HOOFDSTUK 1: wat is psychodiagnostiek?
Begrippenindex:
Diagnostiek gaat over het inschatten van mensen.
1.1 Besliskunde
In een voorspellingsproces spelen twee variabele de hoofdrol, een
beoordelingsmoment nu en een beoordelingsmoment in de toekomst. Dit wordt in de
psychodiagnostiek test en criterium genoemd. De mate waarin deze twee Test en criterium
beoordelingen overeenstemmen zegt iets over de kwaliteit van de voorspelling.
Als je vaak voorspellingen doet over één onderwerp is het mogelijk aan de hand van
de juistheid van je voorspellingen in het verleden een uitspraak te doen over jouw
bekwaamheid in de vaardigheid van het voorspellen. We doen dan een voorspelling
over hoe goed jij als voorspeller functioneert. Dit noemen we predictieve validiteit. Predictieve validiteit
Als een weerman voorspelt dat het gaat regenen (het eerste beoordelingsmoment) en
dan gebeurt ook echt de volgende dag (tweede beoordelingsmoment) dan is er
spraken van Valid Positive. De voorspelling was positief en klopte namelijk. False Valid Positive
Positive zou zijn als de weerman had gezegd dat het zou regenen, maar dit de
False Positive
volgende dag niet gebeurde. False Negative is in deze situatie als de weerman zegt
dat het niet gaat regenen (negative), maar dit klopt niet, het regent wel (false). Valid False Negative
Negative is dan dus dat de weerman zegt dat het niet gaat regenen, en het regent ook Valid Negative
niet.
1.2 Correlaties
Bij het voorbeeld van wel/niet regenen heeft de weerman óf wel gelijk óf geen gelijk.
Stel dat het om het voorspellen van temperatuur gaat, werkt dit anders. Een
weerman kan namelijk zeggen dat het 23 graden wordt, en zit er dan in principe naast
als het 24 graden wordt. Dit is natuurlijk minder erg dan wanneer het 30 graden
wordt i.p.v. de voorspelde 23 graden. Daarom wordt erbij zulk soort voorspellingen
gebruik gemaakt van een correlatiecoëfficiënt. Dit is een getal tussen de 0 en 1 dat de Correlatiecoëfficiënt
sterkte van de relatie tussen twee variabele aangeeft. D.m.v. de correlatiecoëfficiënt
kunnen we variabele inschatten die niet direct zichtbaar zijn of variabele inschatten
die in de toekomst plaatsvinden.
1.3 Fouten in ons beoordelingsvermogen
Meest voorkomende fouten:
1. Verstandige fouten
2. Overschatten van specifieke kansen
3. Beschikbaarheidsheuristiek
4. Regressie naar het gemiddelde
5. Eerste en laatste indruk
6. Voorbarige reductie van cognitieve dissonantie
,Fout 1: Verstandige fouten
Stel een hert is aan het eten en hoort geritsel. Ze moet dan de inschatten/voorspellen
of dat geritsel van de wind is, of van een roofdier. Als het hert wegrent en er bleek
een roofdier te zijn OF het dier bleef staan en er bleek geen roofdier te zijn
(verstandige fout). In dit voorbeeld zou het hert dat wegrent terwijl er geen roofdier Verstandige fout
bleek te zijn een False Positive zijn. Een False Negative zou zijn als het hert voorspelt
dat er geen leeuw zit, maar er zit er wel een. De aftestgrens van het hert (verticale lijn Aftestgrens
in de besliskundematrix) is extreem naar links verschoven, want een FN is dodelijk en
FP niet.
Extra voorbeeld: Naar de gevangenis gaan, maar niks hebben gedaan = FP
Niet naar de gevangenis gaan, maar wel iets hebben gedaan = FN
Etnische discussie
Een etnische discussie die hierbij komt kijken is, wat is erger in deze situatie, de FP of
de FN?
Fout 2: Overschatting van specifieke kansen
De kans dat bepaalde gebeurtenissen zich voordoen of de kans dat iemand over een Verkeerd ingeschat
bepaalde eigenschap beschikt, wordt nog wel eens verkeerd ingeschat.
Stel je leest een korte beschrijving van iemand, gebaseerd daarop moet je zeggen of
ze 1. Bij een bank werkt of 2. Bij een bank werkt en actief is in een vrouwenbeweging.
Ook al staan er in de beschrijving veel dingen die erop wijzen dat ze bij een
vrouwenbeweging zou kunnen zitten, antwoord 1 is alsnog waarschijnlijker. De kans
dat 1 ding waar is (bij de bank werken) is statistisch groter dan dat 2 dingen waar zijn
(bij de bank werken EN actief zijn in een vrouwenbeweging).
Fout 3: Beschikbaarheidsheuristiek
Opvallende informatie, maar daardoor niet noodzakelijke belangrijke informatie,
laten we onevenredig zwaar meewegen in onze oordeelsvorming. Stel dat op de
voorpagina van de krant staat dat er een moord is gepleegd, dan is heel Nederland
bang. Ook al is de kans dat je in Nederland wordt vermoord historisch klein. Dit wordt beschikbaarheidsheuristiek
beschikbaarheidsheuristiek/availabilityheuristiek genoemd.
Fout 4: Regressie naar het gemiddelde
Soms voel je je geweldig, soms voel je je verschrikkelijk en soms voel je je normaal.
Het komt over het algemeen voor dat je je het vaakst normaal voelt. Wanneer je je
dus verschrikkelijke voelt, is de kans heel groot dat je binnen een paar dagen weer
naar het gemiddelde teruggaat (je normaal voelen). Op een normaalverdeling staat je
verschrikkelijk voelen dus helemaal links, je normaal voelen in het bredere midden, en
je geweldig voelen helemaal rechts.
, Dit is een probleem wanneer je bijvoorbeeld een nieuw medicijn ontwikkeld voor de
griep. Stel je dient dit medicijn toe, en twee weken later is degene die de griep had en
het medicijn heeft gebruikt beter, dan zal je niet kunnen zeggen of dit komt omdat
het medicijn werkt, of omdat de persoon zich gewoon weer beter voelt omdat
iemand in deze situatie altijd weer naar het ‘’gemiddelde’’ teruggaat (in dit geval; je
beter/normaal voelen). In deze situatie wordt er geen rekening gehouden met het
effect van spontaan herstel. Dit kan je oplossen door een controlegroep te gebruiken Effect van spontaan herstel
die geen medicijnen inneemt (of placebo’s).
Bij psychologische tests voor bijvoorbeeld het meten van extraversie worden er
meerdere vragen gesteld, zodat 1 extreem antwoord niet de hele test meteen
beïnvloed (paragraaf 2.2 gaat hier verder op in).
Fout 5: Eerste en laatste indruk
Het primacy- en recency-effect hebben ook iets te maken met Primacy- en recency-effect
beschikbaarheidsheuristiek. Je onthoudt over het algemeen bijvoorbeeld meer van
het begin en het einde van de les dan van het middenstuk. Aan het begin ben je nog
alert en geconcentreerd en het einde heeft zich recenter voorgedaan. Eerste
indrukken zijn dus (bij bijvoorbeeld sollicitatiegesprekken) erg belangrijk. Om dit
effect tegen te gaan kan je bijvoorbeeld aantekeningen maken.
Fout 6: Voorbarige reductie van cognitieve dissonantie
Cognitieve dissonantie is de onaangename spanning die iemand ervaart bij Cognitieve dissonantie
tegenstrijdige overtuigingen, ideeën of opvattingen of bij handelen in strijd met de
eigen overtuiging. Deze ervaren onvrede leidt ertoe dat men een of meer meningen
of attituden onbewust herziet om ze meer met elkaar in overeenstemming te
brengen, consonant te maken.
We hebben moeite met botsende ideeën. Bijvoorbeeld roken terwijl je weet hoe
slecht het voor je is. Je bent hierdoor gemotiveerd om de dissonantie op te heffen,
door te stoppen met roken. Ook kan je de dissonantie opheffen door je overtuigingen
voor roken te veranderen. Bijvoorbeeld het feit dat je naast het roken supergezond
leeft als excuus gebruiken om te blijven roken.
Ander voorbeeld: 1 groep moet een vervelende taak uitvoeren en kreeg hier 1 euro
voor, een andere groep moest dezelfde vervelende taak uitvoeren en kreeg hier 20
euro voor. Achteraf vond de groep die het voor 1 euro deed het verbazingwekkend
genoeg leuker. Dit komt doordat ze het voor zichzelf willen goedpraten dat ze hun tijd
in een vervelende taak hebben gestoken voor 1 euro door zichzelf ervan te
overtuigende dat het een leuke taak was.