TENTAMEN 3.3 :
Methodes zijn belangrijk (vooral pb2)
Schrijvers niet leren
Antwoorden op de leerdoelen leren
Niet probleemoverkoepelend
Termen “allochtoon” en “autochtoon” NIET
gebruiken!
o Beter: migrantenouders met een Turkse
achtergrond
o Beter: ouders zonder migratieachtergrond
Je mag een legenda maken aan begin van
tentamen
o Turks-Nederlandse ouders = T-NL
o Etc.
Zie responsiecollege voor tips en voorbeelden
Vragen stuvia uitwerken!
Zie vragen stuviasamenvatting:
1.Is er verschil in opvoeding tussen culturen?
2.Kies 2 culturen uit en beschrijf het verschil in
a.Opvoeding tussen jongens en meisjes
b.Rolverdeling tussen ouders
c. Religie
3.Is er verschil in probleemgedrag tussen
culturen?
4.Beschrijf het model van Super & Harkness en
pas het toe op een door jou gekozen cultuur
5.Je wordt gevraagd om onderzoek te doen naar
het verschil in probleemgedrag tussen
migrantenkinderen in Nederland
a.Beschrijf welke elementen van
probleemgedrag je wilt onderzoeken en
waarom
, b.Formuleer een duidelijke onderzoeksvraag
c. Beschrijf een onderzoeksopzet met een
studiepopulatie en
onderzoeksinstrumenten
6.Wat zijn de 7 typen van sociaal-culturele
integratie en tot welke groep behoren
vluchtelingen?
7.Beschrijf welke 3 barrières je zou aanpakken
om het verschil in opvoedingsondersteuning te
verminderen?
,Probleem 1 – opvoeding in verschillende culturen
LEERDOEL 1 - De developmental niche – Super & Harkness
Beschrijft drie met elkaar samenhangende subsystemen, die de
ontwikkeling van het kind beïnvloeden en de culturele context van het
kind vormen. De subsystemen worden in balans gehouden door
homeostatische mechanismes en is niet constant.
1. De fysieke en sociale settingen waarin een kind leeft = materieel
en sociaal
2. De cultureel bepaalde gewoontes waarin een kind leeft =
gedragsstrategieën
3. De psychologie van de opvoeders = specifeke overtuigingen en
waarden
Parental etnotheories: de opvatting van de ouders over
verzorging, opvoeding en ontwikkeling van kinderen; verschilt per
cultuur. Het refecteert de verwachtingen, opvoedwaarden en
percepties van ouders.
Parental blief system: normen/waarden over hoe hun kind zou moeten
opgroeien en functioneren in de maatschappij (beïnvloed door setting +
gewoonte)
LEERDOEL 2 – Opvoedverschillen tussen culturen – Bucx & Roos
Bucx en Roos hebben een review/samenvatting gedaan van eerder
onderzoek, met MAST en NL’se ouders.
Opvoeddoelen: richtlijnen voor ouders (bepaald door:
opleidingsniveau, generatie, NL’se partner, religie)
o Goede schoolprestaties halen MAST > NL
o Het hebben van een eigen mening (autonomie &
zelfstandigheid)A+NL
o Religie (geeft houvast) M
o Je gedragen zoals het hoort (aanpassen aan omgeving) S
o Rekening houden met anderen minder, NL
Opvoedingsbeleving: blijven bestaan na controle op sociaal-
economische en demografsche kenmerken
o Surinaams: 3/10 vindt het zwaar
o Antilliaans, Marokkaans, Nederlands: 4/10 vindt het zwaar
o Turks: 6/10 vindt het zwaar
Opvoedingsgedrag: strategieën, geen verschil in generatie of
geslacht
o Weinig fysieke straf, wel uitleg bij straf
o Structuur is belangrijk, leven volgens regels en daarin
consistent zijn
o Toezicht wordt veel gebruikt, monitoring (m.u.v S)
Perspectief van kinderen: gemeten met zelfrapportages
o Ouders houden veel toezicht (TA)
o Ouders weten minder vaak wat ze doen (m.u.v. A) – ouders zeggen
veel toezicht te houden
o Meisjes en jonge kinderen meer toezicht – ouders zeggen geen
onderscheid te maken
o Makkelijk praten met ouders als er iets is (m.u.v. AS)
o Gesteund door ouders, veel steun en structuur (m.u.v. S)
Een opvoeding met veel ondersteuning en duidelijke regels, leidt tot
, meest gunstige ontwikkelingsuitkomsten bij kinderen: minder
emotionele en gedrags-problemen en minder antisociaal gedrag.
Opvoedverschillen tussen culturen – Pels
Opvoedingswaarden: er zijn 2 centrale waarden
o Autonomie: zelfbepaling en zelfstandigheid, maar wordt
verschillend opgevat in culturen:
NL: onafhankelijkheid in denken en doen
Niet-westers: zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid
Cr-Su + Ant: onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid
(tussen)
o Conformiteit: aanpassing aan de eisen van de omgeving (vooral niet-
Westers)
Collectieve belang voorop, vooral bij T.
Hiërarchische relaties – eerbied, respect en gehoorzaamheid voor
ouderen
Jongere generaties andere invulling familiewaarden; meer autonomie
(individualisering)
Hoger opgeleiden conformiteit vooral belangrijk bij T+M
Opvoeding tussen twee vuren
o Moslimjongeren moeten steeds kiezen tussen ouders, islam en
samenleving (loyaliteitsconfict). Niet de ambivalentie zelf is het
probleem, maar dat de omgeving het niet accepteert.
o Het is ongunstig als ze een van de twee afwijzen, dus jongeren
creëren een dubbele loyaliteit: binnenshuis conformiteit,
buitenshuis assertief.
Opvoedingspraktijken: ouder-kind relatie gaat van autoriair
egalitair en van groepsgericht individueel, wat leidde tot meer
kindgerichtheid en autonomie.
o Controle: migrantenouders meer autoritair (MST) – verband met
leeftijd
o Toezicht: SA-meisjes > MT-meisjes > M-jongens
(disclosure/sollicitation)
o Steun: weinig verschil, wel verschil in aard. Migrantenouders
richten zich op het gezinscollectief, TMC preken en controleren
kinderen vooral, SA zijn meer open in communicatie
o Onderwijsondersteuning: grote afstand school en
migrantenouders, door taalbarrière, onzekerheid, onbekendheid
met schoolsysteem. De nadruk ligt op presteren, controle van
huiswerk en hard werken. Ouders verwachten veel van school en
steunen op leerkrachten en familie.
Pedagogische hindernissen voor migranten
o Hogere kans op psychische problematiek (ext + int) door druk van
aanpassing
o Pedagogisch vacuüm: gebrek aan sociaal, cultureel en
informatiekapitaal. Hoe minder middelen, hoe minder steun je kan
geven.
o De nadruk ligt op onderwijs en presteren, minder op ondersteunen
en begeleiden (het onderwijs is wel hierop gericht)
o Eenrichtingsverkeer in de communicatie (T+M lager psychisch
welbevinden)