PB 2802 Inleiding in de wetenschappelijke methode 2024
Introductie: Wat is kennis?
In de breedste zin is wetenschap een manier om tot kennis te komen.
Epistemologie: De tak van sport die zich bezighoudt met vragen naar kennis is de epistemologie (epistèmè = 'kennis';
logos = 'de leer'), oftewel kennisleer of kenleer.
- De wetenschap zoals deze met name de laatste paar eeuwen is vormgegeven, is dus een speci eke epistemologische
benadering en daarmee tevens een voortvloeisel uit de klassieke loso e.
Een gangbare manier om kennis te de niëren is aan de hand van een aantal (noodzakelijke) kenmerken. Vaak worden er drie
kenmerken gekoppeld aan het concept kennis:
1. Het is een opvatting; Er staat een paard in de wei.
2. De opvatting moet waar zijn; Het is waar als er daadwerkelijk een paard in de wei staat.
3. Er moet een rechtvaardiging bestaan voor de opvatting; Gegronde redenen om deze opvatting te hebben.
Bij eenvoudige uitspraken over de wereld, zoals bij het vaststellen of ergens een paard staat, kunnen we met enig optimisme
ervan uitgaan dat deze opvattingen daadwerkelijk kennis betreft. Maar bij complexere beweringen, wordt het al een stuk
moeilijker om met zekerheid te beweren dat deze opvatting daadwerkelijk kennis betreft.
Vraag: Het is enigszins intuïtief dat kennis een ware opvatting moet zijn. Maar waarom moet er ook een rechtvaardiging voor
een opvatting zijn om als kennis te gelden, denk je?
Antwoord: Men voegt in de loso e het criterium toe om toevallige ware opvattingen uit te sluiten als kennis. Stel
bijvoorbeeld dat ik beweer dat er op een willekeurig gekozen adres een paard in de wei staat en dat blijkt inderdaad het
geval. De opvatting is dan waar, maar niet gerechtvaardigd. Ik had geen gegronde reden om ervan uit te gaan dat het paard
er zou staan. Het is in dit geval niet gepast om te stellen dat ik kennis had dat het paard er stond.
Meningen worden vaak gekenmerkt door gebrekkige rechtvaardiging voor de opvatting . Al is er wel een verschil tussen
meningen die geen enkele rechtvaardiging hebben en meningen die enigszins gerechtvaardigd worden.
- Het belangrijkste element dat een mening kenmerkt, is dat er geen noodzaak is om er een sterke rechtvaardiging voor te
geven. Om van kennis te spreken, moet er echter wel een goede rechtvaardiging bestaan voor de opvatting.
Wetenschappelijk onderzoek is een manier om tot nieuwe of aangepaste opvattingen te komen en levert ons geregeld
nieuwe kennis op.
0.1 Twijfel en zoektocht.
‘The xation of belief’ geschreven door Filosoof Charles Sanders (1877): Hierin betoogde Peirce dat de mens van
nature bepaalde zekere opvattingen over de wereld wil hebben en dat twijfel over bepaalde opvattingen een gevoel van
onrust veroorzaakt. Peirce begint met de aanname dat er zijn 2 mogelijke toestanden zijn waarin de mens zich kan bevinden:
1. Overtuigingstoestand.
Pagina 1 van 97
fi fi fi fi fi fi fi
,PB 2802 Inleiding in de wetenschappelijke methode 2024
2. Toestand van twijfel: Twijfel, stelt Peirce, is te vergelijken met het hebben van zoiets als jeuk; iets vervelends wat ons
direct aanzet tot krabben. Krabben = op zoek gaan naar een opvatting die de twijfel wegneemt.
Peirce betoogde dat wetenschappelijk onderzoek de beste methode is om van twijfel af te komen, maar ook dat er, naast
wetenschap, alternatieve methoden zijn. Andere methoden om wankelingen in je opvattingen te voorkomen of op te lossen
waren volgens hem:
Methode van volharden en vermijden: We gaan alle situaties en personen die twijfel in ons kunnen oproepen, uit de
weg. Wanneer iemand zich afzondert van sociaal contact en televisie, internet en krant buiten de deur houdt, dan is het in
principe mogelijk een leven te leiden zonder ooit je overtuigingen te hoeven veranderen.
Methode van autoriteit: De tweede manier is om opvattingen te ' xeren', zoals Peirce dat noemde, door een beroep op
autoriteit te doen. Bijv. Ik heb op tv 4 professoren gehoord die beweren dat deze opvatting klopt.
Hier leggen we de verantwoordelijkheid voor de vorming van onze overtuigingen dus deels bij de mensen om ons heen. Dit
is vaak een pragmatische strategie, zeker in het primair en secundair onderwijs, maar het is niet de methode van een
wetenschapper.
A-priori-methode: Een eenvoudige manier om de a-priori-methode te begrijpen is in termen van smaak. Sommige
opvattingen bezitten eigenschappen die hen aantrekkelijk maakt ('dat klinkt logisch', of 'wat een geruststellend idee') of
lijken anderszins goed aan te sluiten bij bepaalde voorkeuren en opvattingen die we hebben. Wanneer je een overtuiging
laat afhangen van dergelijke (persoonlijke) voorkeuren, dan pas je de a-priori-methode toe.
Wetenschappelijke methode: Pierce benoemt de wetenschappelijke methode als de relatief beste (niet per se de
makkelijkste) methode om twijfel over onze opvattingen te verminderen. Onze opvattingen bestaan volgens hem
onafhankelijk van de werkelijkheid. Om onze opvattingen meer in lijn met deze werkelijkheid te krijgen, kunnen we actief
zoeken naar empirische (waarneembare) gegevens om onze opvattingen te toetsen. Dat verzamelen van nieuwe gegevens
over de wereld, om zo opvattingen te vormen welke meer stroken met de werkelijkheid, is de essentie van wetenschap, aldus
Peirce.
Een wetenschapper gaat actief op zoek naar informatie over de wereld om diens opvattingen aan te scherpen.
0.2 Wetenschap als een zoektocht naar kennis.
Er is niet één wetenschappelijke methode, maar de moderne wetenschap hanteert verscheidene methoden. Er zijn allerlei
doelen die nagestreefd worden in het hedendaagse onderzoek. De losoof Ryle (1947) sprak in zijn boek The concept of mind
(waarin hij zijn visie geeft op wat de menselijke geest is) over het verschil tussen weten dat en weten hoe. Dit onderscheid is
nuttig om de verschillende doelen van wetenschap te begrijpen. Sommige wetenschappers zijn met name gericht op 'weten
dat', terwijl anderen geïnteresseerd zijn in 'weten hoe'.
Weten dat -> Fundamenteel onderzoek: Iemand kan weten dat het brein uit allerlei verschillende structuren bestaat
maar daarmee is niet bekend hoe deze kennis gebruikt kan worden om een depressie te behandelen.
- Het verkrijgen van kennis en begrip kan dus een doel op zichzelf zijn (uit pure interesse hoe de wereld in elkaar zit).
- Naast het systematisch beschrijven van de werkelijkheid, beoogt fundamenteel onderzoek met name te verklaren waarom
dingen zijn zoals ze zijn. Dit laatste doen fundamentele wetenschappers vaak door het construeren van hypothesen en
theorieën die kunnen bijdragen aan het verklaren van fenomenen.
Pagina 2 van 97
fi fi
, PB 2802 Inleiding in de wetenschappelijke methode 2024
Weten hoe -> Toegepast onderzoek: Maar wetenschappers zijn ook geïnteresseerd in het toepassen van verworven
kennis om bepaalde problemen op te lossen, om onze maatschappij te verbeteren of om bepaalde nieuwe technologieën te
ontwikkelen. Dit laatste kenmerkt toegepast onderzoek.
- Hier ligt dus niet de nadruk op het beschrijven en verklaren van bepaalde fenomenen, maar op het uitoefenen van
controle op bepaalde gebeurtenissen of fenomenen, of het inzetten van kennis om technologie te ontwikkelen.
- Zo wil de toegepaste klinisch onderzoeker kunnen voorspellen onder welke omstandigheden bijv psychoathologie
optreedt en wat men eraan kan doen (middels behandeling) om de psychopathologie te veranderen of te voorkómen.
Het is belangrijk te beseffen dat fundamenteel en toegepast onderzoek met elkaar in samenspel zijn. Soms helpt ‘weten dat’
namelijk om te komen tot ‘weten hoe’.
Tijdens de zoektocht naar kennis leunt de wetenschapper natuurlijk niet alleen op eigen onderzoek, maar ook op het
onderzoek van anderen, zoals deze gecommuniceerd wordt in de wetenschappelijke literatuur. Belangrijk bij het
gebruikmaken van literatuur is om goed oog te houden voor de kwaliteit en betrouwbaarheid van dergelijke bronnen. Hierbij
kun je bijvoorbeeld de CRAAP-criteria te hanteren.
CRAAP-criteria: Staat voor currency (recent), relevance (relevantie), authority (autoriteit van de auteur), accuracy
(nauwkeurigheid) en purpose (doel van de auteur bij het schrijven).
0.3 De nities van wetenschap
Wetenschap wordt gekenmerkt door de methoden en werkwijzen die zij hanteert. Een alledaagse de nitie van wetenschap is
dat wetenschap een verzameling is van kennis die afkomstig is van de zintuigen. Een belangrijk kenmerk van wetenschap dat
zij empirisch is. Deze alledaagse de nitie van wetenschap benadrukt dus onze zintuigen als een cruciaal instrument en
tevens startpunt van de weg naar nieuwe kennis. Wat de wetenschapper ziet, hoort en voelt, zijn allemaal vertrekpunten om
tot nieuwe inzichten over de wereld te komen.
Empirie: Het woord empirisch is vermoedelijk via het Latijnse empiricus ontleend aan de oude Griekse term empeirikos; wat
zoiets betekende als een arts die werkte op basis van ervaringen en waarneming.
- Het empirische karakter heeft een lange geschiedenis die te herleiden is tot de start van de wetenschappelijke revolutie
(halverwege 16e eeuw), toen Copernicus voorstelde om het geocentrisch model (de aarde ->middelpunt van universum)
te vervangen door het heliocentrisch model (zon -> middelpunt). Belangrijk bewijs werd geleverd door Galileo Galilei aan
de hand van directe waarnemingen via de door hem ontwikkelde telescoop. ; (belangrijke overwinning van de empirische
methode).
Theorie: Wetenschap gebruikt en leunt ook op theorie (in de breedste zin van het woord: ideeën, gedachten, modellen).
Wetenschap; Normatief versus Descriptief
Een belangrijk thema binnen de wetenschap is objectiviteit: objectiviteit van kennis, maar ook objectiviteit in duiding. Dit was
bijvoorbeeld een belangrijk thema voor de logisch-positivisten:
Pagina 3 van 97
fi fi fi
, PB 2802 Inleiding in de wetenschappelijke methode 2024
Logisch-positivisten: Kennis moet vrij zijn van waardeoordelen en niet-veri eerbare claims. In hoeverre de wetenschap
daadwerkelijk een dergelijk objectief karakter kan aannemen, is een punt van discussie.
Het is zinvol om een goed onderscheid te maken tussen zogenaamde descriptieve en normatieve uitspraken, welke we ook
wel kunnen duiden als 'wat is' en 'wat wenselijk is'. De wereld van 'wat is' bestaat in principe los van de wereld van 'wat
wenselijk is'.
- Descriptieve 'wat is'-beweringen: 'Sporters leven langer', 'rokers leven korter', en 'een IQ van negentig is beneden-
gemiddeld’.
- Normatieve 'wat wenselijk is'-beweringen: 'Je moet voldoende sporten, want dat is gezond', 'je moet niet roken,
want dat is ongezond’, 'een IQ van negentig is niet zo goed, want dat is beneden-gemiddeld’. In deze laatste serie wordt
dus een normatief oordeel gekoppeld aan een descriptieve uitspraak.
Het is niet vanzelfsprekend om een descriptieve uitspraak zomaar door te trekken naar een normatieve uitspraak. Waarom
zou een beneden-gemiddeld IQ niet goed genoeg zijn, bijvoorbeeld? Sommigen vinden dat de wetenschap zich enkel met
descriptieve uitspraken bezig moet houden zonder zich bezig te houden met normatieve oordelen. Dit laatste zou dan meer
een taak voor de losoof zijn. Anderen stellen dat het vaak onvermijdelijk is dat wetenschappelijke uitkomsten bepaalde
normatieve implicaties hebben.
Pagina 4 van 97
fi fi