Sociale psychologie 1
Sociale psychologie
Sociale psychologie: wetenschappelijke studie van hoe we elkaar beïnvloeden op individueel
niveau of tussen groepen. Dit kan voor een groot deel ook binnen je hoofd voorkomen,
bijvoorbeeld wanneer je je zorgen maakt over hoe mensen je waarnemen.
Wat doet sociale psychologie? Op een wetenschappelijke manier worden verschillende
statements beoordeeld, zoals “mooie mensen zijn vaker gelukkiger”.
Verschillende niveaus die geanalyseerd worden:
Intrapersonal processes: gedachten binnen 1 individu, bijvoorbeeld hoe je over de wereld
denkt
Interpersonal relations: tussen individuen
Intra-group processes: binnen een groep
Intergroup relations: tussen groepen
_
3 axioms (principes) binnen de sociale psychologie
Axiom 1 van Kurt Lewin: Onze gedachten, gevoelens en gedrag worden beïnvloedt door de
persoon die je bent en situaties waar je in zit. Er is interactie: f(Person x Situation)
Situaties activeren een ander deel van een persoon: in een feestje gedraag je je anders
dan in een lecture.
Verschillende soorten personen kiezen verschillende situaties: Een extravert zal
eerder naar een feestje gaan dan een introvert persoon. Agressieve mensen kijken ook
eerder agressieve films. Dit versterkt het gedrag.
Situaties kiezen bepaalde personen: iemand van 2 meter zal eerder een basketbal speler
worden
Mensen veranderen situaties: 2 mensen zullen veel intiemere gesprekken hebben dan in
een groep van 4 mensen. Ook zal er in een groep van 2 mensen geen sprake zijn van
buitensluiting (veilgere situatie) en bij een grotere groep wel.
Situaties beïnvloeden mensen:
Titchener illusie: situaties kunnen ook mensen beïnvloeden zoals in de
Titchener illusie. De context bepaalt namelijk hoe we een stimulus
waarnemen. Deze illusie laat zien dat 2 even grote cirkels waarvan de
ene is omringd met grotere en de andere omringd met kleinere cirkels
toch anders worden gezien. De rode cirkel wordt als kleiner
waargenomen terwijl paars en rood even groot zijn.
Priming: Situaties kunnen ook automatisch gedachten beïnvloeden, zoals in geval van priming:
gr…. zal je eerder aanvullen tot green wanneer je daarvoor een lijst met kleuren hebt gelezen.
De rol van de “persoon”:
Persoonlijke psychologie focust op psychologische eigenschappen zoals de Big Five
(extraversie, neurotisme etc) die gedrag vormen. Er kan dan bijvoorbeeld worden
onderzocht of criminelen extraverter zijn.
, Social neuroscience: al onze gedachten, emoties en gedrag zijn terug te zien in ons brein.
Mensen die conservatief stemmen, hebben bijvoorbeeld een grotere amygdala (die
verantwoordelijk is voor angstgevoelens).
Evolutionaire psychologie: probeert ons gedrag en onze gedachtes te verklaren aan de
hand van evolutie en genetica. Gaat ervan uit dat veel psychologische gedragingen die wij
nu hebben, komen doordat onze voorouders hierdoor een grotere overlevingskans hadden.
Voorbeeld: bang en wegrennen voor slangen maar niet voor bloemen
De rol van de “situatie”:
Marketing kan de keuzes van de consument beïnvloeden. Dit kan via impliciete
processen: je hebt een voorkeur voor een product maar kan niet uitleggen waarom. Je
zou cola bijvoorbeeld niet kunnen onderscheiden onder B-merken. Er zijn ook
expliciete processen: je kan uitleggen waarom je een voorkeur voor iets hebt,
bijvoorbeeld waarom je Apple beter vindt dan Samsung.
Group psychology: wanneer je je in een groep mensen bevindt zal je dingen doen die
je normaal niet zou doen, bijvoorbeeld rellen. Dit wordt veroorzaakt door conformity:
graag overeen willen komen met de groep.
Culturele psychologie: de cultuur waarin we opgroeien vormt onze voorkeuren en
gedragingen
Axiom 2: mensen construeren hun eigen werkelijkheid: onze gedachten, emoties en
gedrag worden sterk beïnvloedt door de interpretatie van de situatie. Situatie perceptie
gedrag. Een voorbeeld waar je kan zien dat we onze eigen realiteit opbouwen is een foto waar
je 2 dingen kan zien (2 vrouwen of een vaas) of de Thomas theorie ↓
De Thomas theorie: onze perceptie is niet altijd accuraat en kan biased zijn, maar het voelt
tegelijkertijd levensecht voor de persoon die het zelf meemaakt. Als mensen situaties als echt
beschouwen, hebben ze daarom ook echte gevolgen. Dus al klopt het niet, bijvoorbeeld een kind
die gelooft dat er een monster onder het bed zit (heeft z’n eigen werkelijkheid gecreëerd), heeft het
alsnog serieuze consequenties in gedragingen (kind kan niet slapen).
Self-serving interpretations: een gevolg van het creëren van je eigen werkelijkheid is dat je
overtuigd bent van dingen die jou ten goede komen. In een voetbal wedstrijd zal je bijvoorbeeld
sneller het andere team de schuld geven voor slechte dingen.
Motivated reasoning: mensen zien wat ze willen zien. Mensen zullen alleen naar bewijzen kijken
die overeenkomen met hun denkbeeld en negeren de rest, bijvoorbeeld bij UFO’s.
Ideologisch conflict: als je jouw denkbeeld als de waarheid ziet en de andere partij ook bij hun
denkbeeld, vooral in de politiek, is het lastig om een middenweg te vinden.
Axiom 3: mensen zijn sociale dieren: andere mensen kunnen heel krachtig beïnvloeden hoe we
denken en ons gedragen. Als er bijvoorbeeld een bord is waar op staat dat zwemmen in het water
verboden is, maar je ziet dat er toch veel mensen zwemmen, zal je het bord negeren en er toch in
springen.
The need to belong: verklaart waarom we sociale dieren zijn. We willen graag onderdeel zijn van
een groep. Dit vergroot onze overlevingskansen, omdat jagen en verzamelen in groepen gaat en
omdat je bij oorlog bij elkaar moet blijven. Daarnaast verbetert the need to belong onze mentale
gesteldheid, we voelen ons beter in een groep dan alleen.
,The social brain hypothesis: hoe meer interactie we hebben met anderen, hoe groter het brein
daarvoor moet zijn. Mensen hebben een groter brein dan apen, omdat wij meer complexe
processen moeten uitvoeren om te communiceren, samen te werken etc.
The Herding instinct: mensen willen van nature betekenisvolle relaties met anderen in de vorm
van een romantische partner, vrienden en collega’s zodat we erbij horen. Wanneer we worden
buitengesloten zal dit dus pijnlijk zijn.
Buitensluiting (ostracism): Williams bouwde een experiment op waarbij je een frisbee spelletje
speelt met 2 andere mensen, maar op een gegeven moment stoppen ze met de frisbee naar jou
gooien. In MRI scans is te zien dat netwerken die een stress signaal afgeven worden geactiveerd,
zoals de amygdala. Dit is minder wanneer de 2 mensen de naam hebben van mensen die dichtbij
je staan, omdat dit ons eraan doet herinneren dat we toch nog een stabiel sociaal netwerk hebben
en dat er nog mensen om je geven.
Buitensluiting vormt een dreiging voor 4 menselijke behoeften:
1. The need to belong: erbij horen. Deze behoefte van ons is zo sterk dat mensen die
worden buitengesloten zich sneller zullen aansluiten bij extremistische groeperingen om
toch het gevoel te hebben dat je erbij hoort.
Nadat je bent buitengesloten kan je je geïsoleerd voelen, maar ook agressief. Vooral als je
het gevoel hebt dat de groep je niet meer erbij zal betrekken, worden ze agressief tegen de
groep. “If you can’t join them, beat them” school shooters
2. Controle: gevoel van controle hebben over je omgeving, we gaan niet zo lekker op
onoverzichtelijke omgevingen en chaos, maar meer op structuur en voorspelbaarheid
3. Zelfvertrouwen
4. Meaningful existence: mensen zoeken altijd naar betekenis in het leven. Als je vaak wordt
buitengesloten verlies je vaak het gevoel van betekenis in je leven.
Zorgt buitensluiting voor een slechtere IQ op een IQ test? Hier is een experiment naar gedaan
waarbij participanten een persoonlijkheidstest moesten doen. Een aantal mensen kregen als
resultaat een hele negatieve test over hoe ze buitengesloten zullen worden. Deze mensen
scoorden even later veel lager op hun IQ test. Een andere negatieve tekst in hetzelfde experiment
(die niet over buitensluiting ging) had dit effect niet. Zo zie je maar hoe krachtig buitensluiting is.
Sociale psychologie 2
Group processes
Mensen zijn van nature geneigd om groepen te vormen
Groep is een eenheid van 2 mensen of groter die interactie met elkaar hebben en elkaar
beïnvloeden. Daarbij zien ze elkaar als “wij”.
Normen en rollen (uit boek): groepen hebben hun eigen normen (gebaseerd op hun
overtuigingen) die hun onderscheiden van andere groepen. Deze normen regelen het gedrag van
de groepsleden. Daarnaast hebben groepsleden hun eigen rol die hun een gevoel van identiteit en
purpose geeft. Deze rollen zijn gebaseerd op status.
Groepen zijn dynamisch (vol beweging): Op elk puntje gaan we dieper in
Leden van de groep kunnen elkaars prestaties beïnvloeden
Leden van de groep kunnen elkaars mening beïnvloeden
Leden van de groep kunnen elkaars beslissingen beïnvloeden
, Hiërarchie of egalitair: er kan een hiërarchie in een groep zijn waar er een leider en
volgers zijn (kan ook subtiel), maar dat hoeft niet per se egalitair (iedereen = gelijk)
Groep beïnvloedt prestaties
Social facilitation: de aanwezigheid van mensen kan je prestatie versterken. Dit is wel afhankelijk
van je dominante reactie. Dat zit zo: de aanwezigheid van mensen zorgt voor arousal en dit kan je
dominante reactie versterken (en je non-dominante reactie remmen). Een voorbeeld is wielrennen.
Als je dit makkelijk vindt, zal je met een groot publiek in een wedstrijd veel sneller fietsen dan als je
alleen bent. In collectivistische culturen kan dit anders zijn, omdat zij gewend zijn aan publiek.
Social inhibition: wanneer je een taak moeilijk vindt (je dominante reactie), zal publiek leiden tot
arousal en dit zorgt voor een slechtere prestatie (social inhibition). Als je wiskunde lastig vindt zal
je wiskunde sommen veel moeilijker kunnen oplossen met een groot publiek erbij.
Yerkes-Dodson Law: maar hoeveel arousal is nodig als je een taak wil uitvoeren?
Als het een moeilijke taak is, moet je arousal niet zo hoog zijn voor een optimale
prestatie. Als het een makkelijke taak is heb je voor een optimale prestatie een iets
hogere arousal nodig. Uiteraard moet arousal niet te hoog zijn bij te veel arousal
gaat je praktijk rij examen namelijk veel slechter.
Casino: met meer publiek zal je ook meer geld inzetten.
Evaluation apprehension: maar waarom heeft arousal überhaupt invloed op ons? Dit komt naast
afleiding van de taak die je moet uitvoeren ook doordat wij veel geven om hoe anderen ons zien
(we are social animals). Dit is bijvoorbeeld te zien bij mannen: wanneer vrouwen naar ze kijken,
willen ze graag indruk maken op vrouwen en doen ze alles veel beter dan normaal. Mere
presence: de aanwezigheid van mensen arousal
Social facilitation bij kakkerlakken:
Makkelijke taak: kakkerlakken moeten zo snel mogelijk een tunnel binnenlopen. Deze
tunnel is makkelijk te zien (dominante respons). Hier ging het veel beter wanneer er publiek
was (andere kakkerlakken zijn erbij)
Moeilijke taak: kakkerlakken moeten zo snel mogelijk een tunnel binnenlopen, maar die is
lastig te vinden (non-dominante respons). Dit ging nog moeizamer wanneer andere
kakkerlakken erbij waren.
Social facilitation versus social loafing:
Social facilitation gaat over hoe je op individueel niveau presteert
Social loafing gaat over hoe je in een groep presteert. Wanneer we in een groep zitten
zullen we veel minder inzet tonen dan als we alleen zijn. Voorbeeld: Wanneer je aan een
touw moet trekken zal je alleen veel meer kracht inzetten dan als je in een groep aan een
touw moet trekken. Komt minder voor in collectivistische culturen. Dit zijn de oorzaken:
o Er is geen evaluation apprehension: hoe wij worden gezien is belangrijk voor
ons, maar als je met z’n allen aan een touw trekt zal niemand door hebben hoe veel
of weinig kracht je gebruikt. Je reputatie staat dus niet op het spel
o Diffusion of responsibility: je bent niet volledig verantwoordelijk voor de uitkomst,
dus je zal minder inzet tonen
o Prioritizing short-term self-interest over long-term collective interest: hier is
sprake van een sociale dilemma, bijvoorbeeld klimaatverandering. Ben je bereid om
, 5 min minder te douchen (short-term self-interest) zodat je de generaties na jou een
beter leven kan geven (long-term collective interest)? Deze dingen weeg je af en als
jij je eigen belang belangrijker vindt, zal je minder inzet tonen.
Wanneer is er minder social loafing? (Bijv in een voetbalwedstrijd)
Cohesie: als de groep heel gehecht is met elkaar
Competitief: als de groep graag met z’n allen wil winnen
Too-much-talent effect: men denkt altijd dat je alleen de beste mensen moet aannemen in je
team. Dit is niet zo, want in een groep met de beste mensen zal er minder effectief gepresteerd
worden dan verwacht. Je hebt dan te veel ego’s, iedereen denkt dat hun idee het beste is
waardoor samenwerking en cohesie verminderd. Je moet dus kijken naar complementarity (+ en
-), want dat brengt het beste in elkaar omhoog.
Hoe kan social loafing verminderd worden?
Maak individuele contributies zichtbaar. Hiermee speel je in op reputatie. Je hebt liever
dat je hele team ziet hoe goed je deze maand hebt gepresteerd op werk dan dat ze horen
dat je het minste hebt gedaan. In een fabriek werd er 16% meer geproduceerd wanneer
anderen je prestaties kunnen zien.
Meer aantrekkelijkere en uitdagendere taken. Hierbij komt intrinsieke motivatie omhoog
en willen ze uit zichzelf gewoon beter presteren
Cohesie: zorg voor meer cohesie
Increase perceived importance of group goal: maak duidelijk dat het doel waar het team
naar moet werken heel belangrijk is, zodat mensen zich actiever inzetten.
In wereldwijde context: zoals net besproken zullen mensen bij klimaatverandering hun
eigen belang (1 uur lang douchen) boven het collectieve belang plaatsen. Dit zou je kunnen
verhelpen door in te spelen op de reputatie van mensen. Bijvoorbeeld door per stad de
schoonste straat een prijs geven en in de spotlight zetten.
Groep beïnvloedt meningen
Group polarization: als je in een groep zit die dezelfde mening als jij deelt en jullie bespreken dat
onderwerp, dan zal jouw mening veel extremer worden. Mensen neigen meer zelfverzekerder te
zijn in hun extreme meningen. Dit kan gevaarlijk zijn zoals in de corona crisis waar mensen vaker
interactie hebben met groepen die hetzelfde denken of zoeken naar info die overeenstemt met hun
denkbeeld (confirmation bias), waardoor hun denkbeeld sterker wordt. Dit wordt online echo
chamber genoemd. Een gevolg van veel social media in onze samenleving is dat groepen meer
polariseren, waardoor verschillen tussen groepen alleen maar groter en groter worden.
Politiek extremisme: mensen zijn zelfverzekerder in hun extreme meningen en geloven dat hun
mening superieus is. Hierdoor zullen alleen de 2 extreme punten hun meningen delen, maar alles
wat daartussen valt doet dit niet zo snel. Daarom wordt dit ook wel silent majority genoemd.
Simpeler: de extremere meningen zijn simpeler en daarbij is er vaak
een gebrek aan kennis. Dat ze dus heel zelfverzekerd zijn betekent niet
meteen dat ze ook gelijk hebben. Dit wordt het Dunning-Kruger Effect
genoemd: mensen overschatten hun competentie. Ze denken dat ze
beter rijden dan de rest, maar denken ook dat ze meer kennis hebben.
Vooral mensen met een lager IQ zijn veel zelfverzekerder in de
competentie (bijv. kennis over een onderwep als corona) die ze hebben.
, Dit komt doordat ze niet genoeg weten om in te zien dat er veel meer is dan wat ze weten.
Voorbeeld: bij gitaar leren spelen (plaatje rechts)
Groepen zijn egoïstischer dan individuen: groepsmoraliteit is anders dan interpersoonlijke
moraliteit. Wanneer 2 inidividuen bij elkaar komen zullen ze eerlijker dingen verdelen. Wanneer 2
verschillende groepsvertegenwoordigers bij elkaar komen zijn ze er nier voor zichzelf en focussen
ze meer op het belang van de groep meer concurrentie en competitie. Hier speelt ingroup
favoritism plaats, waarbij je je groep veel meer wil geven ipv eerlijk verdelen. Dit komt vooral voor
als groepsleiders dit doen uit schuldgevoel (omdat ze het goed moeten maken met de groep).
Gebruik concurrentie in je voordeel: groepen willen graag concurreren. Dit kan je gebruiken in je
voordeel door prijzen uit te delen voor de groep die de schoonste straat heeft (om problemen als
afval op te lossen).
Groep beïnvloedt beslissingen
Risky shift fenomeen: groepen maken eerder samen riskante beslissingen dan individuen. Een
verklaring hiervoor is dat eigenschappen die je al hebt in een groep sterker worden. Dus als je van
nature alleen maar een klein beetje houdt van risico’s, zal dit veel sterker worden in een groep.
Groupthink: groepen met veel cohesie worden blind voor andere perspectieven die niet dominant
zijn binnen de groep. Hierdoor zullen leden in een groep die een afwijkende mening hebben deze
niet snel uiten, omdat ze liever niet willen opvallen. Hierdoor kan brainstorming niet altijd een
goede oplossing zijn.
Group isolation: geïsoleerde groepen zoals cults hebben vaak een sterke vorm van
groupthink. De druk is zo hoog dat iedereen instemt.
Symptomen groupthink:
Overschatting van de capacitieiten en de moraliteit van de groep: de groep heeft dan
de illusie dat ze ten alle tijden moreel goed bezig zijn en vinden hun judgements prima
Closed mindedness: niet kritisch zijn op eigen beslissingen en alles maar goed praten.
Daarnaast ook niet open staan voor andere groepen en hun stereotyperen.
Uniformity pressures: er is een druk voor uniformiteit (gelijk zijn). Voorbeelden zijn
conformiteit (instemmen met de groep), self-censorship (niet je mening delen als die
afwijkt), illusions of unanimity (onterecht denken dat iedereen het met je eens is) en
mindguards (mensen die monitoren of iedereen wel op 1 lijn zit).
Voorbeeld groupthink: mensen zien nu meer in dat hoe de oorlog in Irak is verlopen niet goed
doordacht is. Maar ook de toeslagenaffaire is een voorbeeld. Er wordt gedacht dat hoelang Mark
Rutte aan de macht is hier een invloed op had.
Hoe kan je groupthink voorkomen? Kritiek is goed om beslissingen te maken in een groep.
Devil’s advocate: het is goed om iemand de rol te geven om constant kritiek te leveren
Iemand (onafhankelijk) van buitenaf die kan bekijken of alles wel goed gaat in de groep
en zo nodig kritiek geven.
,Minority influence: toch is het mogelijk om als minderheid een grote invloed te hebben in een
samenleving. Een voorbeeld is Greta Thunberg. Er zijn wel wat kenmerken:
Consistency: in je boodschap en je daden bijv consistent snelwegen blokkeren
Zelfverzekerdheid
Defection from majority: niet samenwerken, wees onafhankelijk en wijk af van de
meerderheid zodat je de aandacht trekt in je acties
Leiderschap
Leiderschap: invloed is niet helemaal slecht. Vaak kan een groep namelijk niet goed functioneren
zonder een leider.
Hiërarchie: binnen een groep is er vaak een hiërarchie
Coördinatie: leiders zijn belangrijk, omdat ze zorgen voor coördinatie van een groep
(plannen, taken verdelen etc) maar ook voor motivatie. Zo kan je social loafing verminderen
Soorten leiders:
Task-oriented leaders: de groep sturen om hun taken af te krijgen
Social leaders: leiders die de sfeer binnen een team goed houden
Transformational leaders: leiders die grote invloed hebben, zowel een goede als slechte
(Nelson Mandela vs Hitler)
Leiderschap: Power vs Status
Power: je hebt controle over de uitkomsten van anderen
Status: hoe hoog je aanzien bij anderen is
Kan power tot corruptie leiden? Soms is dit het geval, bijvoorbeeld wanneer je power ziet als
een kans voor jezelf en je gebruikt het voor je eigen voordeel (wie gaat je tegenhouden als jij aan
de macht bent). Als je power ziet als een verantwoordelijkheid (naar je eigen volk bijvoorbeeld), zal
dit minder voorkomen omdat je focust op collectieve doelen.
Sociale psychologie 3
Jezelf
Zelfbeeld (self image) is het antwoord op de vraag wie ben ik? Het is alles wat je karakteristiek
vindt aan jezelf, zoals vrouw, student, lui, extravert etc.
Self-schemes: hoe je over jezelf denkt is anders per domein, bijv vrienden, famillie, in de les,
sportteam etc. De context waar je in zit activeert telkens andere elementen van je self-concept.
Hierdoor is je gedrag per context anders.
Various selves: we hebben verschillende versies van “jezelf”
Individual self: wat maakt mij uniek?
Relational self: met welke mensen ben ik gelinkt? Wie zijn mijn vrienden?
Collective self: bij welke groep hoor ik? Ben ik een man? Vrouw? Nederlander? Belg?
, Actual self: welke eigenschappen heb ik? Bijv ik ben agressief
Ought self: welke eigenschappen zou ik moeten hebben? Ik moet minder agressief zijn
Ideal self: welke eigenschappen zou ik graag willen hebben? Bijv ik zou graag willen dat ik
niks uitstel
Zelfbewustzijn is nodig om een zelfconcept te hebben. Je bent niet zomaar geboren met een
zelfconcept, maar dit is een gevolg van op jezelf reflecteren: wie ben ik? Heb ik iets verkeerd
gezegd? Sommige hersendelen als anterior cingulate cortex zijn gelinkt aan je zelfconcept en
zijn geactiveerd wanneer je je bewust ben van jezelf, bijv in sociale vaardigheden of plannen.
Zelfbewustzijn in andere dieren: ook dieren kunnen zich bewust zijn van zichzelf, bijvoorbeeld
wanneer je een spiegel voor een aap of olifant zet. Een olifant zal namelijk een stipje op zijn hoofd
proberen te verwijderen wanneer hij dit ziet in een spiegel.
Waar komt zelfconcept vandaan? George Herbert’s symbolic interactionism: ons zelfconcept
is diepgeworteld in onze sociale interactie en taal (nodig voor sociale communicatie). Door
interactie met anderen leren we onszelf beter kennen en daar horen rollen bij (Ben ik uniek?
Onderdeel van deze groep?) Het is dus eigenlijk een sociaal zelfconcept.
Zelfbeeld in individualistische culturen (waar individuen centraal staan zoals Nederland): hier
zijn persoonlijke kwaliteiten centraler in het zelfconcept, bijv interesses als toneel independent
self:
Independent self: in individualistische culturen zoals Nederland is uniek zijn belangrijk. Er
is een grote focus op persoonlijke groei, ambitie en prestatie. We leven dus eigenlijk in een
prestatiegerichte samenleving waar “ik” centraal staat.
Zelfbeeld in collectivistische culturen (waar het meer om de groep zoals familie gaat bijv Azië):
hier identificeer je meer met de groep. Ik ben geen Henk, maar de zoon van ... is iets wat je in
zulke landen eerder hoort. Als je zusje wordt beledigd, zal dat ook veel invloed op jou hebben
interdependent self. Dit is heel anders dan in een individualistische cultuur(je geeft er minder om)
Interdependent self: in collectivistische culturen is je eigen identiteit sterk gevormd door
relaties met anderen. Conformity (je aanpassen aan de norm) is hier belangrijk. Ook is er
een focus op hoe het team presteert, solidariteit en sociale verantwoordelijkheid. “wij” staat
centraal.
Kim en Markus (1999): cultuur en voorkeur: Kim en Markus wilden testen dat in
individualistische culturen het belangrijker is om uniek te zijn. Dit deden ze door op een vliegveld
allerlei mensen een pen te laten kiezen. Mensen uit Azië (collectivistisch) pakten eerder de pen die
het meeste is gepakt, terwijl Amerikanen (individualistisch) eerder de uniekste pen pakten. Los van
deze studie is dit verschil is ook duidelijk in de coronatijd te zien waar individualistische culturen
meer anti-vaccinatie waren, terwijl in collectivistische culturen de norm eerder werd opgevolgd.
Social mindfulness (wordt niet in tentamen gevraagd): mensen mochten een item kiezen en er
werd duidelijk gemaakt dat na hun er nog iemand komt. Als je socially mindful bent zal je niet het
unieke item wegnemen (want misschien wil de persoon na je dat item). Ben je niet socially mindful
dan pak je wel dat item. Social mindfulness is terug te zien in hersenactiviteit en er zijn verschillen
tussen leeftijdsverschillen en gender.
Samengevat: we hebben dus verschillende vormen van onszelf. Sociale interactie, cultuur en de
rol die je neemt helpt ons om ons zelfconcept te bepalen. Maar hoe accuraat is ons zelfconcept?