalsbeslag komt door de faillietverklaring te vervallen (art. 33 lid 2 Fw.). De schuldeiser moet zijn
vordering dus indienen bij de curator. In geval van erkenning van zijn vordering heeft hij recht op een evenredig
deel van de executieopbrengst van de boedel.
Pagina 3 van 29
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper demeta. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.