Internationaal en Europees Strafrecht
(letterlijke) Uitwerking alle hoorcolleges (incl. responsie)
Rijksuniversiteit Groningen, 2018-2019
Pagina 1 van 143
, Internationaal en Europees Strafrecht
Hoorcollege 1A: Inleiding en rechtsbronnen
14 november 2018: Mr. Dr. W. Geelhoed
Inleiding
Opzet van het vak
Begrippen
Introductie van de verschillende onderwerpen
Rechtsbronnen
Opzet van het vak
14 hoorcolleges
Geen video-opnames
Toetsing: schriftelijk tentamen (Digitaal)
Onderwijsmateriaal: Van Elst & Van Sliedregt 2015, aanvullend materiaal Nestor,
Wettenbundel
Leerdoelen
› De student raakt vertrouwd met het complexe en meervoudige karakter van internationaal
strafrecht, waarbij aandacht is voor de daaraan verbonden samenhang, ontwikkelingen en
grenzen, en de specifieke wijze waarop de nationale rechtsorde wordt beïnvloed.
De instrumenten van de Raad van Europa en van de Europese Unie nemen in dit kader een
belangrijke plaats in.
› De student verkrijgt specialistische kennis van en grondig inzicht in bronnen en beginselen
van zowel
internationaal strafrecht als
Unierecht,
positieve verplichtingen,
jurisdictierecht en
diverse vormen van internationale rechtshulp, waaronder
- uitlevering/overlevering,
- de overdracht van strafexecutie en
- kleine rechtshulp.
› De student is in staat zelfstandig rechtsvragen met een internationaalrechtelijke of
Europeesrechtelijke component te herkennen, daarbij de juiste bronnen en hiërarchische
verhoudingen te betrekken, en op basis daarvan tot een gewogen antwoord te komen.
Begrippen
1. Droit penal international
Dit gaat over het strafrecht, het primaire nationale strafrecht met internationale aspecten.
Dus Nederlandse regels over internationaal recht.
2. Droit international penal
Regels van internationaal recht die betrekking hebben op het (nationale) strafrecht, dus
van een andere herkomst. Denk aan het Internationaal Strafhof, waar internationaal
misdadigers worden berecht. Maar denk ook aan regels van internationaal recht die direct
doorwerking hebben op het nationaal recht, zoals regels van de Unie.
3. Internationaal strafrecht
De termen Internationaal en Europees strafrecht ontwikkelen. Internationaal strafrecht wordt
gebruikt voor het recht van internationale strafhoven en tribunalen. Daar wordt de term
voor gebruikt. Dat onderwerp van de strafhoven en de tribunalen gaan we niet heel intensief
behandelen. Dit is ook geen tentamenstof.
4. Europees strafrecht
Deze term is ook enigszins verwarrend nu het kan verwijzen naar meerdere internationale
organisaties; zoals de Raad van Europa (47 landen aangesloten), die vooral bekend is van
Pagina 2 van 143
, EVRM en van belang voor rechtshulp(verdragen). De Raad voor Europa maakt dus ook
regelgeving die van belang is voor strafrecht. Je kan de term Europees strafrecht hiervoor
gebruiken, maar dat is ouderwets. Je kan hiervoor ook de term Unierecht gebruiken. Voor een
hele tijd kon je de term Europees strafrecht ook gebruiken voor het geheel; voor Raad van
Europa en Unierecht gezamenlijk, voor zover betrekking op het strafrecht. Nu zal je het vooral
gebruiken in de verwijzing naar Uniestrafrecht.
5. Supranationaal strafrecht
Deze term begint ook ouderwets te worden. Het kan verwijzen naar strafrecht dat afkomstig
is van een Internationale organisatie die doorwerkingsmacht heeft (rechtstreekse
werking), zoals wetgeving van de Unie. Soms wordt het ook gebruikt voor het Tribunale
recht. Meestal blijkt uit het verband wat bedoeld wordt.
6. Transnationaal strafrecht
In de voorgeschreven hoofdstukken voor vandaag wordt uitgelegd wat hiermee wordt bedoeld.
Het zijn strafrechtelijke regels die ontstaan zijn door overleg van landen, vaak in het
kader van VN, die vervolgens moeten worden geïmplementeerd op nationaal niveau
(omzetting), zoals regels over drugs. Het gaat vaak om rechtsgoederen waarvan je niet kan
zeggen dat het door de wereldgemeenschap universeel als verwerpelijk wordt gezien. Dit is
natuurlijk wel zo bij de internationale misdrijven, daarvan zeggen we allen dat het
afschuwelijk is en iedereen verwerpt die misdrijven. Bij transnationaal strafrecht is dat niet zo.
Het is een gemeenschappelijke behoefte om bepaalde vormen van criminaliteit te regelen,
die ertoe leidt dat op internationaal niveau wetgeving (verdragen) tot stand komen. Dat
gaat soms zowel om strafbaarstellingen (definities/delictsomschrijvingen) maar ook om
mogelijkheden voor rechtshulp (uitlevering) die daarin worden neergelegd. Van belang zijn de
VN verdragen hierbij.
Soevereiniteit:
› Intern: een soevereine staat heeft de bevoegdheid om binnen het territoir bindende
beslissingen te nemen
› Extern: een soevereine staat hoeft daarbij geen inmenging van buitenaf te dulden
Intergouvernementeel perspectief: soevereine staten binden zichzelf in onderlinge samenwerking
Supranationaal perspectief: een autonome rechtsorde, geplaatst boven lidstaten, beperkt hun
bevoegdheden
Dit vak heet Internationaal en Europees Strafrecht, het is dus van alles. We hebben wel wat keuzes
gemaakt om dingen niet te behandelen, zoals het Tribunale Recht (supranationaal strafrecht).
Waar we mee bekend zijn, is met het concept van een nationale rechtsorde, nationaal strafrecht. Waar
bestaat dat uit? Materieel strafrecht, penitentiair recht (straffen en tenuitvoerlegging) en
strafprocesrecht. Dat hebben ze in België en alle andere landen ook. In principe kun je natuurlijk
Pagina 3 van 143
, oogkleppen op doen en zeggen: we bestuderen alleen Nederland. Maar, al die systemen leven niet
langs elkaar heen, in de werkelijkheid zit daar een uitwisseling in. Bepaald moet worden welke
strafbare feiten in welk systeem vallen.
Stel voor dat een busje met een lading drugs de grens overgaat. Dan rijzen er meteen vragen, zoals:
waar is het strafbare feit gepleegd en onder welke jurisdictie ga je vervolgen? Het kan allebei, als het
in beide landen strafbaar is. Je kan zeggen genoeg dat Nederland dat doet. Je kan ook zeggen België is
een betere plek. De realiteit is niet zo dat de samenlevingen in Europa onderverdeeld zijn in nette
hokjes. Er moeten onderlinge afspraken worden gemaakt. Dit wordt gedaan door middel van
bilaterale verdragen. Hier worden bijvoorbeeld dingen bepaald over grensoverschrijdende opsporing;
in hoeverre mag Nederland in België opsporen (bijvoorbeeld). Ook in het nationale recht zijn regels
opgenomen over grensoverschrijdende situaties, dus ook Nederlands recht (Sr en Sv) bevat bepalingen
over internationale situaties en hoe daarmee om te gaan.
Stel, dat het busje in België was gebleven maar dat een Nederlander naar België was gereisd om de
drugs te kopen, zouden de mensen die het busje bestuurden kunnen worden vervolgd in Nederland
voor verkopen drugs? Dat zijn dingen die door het Nederlands recht worden bestreken. Hetzelfde geldt
ook voor het Belgische strafrecht natuurlijk. Jurisdicties kunnen naast elkaar staan maar hebben
elkaar nodig. Wat zie je dan gebeuren? In de Raad van Europa in de jaren 50 worden
rechtshulpverdragen gesloten, zoals het Europees Rechtshulp Verdrag, het Europees
Uitleveringsverdrag. Deze zijn de internationale grondslag geweest voor uitlevering en rechtshulp. Dat
zijn multilaterale verdragen: ieder land van Europa is aangesloten. Een andere belangrijke
rechtsbron is het EVRM. Ook dat is ontwikkeld door de Raad van Europa.
Op internationaal niveau zijn verdragen gesloten om gemeenschappelijke belangen van landen
veilig te stellen en daar iets over te regelen: drugs, mensenhandel, corruptie, witwassen. Sommige
daarvan zijn heel belangrijk geweest. Daar spelen ook discussies over: is het Nederlands drugsbeleid
wel in lijn met internationale verdragen (mogen we wel soepel zijn als het gaat om softdrugs)? Je zou
denken; andere landen doen het ook, zoals staten in VS, maar toch blijft die discussie de kop op
steken. Die bieden ook vaak een verdragsbasis voor rechtshulp. Wat op internationaal niveau opvalt is
de jurisdictie van het Strafhof en de tribunalen, die eigenlijk een eigenstandige jurisdictie is. Dat is
een eigen rechtsorde met regels van materieel strafrecht, van penitentiair recht, strafprocesrecht en
regels van internationaal strafrecht. Het moeten regels zijn volgens welke landen personen kunnen
overleveren aan het Internationaal Strafhof. Als je iemand hebt gearresteerd waarvan je weet dat hij
wordt gezocht door internationaal tribunaal, moet hij worden overgedragen aan het Strafhof. Daar heb
je ook regels voor. Dat is geen samenwerking tussen landen, maar tussen het land en het Strafhof. Ook
dat zijn regels van internationaal strafrecht.
De nationale regels zorgen een interface tussen verschillende jurisdicties. Het bepaalt hoe de
jurisdicties in strafrechtelijke zin met elkaar kunnen samenwerken. Deze worden beïnvloedt door
allerlei verdragen en zijn van toepassing, maar vergeet niet dat er zelf regels in de jurisdictie zitten die
gaan over de samenwerking met andere jurisdicties.
De Unie fungeert niet alleen zoals de Raad van Europa als Verdrag-maker die samenwerking
faciliteren of als vorm waarin mensenrechten worden neergelegd, maar als een organisatie die in
staat is de nationale systemen naar elkaar te laten toe groeien en het met elkaar laten
samenwerken. Dat noem je harmonisatie. Harmonisatie kan plaatsvinden op elk van de onderdelen,
zoals delicten. Er kunnen geen algemene leerstukken worden geharmoniseerd. Sancties kunnen wel
worden geharmoniseerd, zoals bepaalde maximumstraffen. Procesrecht kan worden geharmoniseerd,
in principe in zijn geheel. Ook regels over internationale samenwerking kunnen worden
geharmoniseerd.
Hoe gaat dit? De Europese Unie maakt een richtlijn waarin regels staan die lidstaten in hun nationale
systeem moeten opnemen of hun systeem hierop moeten aanpassen, zoals de Richtlijn Europees
Onderzoeksbevel. Dat moeten ze als richtsnoer gebruiken om eigen bepalingen over internationale
Pagina 4 van 143