Gnostische sensibiliteit = via achterstrengen omhoog, schakelt hoog pas over
Vitale sensibiliteit = schakelt direct over in achter hoorn, via tegenovergestelde zijde naar boven
- Beide schakelen in thalamus over (uiteindelijk naar somatosensorische cortex voor
waarneming)
Tractus cortico-spinalis = impulsen naar alfa neuronen om bewegingen te initiëren (spierdelen)
Tractus reticulo-spinalis medialis = verbinding tussen formation reticulairs en ruggenmerg –
gelijktijdig impulsen naar de gamma neuronen van deze agonisten
Tractus cortico-reticularis = verbinding tussen secundair motorische cortex een formation reticularis
– regeling van de basistonus van de spieren
Model van Luria
1 activatie (zit centraal in de hersenstam, fysiologisch het oudst)
- Opstijgend (ascenderend) gedeelte dat de cortex activeert
- Afdalend (descenderend) gedeelte voor handhaven spiertonus en houding
ARAS ascenderend reticulair activerend systeem vanaf hersenstam naar lobus frontalis
Alertheid, aandacht, concentratie facilitair hersenschors neuronen
DRAS descenderend reticulair activerend systeem vanaf hersenstam naar RM alfa- en
gamma-motorneuronen, interneuronen spiertonus
- Accenderend = opstijgen = afferent (aanvoerend naar de hersenen) approach
- Descenderend = afdalen = efferent (exit, van hersenen naar perifeer)
Door ARAS en DRAS (met hersenstam in het midden) hangen psychische en somatische alertheid
samen.
2 waarneming
- Opvang, selectie, geleiding, verwerking, herkenning, bewustwording en geheugenopslag van
sensorisch informatie
- Achterste gedeelte hersenen achter sulcus centralis
- Het ‘zich voorstellen’ of ‘werkelijke waarneming’ heeft volgens PET scan hetzelfde effect op
cortex (activiteit) (geldt ook voor 3, actie)
- Lawaai verstoord de nachtrust, omdat hierdoor arrousal verhoogd blijft
3 actie
- Oorsprong motorische impulsen intentie tot handelen, programmering, geleiding en
spiercontracties
- Voor de sulcus centralis (lobus frontalis)
- Een hardloper valt niet in slaap, omdat arrousal verhoogd is door spier activiteit
10.5 relatie tussen objectief en subjectief*
Het is niet zo dat afferente banen alleen sensorisch functies hebben, en efferente banen alleen
motorische functies. ALTIJD GEMIXT. Efferent motorische baan die spier aanstuurt heeft ook
sensorisch functie terug via spierspoeltjes over de motoriek van de beweging.
Selectieve adaptie = bepaalde schorsgebieden krijgen overmacht (tijdelijk). Bijv. visueel (staren),
akoestisch (geselecteerd luisteren in drukke ruimte) of tactiel (blind voelen naar voorwerp)
Hierarchisch model van Jackson
Archiniveau = ruggenmerg, kerngebieden hersenstam en deel cerebellum (caudaal gelegen deze CZS)
- Reflexen, homeostase, houding en waak/slaap ritme
Paleoniveau = hypothalamus, basale kernen, limbisch systeem + deel cerebellum (diencephalon
(onder grote hersenen)
- Uitslag emoties, automatische bewegingspatronen, motivatie, overleven, seksueel gedrag en
voortplanting, tonus (spanningstoestand spieren(Parkinson), houding coördinatie
Neoniveau = fysiologisch het jongst (craniale structuren)
- Hemisferen, hersenschors en deel cerebellum (neocerebellum)
, - Willekeurige motoriek, bewuste waarneming mentale processen
Voorbeeld boek blz. 18
Baansystemen
- Hebben onderlinge vertakkingen. De meest oude (archi) liggen centraal, daaromheen de
paleo respectievelijk de neo. (neo remt de paleo en archi niveau) = inhiberende werking
1. Archi dunne vezels, liggen bilateraal mediaal, veel synaptische overschakelingen
Eindpunt = formatio reticularis (arousal)
2. Paleo dikkere vezels, deels gemyeliniseerd, minder synapsen, liggen contralateraal
(kruising op niveau van intrede)
Eindpunt = limbische systeem (emoties)
3. Neo dikke, gemyelninseerde vezels, weinig synapsen (1 in achterhoorn en 1 in thalamus)
Eindpunt = cortex (cognitie)
Figuur 5.9 boek blz. 68
Analogie verschijnselen bij ischemie of kou
Kou of warmte kan geleiding van zenuw onderbreken. Dunne vezels (mediaal, archi niveau)
herstellen sneller dan dikke vezels (lateraal, neo niveau).
- Ontremmingsverschijnselen wanneer dunne wel, en dikke nog niet hersteld zijn
Brandende, tintelende pijn, of al pijn bij lichte aanraking
Carpaal tunnel syndroom
- Dikke vezels als eerst afgedrukt, bewuste coördinatie vingers is moeilijk
Segmenten = alle weefsels en orgaan delen die geïnnerveerd worden door 1 en dezelfde zenuw
(segment) inclusief (ortho)sympathische (vegetatieve) zenuwstelsel (word geïnnerveerd vanaf
segment hoogte)
- Parasympatisch (rust) word geïnnerveerd vanaf craniaal (n. vagus)
Dermatoom
Myotoom
Sclerotoom
Interacties binnen segmenten
Somato-somatisch kniepees reflex
Somato-visceraal irritatie oog geeft tranen / massage geeft ontspanning
- Vooral therapeutisch. Je probeert van buitenaf invloed uit te oefenen op orgaan door zelfde
segment (bijv. spier (massage evt.)) te gaan behandelen.
Viscero-somatisch orgaanpijn geeft rug spanning (effect op spieren, voorhoorn)
- Vooral diagnostisch. Door middel van ouput (wat je ziet) kan je een diagnose stellen. Je ziet
bijv. hypertonie van bepaalde spieren die in zelfde segment liggen als waar pijn in orgaan zit
Viscero-sympatisch orgaan prikkeling geeft vasodilatatie (effect op trofiek, zijhoorn)
- Viscero-visceraal (hetzelfde als bovenstaande) embr
Een reflex ontstaat soms al voordat de perceptie (centraal) plaatsvind. Bijv. terugtrekreflex, daarna
pas voelen dat iets warm/verbrand is
Segmentale stoornis
Van interactie naar ontregeling bij pijn + stress + tijd
- Pijn (nociceptie) word geregisterd in hersenen, als er maar lang genoeg pijn is, tijd dus (en
daarbij stress) kan er een segmentale stoornis ontstaan op dat niveau. Hierbij krijg je referred
pain in dat segment
, Descenderend of ascenderend
Afferente info vanuit
- Huid
- Spieren/skelet
- Organen
Efferente info
Huid (sympatisch)
- Zweetklieren
- Bloedvaten
- Haartje
Spieren
Organen
- Sympathische en parasympatische
Referred pain
- Meestal in proximale structuren!) vind plaats in de achterhoorn (segmentale stoornis,
sensorisch) als het maar lang genoeg duurt, gaat het ook naar de voorhoorn/zijhoorn
Activatie voorhoorn = verhoogde spiertonus (indien er genoeg tijd is)
Als het dan nog langer duurt, word de zijhoorn ook geactiveerd, dit heeft weer invloed op trofiek
(orthosympatische zenuwstelsel)
Verwerking van nocisensoriek in de voorhoorn
In de voorhoorn is er somatotopie (opgebouwd uit laagjes), spieren (motorneuronen)
corresponderen met bepaalde plaats in voorhoorn
1. Dorsaal in de voorhoorn flexoren
2. Ventraal in de voorhoorn extensoren
3. Lateraal in de voorhoorn distale spieren
4. Mediaal in de voorhoorn proximale spieren
Proximale flexoren worden dus als eerst hypertoon bij uitbreiding elektrische activiteit van
achterhoorn naar voorhoorn capsulair patroon
Segmentale interacties
- Defense musculaire (plank harde buik) bij appendicitis (blinde darm ontsteking = spiertonus
buikspieren)
- Hypertonie rugspieren bij menstruatie
Centrale sensitisatie en segmentale stoornis
- Nociceptive + stress + tijd = segmentale stoornis in 1 of meerdere segmenten (dit heeft tijd
nodig om een stoornis te ontwikkeling) stress is hierbij belangrijk, dit zorgt er voor dat er
vanaf centraal (hersenen) niks word gedempt. (verlaagde prikkeldrempel)
Normale pijnverwerking
1. Lokaal (neurogene ontsteking)
Prikkel (chemisch, mechanisch, thermisch)
Product schade vs celschade
2. Spinaal (spinale verwerking van nocisensoriek in de achterhoorn, zijhoorn en voorhoorn)
- Convergentie-projectie-theorie: basis voor referred pain
3. Supraspinaal (paleo system, reticulair en limbisch, perceptie van pijnervaring gate control
theory 2)
4. Conticaal (cognitieve aspecten van pijnbeleving/verwerking)
5. Supracorticaal (placebo effecten en ziektecognities)