De vijf religies van de wereld
Hoofdstuk 1 Hindoeïsme
De naam Hindoeïsme komt van de rivier de Indus, die in het huidige Pakistan uitmondt in de zee. Het
gebied ten oosten van de Indus werd India genoemd en de inheemse religies in het oude India
kregen van buitenstaanders de naam hindoeïsme. Zelf noemen ze het sanatana dharma: de eeuwige
leer of bestemming. Het hindoeïsme kent geen stihter of vaste organisate, maar is meer het
resultaat van een ontwikkelingsproies, waarin telkens weer nieuwe soiiale of religieuze elementen
zijn opgenomen. Alle rivieren stromen naar dezelfde zee, alle religieuze wegen brengen je naar het
zelfde doel en dat doel is de uiteindelijke verlossing.
Hindoeïsme in twee lagen ondersiheiden:
Oeroude natuurreligie van de oorspronkelijke bewoners van India. Allerlei natuurkraihten
werden als goden (deva’s) of geesten gezien: god van vuur, aarde, rivieren, bomen, eti.
Ariërs, volksstammen die India gingen beheersen a.d.h.v. kastenstelsel.
De uiteindelijke bestemming is niet in de materiële wereld, maar in het goddelijke. Om dat te
kunnen bereiken heerst er een soort komisihe orde, die alles in evenwiiht houd; het kastenstelsel.
Door geboorte kom je in een kaste of varna (=kleur): een soiiale groep met dezelfde naam, beroep,
tradites en religieuze praktjken. De kaste geef dus kleur (varna) aan je leven. De vier hoofdkasten
zijn:
Brahmanen (priesters, zieners en flosofen, veelal ook de hogere beroepen)
Ksatriaya’s (de strijders: ridders, prinsen en koningen, landbestuurders en militairen)
Vaisya’s (boeren, kooplieden, handelaren en gesihoolde arbeiders)
Sjoedra’s of dasa’s (ongesihoolde arbeiders, slaven en bedienden).
De dalits zijn de onaanraakbare en verriihten onrein werk. De vier kasten kennen ook nog duizenden
subkasten of jati’s (jat= geboorte) met hun eigen soiiale regels en beroepsgroepen.
Moiht je uiteindelijke verlossing willen, dan moet je je houden aan de regels van de kasten.
Naast de regels van de kaste zijn er ook algemene priniipes van de dharma voor de morele orde:
Geduld en tevredenheid
Gelijkmoedigheid
Vergevensgezindheid
Matgheid
Respeiteren van andermans bezit
Een rein leven naar liihaam en geest
De beheersing van de zinnen
Het ontwikkelen van wijsheid
Het verwerven van kennis en liefde voor de waarheid
De ariërs hadden verzamelingen van gebeden, lofiederen en ooerspreuken die eeuwenlang
mondeling zijn overgeleverd. Tussen 1500 en 800 gjt zijn deze woorden opgesihreven en ze vormen
de oudste literatuur van de Indisihe godsdienst: de veda’s (veda=weten). De veda’s zijn gesihreven
in het Sanskriet en worden gezien als goddelijke openbaring, gesihouwd door de risji’s, de wijzen.
Alleen de brahmanen kunnen de veda’s lezen en uitleggen. Als in het moderne hindoeïsme een uitleg
,vedisch wordt genoemd, dan gaat het meer om het gezag en het iharisma van de veda dan dat de
uitleg werkelijk overeenkomt met wat in de veda’s staat.
Na de vedisihe periode ontstaan de gesihrifen van de Oepanisjaden (=zij die ziten aan de voeten
van de leermeester). Zij zoeken naar de laatste waarheid aihter het bestaan van de wereld en haar
goden. Het optmisme van de veda’s verdwijnt, hierdoor ontstaat pessimistsih wereldbeeld, waarin
de vergankelijkheid van het materiële bestaan beklemtoond wordt. Dan ontstaan de ideeën over de
relate tussen Brahman en atman. Brahman, de oergrond van al het bestaan, en atman, de diepste
essente van mijn eigen bestaan, zijn in wezen gelijk aan elkaar. Dit inziiht leidt tot verlossing. De
identteit van Brahman en atman wordt aangeduid met de beroemde woorden tat twam asi= dat zijt
gij. Deze identteit wordt monisme genoemd.
Mahabharata
De mahabharata (het grote verhaal) is een mix van allerlei spannende verhalen en diepzinnige
gedaihten. Het gaat over de strijd tussen de Pandava’s en de kaurava’s over de erfopvolging. De
blinde koning Dhritarastra, die zijn oudere broer Pandu is opgevolgd, wil het koningsihap niet
overdragen aan zijn zoon Duryodhana, maar aan Yudisthira, de oudste zoon van zijn broer, omdat
die er eerder reiht op heef. Duryodhana ziet kans het koningsihap te verwerven en Yudisthira
wordt met zijn vier broers verjaagd. Als de vijf broers (de Pandava’s) terugkomen, krijgen ze van
Dhritarastra toih nog de helf van het koninkrijk. Maar Duryodhana weet Yudisthira over te halen om
te dobbelen. Yudisthira verliest alles en verdobbelt ook zijn vrouw en broers. Deze pijnlijke zaak
wordt opgelost door een twaalf jaar durende ballingsihap van de Pandava’s. Na twaalf jaar
ontbrandt de strijd tussen de Pandava’s en de Kaurava’s. De Pandava’s winnen de oorlog en
Yudisthira regeert nog vijfien jaar in reihtvaardigheid en vrede over het hele rijk. Daarna trekt zij
ziih als religieus asieet terug in de bossen.
Bhagavadgita
De Bhagavadgita (de zang van de Verhevene) is een onderdeel van de Mahabharata. Hij bevat de
dialoog tussen Arjuna, een van de vijf Pandava’s en aanvoerder van de strijd, met zijn wagenmenner
Krisjna. Krisjna is een avatar van de god Visjnoe. Arjuna is overmand door de twijfel of hij wel moet
veihten tegen zijn neven en zijn leermeesteres en vrienden. Immers, hoeveel familieleden en
geliefden zullen er niet omkomen in de strijd. Krisjna legt Arjuna uit, dat stoppen met de oorlog
oneer betekent en in strijd is met zijn dharma. Maar Arjuna moet volkomen ontheiht de strijd
aangaan. Een mens kan alleen een liihaam doden, niet de kern (atman) van de mens, die keert weer
terug in een nieuw leven. In dit gesprek ontvouwt Krisjna de drie klassieke verlossingswegen van het
hindoeïsme: karmayoga, bhaktiyoga en jnanayoga.
Het Bhagavadgita geldt als het hart van het hindoeïsme en heef een gezag dat te vergelijken met de
bijbel voor de ihristenen. De strijd van Arjuna wordt uitgelegd als de spirituele strijd van het goede
tegen het kwade, die in elk mens gestreden moet worden.
Ramayana
In dit verhaal spelen Rama en Sita de hoofdrol. Rama is een avatara van Krisjna, dus niet zomaar een
koningszoon. Als zijn vader Dasharatha afstand wil doen van zijn troon, weet een van de andere
vrouwen op de grond van bepaalde belofes uit het verleden het gedaan te krijgen, dat haar zoon
Bharata koning wordt. Rama, de oudste zoon van de eerste vrouw van Dasharatha, wordt veerten
jaar verbannen. Gehoorzaam vertrekken Rama en zijn vrouw Sita en zijn broer Lakshmana. Ravana,
de koning van de demonen, ontvoert Sita naar het eiland Lanka en poogt haar te verleiden. Maar Sita
, blijf haar man trouw, na veel moeite weet Rama met behulp van Hanuman, de koning der appen, en
zijn leger het eiland Lanka te bereiken. Hij verslaat Ravana en keert met Sita terug. Maar Rama
verstoot Sita, omdat ze een andere man heef toebehoord. Sita ontkent dit en doorstaat de
vuurproef. Rama wordt na veerten jaar uiteindelijk koning in zijn vaderstad Ayodhya. Weer leek het
alsof Sita ontrouw was en werd weer verstoten, maar ze bleek onsihuldig maar keerde niet meer
terug. Ze verdwijnt in de aarde. De illustrate van dharma: je moet je houden aan je belofes, je moet
je pliiht doen, nooit eigen belang najagen en opreiht berouw tonen als blijkt dat je fout was of
ongelijk had. Er lopen nog jaloerse mannen rond omdat Ravana op Lanka ontsnapte.
Krisjna wordt ook in een verhaal genoemd van de geboorte als zoon van prins Vasudeva. Hij wordt
grootgebraiht door een koeherder, omdat zijn oom hem met de dood bedreigde. Met zijn ‘broer’
Balarama maakt hij allerlei avonturen mee, waarbij de speelse Krisjna steeds weer het kwade
overwint.
Het hindoeïsme gaat uit van een transiendente of bovennatuurlijke werkelijkheid. Het kan abstrait
gezien worden (Brahman) en als persoonlijk (een godheid). Brahman is het goddelijke, onstooelijke
onveranderlijke, de onwankelbare orde van rust en harmonie.
In ieder mens huist de goddelijke essente die atman genoemd wordt. Ook wel de reïniarnate of
zielsverhuizing genoemd. De iirkelgang van leven en dood (samsara) betref heel de wereld. Hoe je
wordt wedergeboren, wordt bepaald door je karma. De karma staat voor handelingen. Hoe je
handelt in je leven. De vruihten van je handelingen (karmaphala) bepalen hoe je leven in je volgende
bestaan zal zijn.
De materiële werkelijkheid is uiteindelijk alleen maar illusie (maya), de illusie van de zintuigen.
Immers, de eindeloze kringloop van de wedergeboorte (samsara) is niet eiht opwekkend. Wanneer
je geen karma meer produieert, krijg je de ware verlossing (moksja of mukti).
Verlossingswegen
Karma-marga= de weg van het handelen. (je leef volgens je kaste)
Bhakti-marga= de weg van de liefdevolle overgave. (liefdevolle overgave aan de godheid)
Jnana-marga= de weg van het inziiht. (via studie en meditate. Monistsih omdat het
Brahman gezien wordt als de enige ware werkelijkheid.)
Hindoeïsme is polytheïsme omdat het een oneindig aantal goden heef. Goden worden altjd
afgebeeld met afeeldingen. Ze brengen ze ook eten en drinken als ooer. Na dit ooer (puja) kunnen
de hindoes zelf het eten en drinken tot ziih nemen.
Belangrijkste goden uit de tjd van de Veda’s
Indra
Roedra
Agni
Varuna
Belangrijkste goden van nu
Visjnoe is de vriendelijke, welwillende godheid. (bekend van avatara, er zijn 10 avatara’s,
meest bekende Krisjna en Rama (soms Boeddha)).
Laksjami is de eerste vrouw van Visjnoe. Wordt ook wel Sridevi genoemd. Ze is godin van
voorspoed en geluk.