100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Volledige hoorcollege aantekeningen IPR ! €8,66   In winkelwagen

College aantekeningen

Volledige hoorcollege aantekeningen IPR !

 16 keer bekeken  0 keer verkocht

Dit document bevat uitgebreide hoorcollege aantekeningen in het schooljaar 23-24. Ik heb veel achtergrond informatie en voorbeelden in de aantekeningen verwerkt, waardoor je het vak beter zal begrijpen. Hiernaast heb ik ook alle jurisprudentie uitgewerkt door middel van de feiten en rechtsregel. Al...

[Meer zien]

Voorbeeld 10 van de 87  pagina's

  • 4 april 2024
  • 87
  • 2023/2024
  • College aantekeningen
  • M.h. ten wolde & j.g. knot
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (1)
avatar-seller
YRelB
Samenvatting IPR (hoorcolleges, jurisprudentie en
schema’s)
Hoorcollege 1 (week 1a) (Inleiding/geschiedenis IPR, beginselen van
conflictenrecht en structuur verwijzingsregels)

Wanneer speelt het IPR een rol? Om wat voor vragen gaat het?

Een simpel voorbeeld: een man (NL) en vrouw (NL) gaan trouwen en wonen in
Nederland. Het (recht)gevolg van dit huwelijk is dat er een gemeenschap van
goederen ontstaat (huwelijksvermogen). Wat gebeurt er als zij naar Duitsland
verhuizen?

Een ander voorbeeld: Koning Willem-Alexander en Maxima  wat gebeurt er met
hen vermogen? Willem-Alexander is Nederlands en Maxima is Argentijns. Op het
moment van huwelijk kende het Argentijns recht geen huwelijkse voorwaarden,
maar toch zijn er huwelijkse voorwaarden afgesproken. Geldt dit dan ook in
Argentinië?

Martien Meiland:
Martinus (ook wel Martien) Meiland verkocht een in Frankrijk gelegen kasteel aan
een in Nederland wonende koper. Er is dus sprake van een Nederlandse verkoper
(Martien), een Nederlandse koper, maar een in Frankrijk gelegen perceel: dit is
een internationale situatie. Er kunnen dan verschillende vragen opkomen, zoals:
moet je naar de Nederlandse of Franse rechter? En welk recht moet worden
toegepast (Nederlands of Frans recht)? Dit zijn allemaal vragen voor het IPR.

TikTok:
In Nederland is door verschillende Nederlandse stichtingen (en
Consumentenbond) een massaschadeclaim tegen TikTok ingediend. De reden
hiervoor is dat TikTok de privacy (AVG) schendt van Nederlanders, omdat zij
gebruikers volgen doormiddel van een pixel op de telefoon. Alles en iedereen
wordt gevolgd, zo ook kinderen. TikTok heeft over de wereld verschillende
kantoren en vestigingen, zoals in Ierland (Europa). Deze vestiging worden door
de stichtingen en Consumentenbond voor de Nederlandse rechter gedaagd. Kan
deze zaak wel voor de Nederlandse rechter komen? Zo ja, welk recht moet dan
worden toegepast?

Het (Nederlandse) IPR bestaat uit drie hoofdonderdelen:

1. Internationaal bevoegdheidsrecht:
 is de Nederlandse rechter in een internationale kwestie wel bevoegd?
2. Conflictenrecht:
 als de Nederlandse rechter bevoegd is, welk recht moet hij dan
toepassen? Denk terug aan het voorbeeld van Koning Willem-Alexander
en Maxima: moet de rechter het Nederlandse (huwelijksvermogen)recht
toepassen of het Argentijnse? Hier is sprake van een ‘conflict’.
3. Internationaal erkennings- en tenuitvoerlegginsrecht :
 als er een buitenlands vonnis is, kan dit dan in Nederland worden
erkend?
 Als er een buitenlands veroordelend vonnis is, kan dat dan ook in
Nederland executeren?

,Het IPR is nationaal recht voor internationale gevallen: ieder land heeft dus zijn
eigen IPR-regels. Dit heeft als gevolg dat rechtsposities afhankelijk zijn van de
plaats en tijd waar zij zijn begaan. Dit vak focust zich alleen op het Nederlandse
IPR.

Als we kijken naar het conflictenrecht (zie hierboven het tweede hoofdonderdeel
van het IPR) gelden er twee bestaansvoorwaarden, namelijk:

1. Rechtsverscheidenheid: een vraag van conflictenrecht (welk recht is van
toepassing?) heb je alleen als er verschil is in de rechtstelsels  het
Nederlandse recht moet daadwerkelijk verschillen van bijvoorbeeld het Duitse
recht. Is dit niet het geval, dan is het IPR niet van toepassing.
2. Grensoverschrijdend rechtsverkeer: er moet sprake zijn van een internationaal
geval. Zuiver interne situaties worden niet door het IPR behandeld.

Speelt een situatie zich af wat door het IPR moet worden behandeld, dan is de
vraag naar welke bronnen gekeken moet worden om uiteindelijk tot een conclusie
te kunnen komen. Er bestaat helaas geen algemeen wetboek IPR. Voor de
bronnen dienen we dus te kijken naar verschillende, zoals EU Verordeningen,
Verdragen, Boek 10 BW en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Rangorde en afbakening bronnen

Hoofdonderdeel 1. Internationale bevoegdheidsrecht (is de Nederlandse rechter
bevoegd?):

 EU Verordeningen: eerst kijk je eerst of er een EU Verordening van toepassing
is, valt dit specifieke geval onder de EU Verordening (materieel, formele en
temporele toepassingsgebied).
 Verdragen: Is er geen EU Verordening van toepassing, dan kijk je of je wellicht
een Verdrag kan gebruiken (ook hier kijk je dan weer naar het materiele,
formele en temporele toepassingsgebied van het Verdrag).
 Boek 10 BW en Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv): Boek 10 BW en
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben een vangnet-functie: zijn de
EU Verordening en Verdrag niet van toepassing, dan kijk je naar de Boek 10
BW en Rv.

Hoofdonderdeel 2. Conflictenrecht (welk recht moet worden toegepast?) kennen
we vergelijkbare bronnen:

 EU Verordeningen: gaat het bijvoorbeeld om onrechtmatige daad dan geldt de
EU Verordening Rome II (weer kijken naar materiele, formele en temporele
toepassingsgebied).
 Verdragen: er is geen toepasselijk Verdrag voor het conflictrecht, dus val je
terug op de Boek 10 BW.
 Boek 10 BW: in deze vangnet-functie staat dan een desbetreffende
conflictregel wat antwoord geeft op de vraag welk recht van toepassing is.

Hoofdonderdeel 3. Internationale erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht (kan
een buitenlands vonnis in NL worden erkend en worden uitgevoerd?). Hier geldt
dezelfde systematiek.

 EU Verordening: eerst weer kijken of er een EU Verordening is. Zo niet, dan
weer een trede lager.

, Verdragen: is er een toepasselijk Verdrag (in sommige gevallen gaat een
Verdrag voor een EU Verordening)
 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering  art. 431 Rv: in lid 1 van dit artikel
wordt bepaald dat buitenlandse vonnissen in Nederland NIET ten uitvoer
kunnen worden gelegd.

,Geschiedenis IPR
Hoe is het conflictenrecht (hoofdonderdeel 2 IPR) ontwikkeld? Als we kijken naar
de geschiedenis is het volgende van belang. Het IPR heeft voornamelijk zijn
oorsprong in het oude Griekenland, waarna het vervolgens in het Romeinse Rijk
verder werd ontwikkeld. Na de Romeinen waren het de Germanen/Longobarden
die haar eigen recht in het Romeinse Rijk wilde toepassen. Pas in de late
middeleeuwen werd het IPR sterk ontwikkeld. Met name de statutenleer kwam tot
ontwikkeling. Deze leer werd in twee vragen onderverdeeld voor de vraag welk
recht van toepassing moest zijn (conflictrecht), namelijk 1. Kunnen eigen wetten
worden toegepast op vreemdelingen? 2. Gelden wetten ook buiten het
grondgebied van de staat?

Nadat de (Noord) Italiaanse en Fransen statutisten hun eigen bijdragen aan de
statutenleer hebben gegeven, waren er ook Hollandse statutisten. Nederland
bestond toen nog uit zeven verschillende provincies die op zichzelf soeverein
waren, ze bepaalden zelf hoe zij hun recht invulde binnen de grenzen van de
provincie. Dit zorgde ervoor dat er veel ongelijkheid bestond in het Republiek
rondom het privaatrecht binnen de zeven provincies. De Nederlandse statutisten
gingen dan ook kijken hoe men het privaatrecht binnen de zeven provincies kon
gelijkstellen. Paulus Voet ontwikkelde het comitas-beginsel: binnen de zeven
provincies geldt er een internationale welwillendheid om het recht van een ander
provincie toe te passen binnen de eigen. Johannes Voet nam het absolute
soevereiniteit als uitgangspunt: wetten kunnen niet buiten de grenzen werken,
omdat de wetgever enkel bevoegd is wetten te maken binnen zijn eigen
grondgebied. De rechter kan echter wel op grond van het comitas-beginsel ander
recht toepassen, maar voornamelijk uit eigen belang, want er bestaan enkele
uitzonderingen op de absolute soevereiniteit. Zo was een testament opgemaakt
volgens de regels van een ander land geldig. Na vader en zoon Voet ontwikkelde
Ulrik Huber een andere reden tot gebondenheid aan conflictregels, namelijk dat
sprake is van een volkenrechtelijke verplichting. Er geldt een rechtsplicht om
buitenlands recht toe te passen. De invulling van het conflictrecht door Huber
houdt dus in dat staten dulden wederzijds dat vreemd recht op hun grondgebied
geldt, tenzij dit in strijd komt met het staatsbedrijf. Het is een internationale
rechtsplicht om het recht van andere staten te respecteren, maar die plicht wordt
begrensd daar waar de staat of haar onderdanen door toepassing worden
geschaad.

Na deze Hollandse statutisten kwam Friedrich Carl von Savigny. Von Savigny had
een andere kijk op de wereld dan wat men hiervoor had: hij ging niet uit van
soevereiniteit, maar van een andere grondslag. Von Savigny nam als grondslag
dat bij iedere rechtsverhouding moet worden gezocht naar het zwaartepunt of
het recht waar dit het meest mee is verbonden. Het nauwst verbonden recht
wordt gevonden door middel van aanknopingsfactoren, zoals de woonplaats of
ligging van goederen. Denk bijvoorbeeld aan een huwelijk, waarbij het plaats
waar deze wordt gesloten het zwaartepunt is, met als gevolg dat dat recht van
toepassing is. Of aan een overeenkomst, met als zwaartepunt daar waar de
goederen worden overgedragen. Von Savigny keek daarbij dus niet aan de
inhoud, aard en strekking van het interne recht van bijvoorbeeld Nederland of
Duitsland. Dit verwijzingsrecht van von Savigny had beslissingsharmonie als
hoogste doel: overal (maakt niet uit waar je naartoe gaat/naar welke rechter je
gaat) zullen dezelfde verwijzingsregels worden toegepast. Dit zorgt ervoor dat
zowel de Nederlandse als de Duitse rechter op hetzelfde recht zal uitkomen, met
als gevolg dat er beslissingsharmonie is.

,Het conflictenrecht van von Savigny is indirect: het geeft zelf niet een regel, maar
verwijst naar een rechtsstelsel die wel een regel geeft. Daarnaast is dit
conflictenrecht neutraal: omdat alle rechtsstelsels op voet van gelijkwaardigheid
voor toepassing op internationale gevallen in aanmerking komen (er is geen
voorkeur voor eigen recht of buitenlands recht). Als laatst kenmerkt dit
conflictenrecht dat het abstract is: via een aanknopingsfactor verwezen naar
bepaald recht, er is dan ook geen directe oplossing van het probleem
(bijvoorbeeld: of een overeenkomst moet worden nagekomen, hangt af van het
toepasselijk recht).
Hoorcollege 2 (week 1b) (Beginselen van conflictenrecht en structuur
verwijzingsregels / Beginselen van internationaal burgerlijk procesrecht
en internationaal bevoegdheidsrecht / Brussel I-Bis)

Ter herhaling van hoorcollege 1:

Friedrich Carl von Savigny ontwikkelde een leer voor conflictenrecht. Het
uitgangspunt van de leer van von Savigny is het vinden van het recht dat het
nauwst verbonden is met de desbetreffende rechtsverhouding. Deze leer
ontwikkelde zich tot verwijzingsrecht, waarbij gekeken wordt de
aanknopingspunten van de desbetreffende rechtsverhouding: waar heeft de
overeenkomst in het privaatrecht zijn zwaartepunt?

Bij deze leer van von Savigny is het van belang dat het delen van rechtsinstituten
en beginselen van privaatrecht onderling goed geregeld is, wil de theorie
(verwijzingsrecht) goed functioneren. Er moet dus sprake zijn van ‘een
gemeenschap van mensen die dezelfde ideeën over het recht hebben, dezelfde
rechtsinstituten kennen’ (wat precies privaatrecht volgens deze gemeenschap
inhoudt). Zij moeten bijvoorbeeld dezelfde ideeën hebben over wat een huwelijk
is, waarbij men alleen nog maar hoeft te kijken waar het zwaartepunt ligt
(bijvoorbeeld in Nederland, Duitsland, Frankrijk et cetera).

Simpel voorbeeld: stel er is een koopovereenkomst tussen een koper die in
Nederland woont en de verkoper in Oostenrijk. Volgens de leer van von Savigny
kijk je dan naar de rechtsverhouding (er is sprake van een overeenkomst =
kwalificatie). Vervolgens kijk je waar deze overeenkomst zijn zwaartepunt heeft/of
het nauwst verbonden mee is: bijvoorbeeld de woonplaats van de verkoper in
Oostenrijk, dus is het recht van Oostenrijk van toepassing.

In Nederland is op een gegeven moment de eenzijdige statutistische
conflictregels (zoals vader en zoon Voet en Ulrik Huber dat hanteerde)
omgevormd tot meerzijdige verwijzingsregels van von Savigny.

Het conflictenrecht van von Savigny komt neer op het verwijzen van de
rechtsverhouding naar het nauwst verbonden rechtsstelsel. Het hoogste doel van
von Savigny is het creëren van beslissingsharmonie: als elke rechter dezelfde
verwijzingsregels hanteert, kom je bij juiste toepasselijke recht uit. Uiteindelijk
zullen de rechters van verschillende landen de rechtsverhouding thuisbrengen bij
het land waar deze het nauwst mee verbonden is. Er is immers sprake van een
gemeenschap: de landen delen namelijk dezelfde normen en waarden. Dus de
rechter van A zal hetzelfde beslissen als de rechter van B.

Hoe verwijs je dan exact? Er is een structuur voor verwijzingsregels waardoor je
uiteindelijk bij het juiste toepasselijke recht terechtkomt, namelijk middels:

,1. Wat is de verwijzingscategorie (onderwerp) : bijvoorbeeld: huwelijk,
onrechtmatige daad, koopovereenkomst etc.
2. Een regel met de aanknopingsfactor (norm): bijvoorbeeld plaats waar
het huwelijk is aangegaan, plaats waar de onrechtmatige daad zich heeft
voorgedaan of nationaliteit/woonplaats van de verkoper/koper.
3. Het toepasselijke recht (gevolg): bijvoorbeeld Nederlands recht.

Artikel 4 Rome I-Vo is een voorbeeld van een verwijzingsregel: in sub a-h van lid 1
wordt bijvoorbeeld verwezen naar het recht van het land waar de verkoper zijn
woonplaats heeft als sprake is van een overeenkomst tot verkoop van roerende
zaken (sub a) of waar het onroerend goed is gelegen (sub c),
Artikel 4 Rome II-Vo is een ander voorbeeld: de verwijzingscategorie is
onrechtmatige daad (onderwerp: zie hierboven 1. Wat is de verwijzingscategorie
bij de structuur van verwijzingsregels) en lid 1 van dit artikel geeft aan dat het
recht van het land waar de schade zich voordoet van toepassing is.

Nog een voorbeeld is art. 10:36 BW. Dit artikel regelt de rechtsbetrekking tussen
echtgenoten: wie kan je aanspreken voor bijvoorbeeld de huishoudelijke
schulden? Stel je voor het gaat om echtgenoten van de Duitse nationaliteit die in
Nederland wonen, dan is volgens sub a het Duitse recht van toepassing, gezien
hun gemeenschappelijke Duitse nationaliteit.

Aanknopingsfactoren
Wat zijn bijvoorbeeld geschikte aanknopingsfactoren in het familierecht? Ofwel
welke aanknopingsfactoren legt de band tussen een persoon en een bepaald land
het beste uit? Denk bijvoorbeeld aan het volgende:
 Nationaliteit: het land waar je de nationaliteit van hebt geeft in beginsel
aan dat je daar het nauwst mee verbonden mee bent.
 Woonplaats: in sommige gevallen geeft het land waar de woonplaats
gelegen is dat je daar het nauwst mee verbonden mee bent.

Welke van de twee is nou geschikter bij vaststelling welk recht het meest nauwst
verbonden is?
 Voor de nationaliteit geldt dat dit makkelijk te bepalen is, niet zo gemakkelijk
veranderd en dit het meest jouw identiteit bepaald (denk bijvoorbeeld aan het
feit dat je jouw land op een WK voetbal toejuicht, omdat dit onderdeel is van
jouw identiteit). Het kan echter ook problematisch worden in het geval men
geen nationaliteit heeft (‘stateloos’ is), dubbele nationaliteiten heeft of een
vluchteling is.
o Verwaterde nationaliteit: een Duitser die al 40 jaar in Nederland woont.
Is het dan nog wel reëel om nauwste verbondenheid op basis van
nationaliteit te rekenen.
o Art. 10:8 BW  realiteitstoets: is de aanknoping op grond van
nationaliteit niet meer reëel dan geeft art. 10:8 BW een exceptie,
waarbij het recht van nationaliteit niet doorslaggevend is, maar
gekeken moet worden naar alle omstandigheden v/h geval, met als
gevolg dat voor de gewone verblijfplaats moet worden gekozen.

 Voor de woonplaats: het grote voordeel is dat je aanknoopt bij het (centrale)
leven van een persoon. Zo kun je bijvoorbeeld de nationaliteit hebben van een
land, maar in een ander land geboren zijn, waardoor je een sterkere band
hebt met het land waar je altijd woonachtig bent geweest. Hiernaast levert dit
gelijkheid onder de gemeenschap op. Je past immers niet meer de
nationaliteit toe, maar de woonplaats. Ook is dit makkelijker voor rechters,

, want zij passen dan vaker het recht toe van hun eigen land en niet vreemd
recht.
o ‘Woonplaats’ in het conflictenrecht is de gewone verblijfplaats (verschilt
dus van boek 1:10 BW. Hierbij moet je denken aan de volgende
aspecten:
 Het gaat om de feitelijkheden, dus waar woont iemand? Waar
werkt iemand? Waar heeft iemand een bankrekening? Waar
worden de abonnementen bezorgd? Waar gaan de kinderen naar
school? Waar doet iemand zijn boodschappen?
 Dit bij elkaar opgeteld geeft aan waar iemand zijn feitelijke
gewone verblijfplaats heeft.
 Hiernaast is de duur(zaamheid) van het verblijf ook van belang:
als je er langer zit, dan heb je zeker jouw gewone verblijfplaats
daar.
 De intentie van verblijf: de reden waarom je in bepaald land
verblijft is ook belangrijk. Keer je bijvoorbeeld telkens weer terug
naar een bepaald land. Emigreer je bijvoorbeeld naar een ander
land, dan is dat land jouw gewone verblijfsplaats vanaf het
moment je van het vliegtuig stapt.
Ambtshalve toepassing?
Moet de rechter het recht ambtshalve toepassen? Uit art. 10:2 BW blijkt dat ‘de
regels van internationaal privaatrecht en het door die regels aangewezen recht’
door de rechter ambtshalve worden toegepast, dus ook als partijen in de
procedure zich daar niet op beroepen.

Kwalificatie
Eerder in dit hoorcollege kwam de structuur voor verwijzingsregels aan bod,
waarbij je uiteindelijk bij het juiste toepasselijke recht terechtkomt. Bij de
kwalificatie zit je bij stap 1. Wat is de verwijzingscategorie (onderwerp): zoals
bijvoorbeeld huwelijk, onrechtmatige daad, koopovereenkomst etc. Hierbij ga je
ten rade tot welke verwijzingscategorie een bepaalde rechtsverhouding wordt
gerekend.

Een voorbeeld: een Zweedse man en een Noorse vrouw zijn op 19 oktober 2012
in Spanje getrouwd. Na een lange huwelijksreis hebben partijen hun eerste
huwelijkswoonplaats in januari 2013 gevestigd in Spanje. Sinds 2015 woont het
echtpaar echter in Nederland. De gewone verblijfsplaats van partijen bevindt zich
nog steeds in Nederland. Op 17 november 2023 verzoekt de vrouw bij de
Nederlandse rechter ontbinding van het huwelijk. Welke kwesties van toepasselijk
recht kunnen hier spelen?
 Is er wel sprake van een geldig huwelijk?
 Wat is in casu de verwijzingscategorie (onderwerp): echtscheiding is waar
het in casu om draait.
 Welk huwelijksvermogensrecht is van toepassing, gezien de casus
informatie geeft over verschillende landen, zoals
Zweden/Noorwegen/Spanje/Nederland.
 Hoe zit het met de voorziening in het gezag over de kinderen? Of
alimentatie?
 In dit geval kijk je dan naar de conflictregels, zoals aan bod kwam bij de
rangorde en afbakenen van de bronnen in hoorcollege 1: het Nederlands
IPR verwijst dan eerst naar EU Verordeningen, daarna naar Verdragen en
uiteindelijk naar Boek 10 BW als vangnet-functie.

,Nog een voorbeeld: een Nederlander neemt tijdens een vakantie in Frankrijk een
Amerikaanse lifter mee. De auto raakt van de weg. De Amerikaan heeft letsel. Is
dit een kwestie van overeenkomst (gezien het mee liften) of onrechtmatige daad?
Hier merk je dat het afhangt van de kwalificatie welk recht je uiteindelijk zal
moeten toepassen.

Er zijn drie theorieën kwalificatie:
 Lex causae: deze theorie houdt in dat je eerst moet bepalen aan de hand van
Nederlandse kwalificatie of Nederlandse conflictregel welk recht van
toepassing is. Vervolgens kijk je dan naar het conflictenrecht van dat recht
voor het bepalen van het uiteindelijk toepasselijke recht. Je houdt dan
rekening met het conflictenrecht van het rechtsstelsel dat wij (Nederland) van
toepassing verklaren.
o Terug naar de casus: stel je voor het conflictenrecht van Nederland
bepaald bij de verwijzingscategorie (onderwerp) dat de overeenkomst
moet worden gekwalificeerd, waardoor het Franse recht van toepassing
is (omdat bijvoorbeeld hier de overeenkomst is ‘gesloten’). Dan kijk je
naar wat het Franse recht zelf bepaald qua verwijzingsrecht, waardoor
de kans is dat deze rechtstelsel bepaald dat het Nederlandse recht van
toepassing is (omdat bijvoorbeeld de overeenkomst wordt gesloten
door een Nederlander). Deze theorie wordt in Nederland verworpen.
 Rechtsvergelijking: bij deze theorie vergelijk je alle betrokkene rechtstelsels
met als doel te kwalificeren op de raakvlakken die deze rechtstelsels met
elkaar hebben. Rekening houden met alle betrokkene rechtstelsels op het
gebied van IPR is onmogelijk, waardoor deze theorie ook niet geldt.
 Lex fori: bij deze theorie is het uitgangspunt dat wij Nederlands IPR gebruiken
ter kwalificatie. In het Nederlandse IPR gaan we uit van onze eigen
Nederlandse rechtsbegrippen. In Nederland hebben we een eigen
begrippenstelsel ontwikkeld voor het conflictenrecht, wat dicht tegen ons
eigen privaatrecht aan ligt. Wij kwalificeren dus aan de hand van een
autonoom Nederlands begrippensysteem als het gaat om Boek 10 BW en
houden geen rekening met wat andere landen doen of vinden. Wat wij in
Nederland een huwelijk vinden, gebruiken wij voor de kwalificatie of een
rechtsverhouding daadwerkelijk als een huwelijk gekwalificeerd kan worden.
Dit is de in Nederland heersende leer.
o Belangrijk om rekening mee te houden: veel EU Verordeningen en
Verdragen hanteren verordeningsautonome c.q. verdragsautonome
begrippen, met als gevolg dat wij Nederlands recht dan niet gebruiken
ter kwalificatie.
o Zie bijvoorbeeld Consumentenovereenkomst in Rome I-Vo of
onrechtmatige daad in Rome II-Vo.

Voorvraag
Voorbeeld: er is sprake van een huwelijk tussen een man en een vrouw. Er zijn
daarnaast drie kinderen. De man overlijdt. Welk recht is van toepassing op de
vererving van de nalatenschap? Nederland wikkelt de nalatenschap af en bepaalt
dat het recht van de laatste gewone verblijfplaats van toepassing is. Dat is in
Frankrijk dus is het Franse erfrecht van toepassing. Volgens Frans erfrecht zijn
erfgenamen in casu de vrouw en drie kinderen. In dit geval zijn er dan twee
voorvragen van belang: 1. Was er wel een geldig huwelijk tussen de man en de
vrouw en welk recht bepaald of er wel een geldig huwelijk is? Moet deze
voorvraag dan worden behandeld aan de hand van Frans of Nederlands IPR? De
tweede voorvraag zou zijn: zijn de kinderen als erfgenamen wel van de inmiddels
overleden man, met als gevolg welk recht van toepassing is op de afstamming

,(weer Frans of Nederlands IPR)? De heersende leer in Nederland is geregeld in
art. 10:4 BW: er wordt geen rekening gehouden met buitenlands internationaal
privaatrecht bij de voorvraag. Dit is de zelfstandige aanknoping.

Renvoi
Voorbeeld: meneer woont in land X en het IPR van dit land zegt dat het recht van
het land van zijn nationaliteit (land Y) moet worden toegepast op de vererving
van zijn nalatenschap. Het IPR van land Y geeft echter aan dat het recht van het
land van de gewone verblijfsplaats moet worden toegepast in situaties voor de
vererving van nalatenschappen. Hier is sprake van terugverwijzing.
Wat dient in zulke gevallen te gebeuren?

Stel nou dat volgens het Nederlands conflictenrecht het recht van land Y moet
worden toegepast. Vervolgens verwijst land Y door naar het recht van land Z.
Moet er rekening worden gehouden met buitenlands conflictenrecht? Met deze
verderverwijzing kan je uiteindelijk heel ver raken van wat je zelf als doel had
middels het conflictenrecht.

De heersende leer in Nederland is te vinden in art. 10:5 BW: Nederland houdt
geen rekening met het buitenlandse conflictenrecht. In een geval wij een
verwijzingsregel hebben, hebben we daar een bepaalde gedachte bij en dat recht
zal dan ook worden toegepast. We kijken niet naar wat de buitenlandse wetgever
vindt. Hiermee wordt de renvoi (herverwijzing) in Nederland verworpen.

, Hoorcollege 3 (week 2a) (Beginselen van internationaal
bevoegdheidsrecht, Brussel I-Bis, onrechtmatige daad en bevoegdheid)

Weer een korte terugblik naar wat we tot nu toe weten over het conflictenrecht.
Het gaat in dit vak voornamelijk over de drie hoofdonderdelen van het IPR,
namelijk:

1. Het internationaal bevoegdheidsrecht: is de Nederlandse rechter bevoegd?
2. Conflictenrecht: als de Nederlandse rechter bevoegd is, welk recht moet hij
dan toepassen?
3. Internationaal erkennings- en tenuitvoerlegginsrecht :
a. als er een buitenlands vonnis is, kan dit dan in Nederland worden
erkend?
b. Als er een buitenlands veroordelend vonnis is, kan dat dan ook in
Nederland executeren?

Daarnaast hebben we gezien dat als we kijken naar de geschiedenis van het IPR
Friedrich Carol von Savigny een verandering aanbracht met zijn theorie/leer. Het
IPR maakte een ontwikkeling door van het afbakeningsrecht, zoals de
(Nederlandse) statutisten dat kende, naar de leer van het verwijzingsrecht van
von Savigny. Het uitgangspunt van de leer van von Savigny is het vinden van het
recht dat het nauwst verbonden is met de desbetreffende rechtsverhouding.
Deze leer ontwikkelde zich tot verwijzingsrecht, waarbij gekeken wordt de
aanknopingspunten van de desbetreffende rechtsverhouding: waar heeft de
overeenkomst in het privaatrecht zijn zwaartepunt?

Zo hebben we ook gezien dat er een structuur is voor de verwijzingsregels om
uiteindelijk bij het juiste toepasselijke recht te komen, namelijk:

1. Wat is de verwijzingscategorie (onderwerp) : bijvoorbeeld: huwelijk,
onrechtmatige daad, koopovereenkomst etc.
2. Een regel met de aanknopingsfactor (norm): bijvoorbeeld plaats waar
het huwelijk is aangegaan, plaats waar de onrechtmatige daad zich heeft
voorgedaan of nationaliteit/woonplaats van de verkoper/koper.
3. Het toepasselijke recht (gevolg): bijvoorbeeld Nederlands recht.

Als je kijk naar het huidige IPR zie je dat de verwijzingsregels van von Savigny
sterk terugkomen. Het centrale beginsel is dan ook het beginsel van nauwste
verbondenheid, waarbij de verwijzingsregel het toepasselijke (nauwst verbonden)
recht aanwijst. Een voorwaarde voor deze methode van verwijzingsrecht is dat
alle landen dezelfde verwijzingsregels gebruiken, zodat het hoogste doel van
beslissingsharmonie wordt gecreëerd. Echter, hebben we ook gezien dat niet
overal dezelfde verwijzingsregels worden gehanteerd, want ieder land heeft zijn
eigen IPR. Hiernaast geeft ook ieder land zijn eigen invulling van de algemene
leerstukken wat betreft: de kwalificatie van de verwijzingscategorie, de
voorvraag, renvoi et cetera.

Er zijn nog twee specifieke problemen als we kijken naar het internationaal
bevoegdheidsrecht. De eerste vraag die van belang is, is: wat als de inhoud van
het toepasselijk aangewezen recht ons niet bevalt? Denk aan de situatie waarin
de Nederlandse rechter het recht van Vietnam moet toepassen, waarbij de
wetsuitleg sterk verschilt met wat wij in Nederland wenselijk en goed vinden.
Mag je dit toepasselijk aangewezen recht buiten toepassing laten? Nee, dit is niet

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper YRelB. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,66. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 59325 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,66
  • (0)
  Kopen