Alle stoornissen & bijbehorende DSM5-criteria + evt. extra informatie +
probleemclusters, Klinische Ontwikkelingspsychologie 2024
Probleemclusters in de Klinische Ontwikkelingspsychologie
- Leerproblemen lage schoolprestaties.
- problemen met werkhouding taakaanpak, initiatief nemen.
- Problemen in de taalontwikkeling achterstand, en/of vreemd.
- Angstklachten
- Stemmingsproblemen veel huilen, vlak.
- Opstandig oppositioneel gedrag luistert niet, brutaal, etc.
- (Fysieke) agressie vechten, schoppen, slaan, bijten, etc.
- Risicogedrag drank, drugs, joyriding, seksueel gedrag.
- Impulsiviteit.
- Hyperactiviteit.
- Aandachtproblemen.
- Motorische problemen onhandige of vreemde motoriek.
- Slaapproblematiek.
- Somatische klachten buikpijn, hoofdpijn, etc.
- Gewichtsproblematiek.
- Eetproblematiek.
- Sociale problemen met leeftijdsgenoten geen sociaal initiatief, of
vreemde initiatieven, teruggetrokken.
Diagnostische criteria voor een verstandelijke beperking (VB)
Een (L)VB is een stoornis die begint tijdens de ontwikkelingsperiode en
intellectuele en adaptieve functioneringsbeperkingen met zich meebrengt in
conceptuele, sociale, en praktische domeinen. Er moet worden voldaan aan de
volgende 3 criteria:
A) Gebreken in intellectuele functies, zoals redeneren, probleem oplossen,
plannen, abstract denken, oordelen, academisch leren en leren van
ervaring, bevestigd door klinische beoordeling en gestandaardiseerde
intelligentietesten.
B) Gebreken in adaptief functioneren wat resulteert in het falen om
ontwikkelings- en culturele standaarden te behalen voor persoonlijke
onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid. Zonder ondersteuning
beperken de gebreken het functioneren in één of meer dagelijkse
activiteiten, zoals communicatie, sociale participatie, en onafhankelijk
leven, in meerdere contexten, zoals thuis, op school, werk, en in de
gemeenschap.
C) De intellectuele en adaptieve gebreken starten in de
ontwikkelingsperioden
Specificeer huidige ernst: Licht, Matig, Ernstig, Zeer ernstig
Mensen met een licht verstandelijke beperking maken 85% van de groep met
een VB uit. Kinderen met een LVB tonen voor de basisschoolleeftijd maar kleine
vertragingen in de ontwikkeling, en worden vaak pas geïdentificeerd als zorgen
rondom academische prestaties of gedrag ontstaan in de vroege basisschooltijd.
Kinderen met een LVB ontwikkelen meestal sociale communicatievaardigheden
van 0-5 jaar, met mogelijke kleine vertragingen in expressief taalgebruik. Ze
hebben meestal minimale of geen sensorisch-motorische beperkingen en kunnen
omgaan met leeftijdsgenoten. In de late puberteit kunnen deze kinderen
,academische vaardigheden van een 11-12 jarige ontwikkelen. In de
volwassenheid ontwikkelen ze sociale en beroepsmatige vaardigheden om
zichzelf minimaal te ondersteunen, maar extra ondersteuning kan nodig zijn,
vooral bij sociale of economische stress. Mensen met een LVB wonen vaak
succesvol in de maatschappij, onafhankelijk of begeleid.
Mensen met een matige verstandelijke beperking maken 10% van de groep
met een VB uit. Ze worden meestal al voor basisschoolleeftijd geïdentificeerd,
omdat ze vertragingen tonen in vroege ontwikkelingsmijlpalen. Als ze beginnen
aan de basisschool kunnen kinderen met een MVB met combinaties van losse
woorden en gebaren communiceren en hebben ze de zelfzorg en motorische
vaardigheden van een 2-3 jarige. Kinderen met een MVB zijn beperkt in hun
sociale beoordeling en beslissingsvaardigheden waardoor ze vaak dagelijkse
ondersteuning nodig hebben om te functioneren. Op de leeftijd van 12 jaar
kunnen ze soms praktische communicatievaardigheden gebruiken. Ze kunnen
dan met matige begeleiding voor zichzelf zorgen. Ze kunnen ook baat hebben bij
trainingen in sociale en beroepsmatige vaardigheden, maar zullen op academisch
niveau niet boven het tweede leerjaar komen. Adolescenten met MVB kunnen
moeite hebben met het begrijpen van sociale gebeurtenissen, wat relaties met
leeftijdsgenoten beperkt. Volwassenen kunnen leven in de maatschappij en
bepaald begeleid werk uitvoeren. veel mensen met het Syndroom van
Down functioneren op dit niveau.
Mensen met een ernstige verstandelijke beperking maken 4% van de groep
met een VB uit. Veel van deze mensen worden op jonge leeftijd geïdentificeerd
omdat ze substantiële vertragingen in ontwikkeling hebben en zichtbare fysieke
abnormaliteiten hebben. Mijlpalen zoals staan, lopen en zindelijkheid zijn duidelijk
vertraagd en zelfzorg op basisniveau ontstaat meestal rond het 9 e levensjaar. Op
12 jaar kunnen ze zinnen van twee of drie woorden gebruiken. tussen 13-15 jaar
zijn hun academische en adaptieve vaardigheden zoals die van een gemiddelde
4-6-jarige. Ze hebben enige profijt van training in pré-basisschool vaardigheden.
In volwassenheid kunnen ze in hevig begeleide settings simpele taken uitvoeren.
Veel van hen leven met familieleden of in groepswoningen.
Mensen met een zeer ernstige verstandelijke beperking maken 2% van de
groep met een VB uit. Deze individuen worden in de babytijd al geïdentificeerd
omdat ze duidelijke ontwikkelingsvertragingen en biologische abnormaliteiten
hebben. Het vergt intensieve training om mensen met een ZVB te leren eten,
zindelijkheid aan te leren, zichzelf te verzorgen en aan te kleden. Mensen met
een ZVB vereisen levenslange zorg en ondersteuning. Bijna al deze mensen
hebben een organische verklaring voor hun VB, en veel hebben bijkomende
medische condities die soms tot sterfte kunnen leiden tijdens de jeugd of
jongvolwassenheid. De meeste van deze individuen wonen in begeleide
groepswoningen of op kleine, gespecialiseerde locaties.
Diagnostische Criteria voor een Autisme Spectrum Stoornis (ASS)
A) Hardnekkige tekorten in sociale communicatie en sociale interactie over
verschillende contexten, zoals geuit wordt in al het volgende, op dit
moment of in het verleden:
1) Gebreken in sociaal-emotionele wederkerigheid, zoals bijvoorbeeld
abnormale sociale benaderingen en het falen om normale heen-en-weer
, conversaties te voeren; tot verminderd delen van interesses, emoties, of
affect; tot het falen om sociale interacties te initiëren of er op te
reageren.
2) Gebreken in non-verbale communicatieve gedragingen die worden
gebruikt bij sociale interacties, zoals bijvoorbeeld abnormaliteiten in
oogcontact en lichaamstaal of gebreken in het begrijpen en gebruiken
van gebaren; tot een volledige afwezigheid van gezichtsuitdrukkingen en
non-verbale communicatie.
3) Gebreken in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties,
zoals bijvoorbeeld moeilijkheden met het aanpassen van gedrag aan
verschillende sociale contexten tot moeite met het delen van
fantasiespel of het maken van vrienden tot een absentie van interesse in
leeftijdsgenoten.
Specificeer huidige ernst gebaseerd op sociale communicatietekorten en
beperkte, repetitieve patronen van gedrag.
B) Beperkte, restrictieve patronen van gedrag, interesses of activiteiten,
zoals geuit wordt in minimaal twee van het volgende, op dit moment of
in het verleden:
1) Stereotypische of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van
objecten, of spraak.
2) Aandringen op gelijkheid, inflexibele aanhankelijkheid van routines, of
geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag.
3) Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal zijn in intensiteit of
focus.
4) Hyper- of hyporeactiviteit op sensorische input of ongewone interesse in
sensorische aspecten van de omgeving.
C) De symptomen moeten aanwezig zijn in de vroege ontwikkelingsperiode.
D) De symptomen veroorzaken klinisch significante beperkingen in
belangrijke gebieden van huidig functioneren.
E) Deze verstoringen worden niet beter verklaard door een VB of een
globale ontwikkelingsvertraging. VB en ASS komen vaak samen voor; om
co-morbide diagnoses van ASS en VB te maken, moet de sociale
communicatie beneden het verwachtte ontwikkelingsniveau zijn.
Notitie: Individuen die alleen beperkingen in sociale communicatiestoornis
ervaren moeten geëvalueerd worden voor sociaal pragmatische
communicatiestoornis.
Interventies voor ASS
Effectieve interventies hebben de volgende kenmerken:
- Vroegtijdig; begin zodra diagnose overwogen wordt.
- Intensief: actieve betrokkenheid van het kind in systematisch geplande
ontwikkelingsgerichte educatieve activiteiten met specifieke doelen.
- Laag leerling-leraar ratio: voldoende 1-op-1 tijd en instructie in kleine
groepen om aan specifieke doelen te voldoen (kleine klassen).
- Hoge structuur: voorspelbare routines, visuele activiteitenschema’s en
duidelijke fysieke grenzen.
- Includeer familie: familiecomponent zoals oudertraining.
- Includeer leeftijdsgenoten: bevorder mogelijkheden voor interactie.
- Generalisatie: leer het kind vaardigheden ook in andere omgevingen toe
te passen en de vaardigheden te onderhouden.
- Voortdurende evaluatie: monitor de vooruitgang van het kind en pas
behandeling waar nodig aan.