Neurofysiologie hoofdlijnen
De in hoofdstuk 6 beschreven indelingen (anatomische en functionele termen) en modellen van het
zenuwstelsel beschrijven. (inclusief witte stof/ grijze stof).
De structuur en functies van de onderdelen van het centrale zenuwstelsel beschrijven en de
verbindingen (projectie, associatie en commissuurvezels) tussen deze onderdelen beschijven zoals
in hoofdstuk 6.
De hogere hersenfuncties beschrijven en op de hersensschors lokaliseren, de lateralisatie van de
hersenen beschrijven.
Van der Burgt, Fysiologie Leerboek voor paramedische opleidingen, 8edruk:
Hoofdstuk 6: Structuur en functies van het zenuwstelsel
Gehele hoofdstuk (behalve § 6.4.2 Hersenvliezen
Hoofdstuk 9: Gewaarwording
9.1 inleiding
9.2 bewustzijn
§ 9.5.1
§ 9.5.2
§ 9.5.3
§ 9.5.4
Klinische Neurologie, 18e druk, Kuks:
H 8 hogere cerebrale functies
§ 8.1
Zenuwstelsel
Sensibiliteit:
- Is alleen de tastzin pijn, kou en warmte ect. van de huid geeft een signaal naar de
hersenen
- Houdings- en bewegingszin
- Waarnemen positie hoofd, spieren en gewrichten
- Afferent = approach (=toenaderen) (perifere zenuw die sensorische informatie doorgeeft
naar centrale zenuwstelsel)
- Ascenderend banen (opstijgen) (=sensorisch)
Sensoriek = verwerking van alle soorten prikkels waarvoor mensen gevoelig zijn (geluid, licht, druk
enz.) (dit kan bewust, en onbewust)
Motoriek:
- Vanuit hersenen signaal naar spier voor spiercontractie
- Efferent = exit (perifere zenuw die motorische informatie doorgeeft!)
- Descenderende banen (afdalen( (=motorisch)
CZS = hersenen en ruggenmerg + schakelneuronen die daar in zitten
Perifere zenuwstelsel = 12 paar hersenzenuwen + 31 paar spinale zenuwen (alles buiten het
ruggenmerg)
- Somatisch = buitenste bereik lichaam, aansturen bewegingen (=animaal)
- Splanchnisch = innervatie van de ingewanden (=vegetatief)
De 12 paar hersenzenuwen zijn voor het hoofd- en halsgebied (behalve 10, die is voor inwendige
organen = nervus vagus)
,De hersenzenuwen lll-Xll verlopen vanuit de pons, medulla oblongata en mesencephalon
(= hersenstam)
- De meeste cellichamen van neuronen van de hersenen liggen in de hersen schors (grijze stof)
- Groep cellichamen in de hersenen = nucleus of (hersen) kern
- Ganglion = groepjes cellichamen van neuronen in perifere zenuwstelsel
Spinale zenuwen = zenuwen die uit het ruggenmerg komen maar nog binnen de wervelkolom lopen
De lengte is afhankelijk van waar in de wervelkolom deze spinale zenuw loopt (vanaf Lumbaal 2
stopt het ruggenmerg en lopen er alleen nog spinale zenuwen binnen de wervelkolom naar distaal
tot aan het sacrum en vanuit daar naar buiten) (thoracaal/cervicaal heb je ook spinale zenuwen,
maar die zijn daar nog erg kort, lopen maar een heel klein stukje binnen de wervelkolom nog)
Perifere zenuwen = zenuwen buiten de wervelkolom
Ruggenmerg loopt achter het wervellichaam langs tussen de bogen (arcus vertebrae)
Actiepotentiaal frequentie codering
Bij beschadiging zenuw vermindering kracht = vermindering gevoel
Vermindering kracht = parese (beschadiging motorische zenuw)
Vermindering gevoel = hypesthesie (beschadiging sensorische zenuw)
Locatie uitval = locatie pathologie
Tevens mogelijk o.a.:
- Stoornissen in zien
- Cognitieve stoornissen (plannen, denken en geheugen)
- Fatische stoornissen (= taalstoornissen)
Termen
Somatisch zenuwstelsel (animaal, voor aansturing spieren en motoriek)
Autonoom zenuwstelsel (vegetatief voor opbouw, organen en huid)
Animaal = aansturen, bewegingen maken en bewuste handelingen (somatisch) (animaal omdat alle
mensen en dieren dit hebben)
Vegetatief = automatisch, werking van organen e.d. (autonoom) (bijv. planten, hebben geen animaal,
kunnen niet bepaalde bewegingen zelf aansturen, maar kunnen wel voeding opnemen en
verwerken)
Animaal en vegetatief zijn nauw met elkaar verbonden!
,Boek blz. 140 9.2.2 biologische klok en circadiaanse ritme
Functionele termen animaal ZS (=somatisch = willekeurig)
Sensoriek + motoriek houdings- bewegingsapparaat
- Verwerken informatie integratie (verwerken en reageren op bepaalde prikkels)
- Activeren willekeurige motoriek
Regulatie houding en beweging
Maar ook: onwillekeurig reflexoren (verloopt niet via de hersenen, maar via het ruggenmerg)
Functionele termen vegetatief ZS (= autonoom = onwillekeurig)
Autonoom (samenwerking animaal ZS)
Sensorisch en motorisch grens moeilijk te trekken
Onder te delen in:
(ortho) sympatisch lichamelijke arbeid (animaal)
Parasympatisch opbouw en herstel (vegetatief)
- Handhaven homeostase
- Aanpassen paraatheid
Binnenkomend = afferent ; sensorisch ; ascenderend omhoog (signaal opstijgend in de wervelkolom)
Afferent = naar de hersenen toe, naar binnen toe
Uitgaand = efferent ; motorisch ; decenderend omlaag (signaal dalend in de wervelkolom)
Efferent = van de hersenen af, naar buiten toe (denk aan ‘effect’)
Prikkel op bijv huid. Dit word opgevangen door receptor, deze geeft via sensorische neuron (met
cellichaam, ganglion, nog buiten achter hoorn) de prikkel door naar de achter hoorn van de
ruggenmerg (in de grijze stof). Hier zit een schakelcel die doorschakelt naar een motorische neuron
in de voorhoorn (met cel lichaam in de grijze stof nog) die de prikkel kan omzetten in beweging
(motorisch), spier aanspannen (respons / actie)
Modellen van het ZS
- Reflexmodel
- Kabels-en-banenmodel
- Hiërarchisch of fylogenetisch model
Reflexmodel
Stimulus respons
(bijv. bij hamer op knie tikken, reflex is extensie knie) = animaal / willekeurige zenuwstelsel
(bijv. plasreflex bij bepaalde vulling blaas, of bloeddruk regelen bij snel overeind komen) =
vegetatieve / onwillekeurige zenuwstelsel
Onderzoek van deze reflexen geeft informatie over plaats, aard en ernst van een CNA.
, Kabels-en-banenmodel
Bestaande vaste verbindingsroutes tussen delen in het zenuwstelsel
Associatiebanen = banen die onderdelen in het CZS verbinden
In kaart brengen CZS / lokaliseren beschadiging door verbindingen vast te stellen
Echt veel te statisch dit model!:
- Continue veranderingen in lichaam (zenuwcellen kunnen niet worden aangemaakt, maar wel
kunnen functies worden over genomen door andere zenuwcellen)
- Verbindingen kunnen dus niet veranderen, maar via een omweg kan een functie die eerder
niet uitgevoerd kon worden door beschadiging, nu dus wel uitgevoerd worden
Hiërarchisch model van Jackson
Verband tussen organisatie en ontwikkeling ZS
Er is een verband tussen de embryonale ontwikkeling (ontogenese) en de ontwikkeling die de mens
als soort heeft doorgemaakt (fylogenese)
3 niveaus:
- Archiniveau (oudste gedeelte)
- Paleoniveau
- Neoniveau (het nieuwste gedeelte)
Archiniveau
- Fylogenetisch oudste onderdeel (aangeboren reflexen)
- Caudaal gelegen delen CZS
Deel cerebellum
Kerngebieden hersenstam
Ruggenmerg
Functies:
- Reflexen (aangeboren) (volle blaas = plassen)
- Homeostase
- Houdingsregulatie (evenwichtsorgaan)
- Waak/slaapritme
- Automatisch verlopen processen (homeostase, reflexen, slaap/waak, basale automatische
bewegingen, houdingsregulatie)
Dit is als eerste ontstaan, ontwikkelt zich nu ook vanaf embryo
Paleoniveau
o.a. diencephalon
- hypothalamus
- basale kernen
- limbisch systeem (overleven, emotionele (gevoel) beleving en gedrag, motivatie en leren, seksueel
gedrag en voortplanting)
Deel cerebellum
Functies:
- Automatische bewegingspatronen (lopen, zwemmen)
- Expressie van emoties en gedrag
- Tonus (spanningstoestand spieren en weefsels)
- Houding coördinatie