Dit is mijn samenvatting van Seneca HAVO 5 maatschappijwetenschappen van Hoofdstuk 1 tot en met hoofdstuk 14. Deze samenvatting heeft klasgenoten en mezelf heel erg geholpen met onze examens. Ben er in totaal rond de 20 uur aan kwijt geweest.
H1 IDENTITEIT
referentiekader: het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit
iemand denkt en handelt.
identiteit: het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt
en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid
van zijn perceptie over de groep(en) waar hij wel of juist ook niet deel van uitmaakt.
drie aspecten identiteit:
persoonlijke identiteit: het beeld dat iemand van zichzelf heeft, een zelfbeeld.
sociale identiteit: bij welke groepen een persoon deel van uitmaakt
collectieve identiteit: het beeld dat de samenleving heeft van een groep en wel het beeld
dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt. (stereotypes)
variabele: een kenmerk van een actor of samenleving en kan variëren.
kans: de waarschijnlijk dat een bepaalde gebeurtenis zal optreden
socialisatie: het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en
de samenleving waar mensen toe behoren. het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en
andere vormen van omgang met anderen.
twee delen van socialisatie:
socialisatoren: de mensen, groepen of dingen waarvan je je cultuur vandaan haalt
internaliseren: de waarden en normen die ergens bij horen nemen mensen over en ze
maken zich een cultuur eigen.
bijzondere vormen socialisatie:
politieke socialisatie: in elk land bestaat er een politieke cultuur met specifieke regels en
tradities die daarbij horen.
enculturatie: iemand leert de cultuur aan waarin hij geboren wordt.
acculturatie: het aanleren en verwerven van een andere cultuur of element daaruit, dan die
waarin iemand is opgegroeid.
conceptueel model: een schema met pijltjes en hokjes die laat zien hoe een variabele
invloed heeft op de andere variabele.
hypothese: een conclusie die na het onderzoek wordt aangenomen of verworpen
H2 GROEPSVORMING
binding: het hoofdconcept binding verwijst naar de relatie en onderlinge afhankelijkheden
tussen mensen in een gezin of familie, tussen leden van een groep, in de maatschappij en
op het niveau van de staat
,type bindingen:
affectieve bindingen: emotionele bindingen. mensen geven elkaar liefde en steun en zijn
daarvoor ook van elkaar afhankelijk.
cognitieve bindingen: bindingen op het gebied van kennis. mensen zijn afhankelijk van
anderen die hen iets leren.
economische bindingen: bindingen die te maken hebben met werk, met goederen die
nodig zijn voor het bestaan. mensen hebben daar dus anderen voor nodig.
politieke bindingen: bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten
worden op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, zorg, verkeer of veiligheid. dit zijn
collectieve goederen en diensten.
groepsvorming: het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen,
doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.
insluiting: wanneer iemand wel bij een groep hoort
uitsluiting: wanneer iemand niet bij een groep hoort
ingroup: de groep mensen die bij de groep hoort en waar binding mee is.
sociale controle: wanneer mensen anderen ertoe brengen of dwingen zich te houden aan
de normen van de groep.
informele sociale controle: wanneer groepsleden elkaar wijzen op de normen en waarden
van de groep
formele sociale controle: wordt verwijst naar mensen die vanuit hun beroep of functie
anderen op de regels wijzen. op basis van formele wetten, besluiten of vastgelegde regels.
outgroup: de mensen die niet bij de groep horen. dat zijn de mensen tegen wie je je afzet of
met wie je in een soort strijd/competitie bent.
stereotypen: vaststaande gegeneraliseerde beelden(beelden waar iedereen van de groep
aan voldoet) en ideeën over een groep mensen.
vooroordelen: vooringenomen meningen over een groep mensen(dus geen feiten).
formele groep: groepen met regels die vaak op papier zijn vastgelegd of regels die anderen
makkelijk herkennen. in deze groepen is er vaak sprake van een bepaalde hiërarchie.
informele groep: mensen kennen elkaar en voelen zich emotioneel met elkaar verbonden.
er zijn ook geen afspraken die officieel vastliggen.
indicator: een indicator zet je op het spoor van een variabele.
sociale categorieën: groepen die wel bepaalde kenmerken delen maar geen
gemeenschappelijke waarden en normen met elkaar hebben.
,wederzijdse afhankelijkheid: mensen zijn verbonden met elkaar en van elkaar afhankelijk.
dwang: als iemand iets dwingt kunnen mensen zich gaan binden met elkaar.
sociale cohesie: het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer
sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een
gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin
anderen daar ook een beroep op kunnen doen.
correlatie: de samenhang tussen twee variabele
schijncorrelatie: een verband tussen twee variabelen die niks met elkaar te maken hebben
bij causaliteit of een causale relatie is er een oorzakelijk verband tussen twee variabelen.
multicausaal: veel factoren spelen tegelijkertijd en de vraag is welke werkelijk
doorslaggevend zijn of er toe doen.
H3 CULTUUR
cultuur: het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en
normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.
cultuurelementen:
wat mensen in hun hoofd meedragen:
waarden: idealen, zoals gelijkheid, vrijheid en veiligheid.
opvattingen: ideeën die passen in een groter geheel van opvattingen, zoals een
islamitische, een linkse of een hedonistische opvatting; dat zijn waardensystemen.
voorstellingen: beelden, ideeën, verhalen die mensen hebben over een gebeurtenis, bijv.
over een oorlog waardoor een land onafhankelijk werd of een heldhaftige gebeurtenis uit het
verleden, met beelden van de nederlandse zeehelden Michiel de Ruyter en Piet Heijn.
wat je aan de buitenkant kunt zien of merken:
uitdrukkingsvormen: bijvoorbeeld symbolen als een kruis(voor christenen) of de hamer en
sikkel(voor communisten). de nederlandse klompen en molens, maar ook kapsels en taal.
hoe hun gedrag geregeld wordt:
normen: regels die horen bij waarden zoals de regel ‘ik scheld andere mensen niet uit’. die
hoort bij de waarde ‘respect’. deze normen zitten dus ook in het hoofd van mensen en die
nemen ze mee als ze naar andere groepen gaan of in een andere samenleving zijn.
instituties: een geheel aan gedragsregels die het gedrag van mensen reguleren.
bijvoorbeeld regels rondom huwelijk of politiek bedrijven.
materiële aspecten van cultuur: tastbare en concrete aspecten van cultuur zoals
symbolen en taal.
immateriële aspecten van cultuur: zaken die je niet meteen ziet maar die wel belangrijk
, zijn voor de mensen en hun gedrag. op basis van bepaalde waarden is het ene gedrag
wenselijk en het andere niet.
dominante cultuur: de elementen in een cultuur die op het gebied van taal, politiek, recht
en economie het meest gemeengoed zijn.
subculturen: kleinere culturen die passen in de dominante cultuur. iedereen zit in
verschillende subculturen tegelijkertijd.
tegencultuur: deze mensen zetten zich vaak af tegen belangrijke waarden van de
dominante cultuur.
nature: eigenschappen die aangeboren zijn zoals je DNA of vingerafdruk
nurture: eigenschappen die aangeleerd zijn van de omgeving waarin iemand opgroeit en
leeft.
Dimensies van hofstede:
dimensie machtsafstand: hoe culturen omgaan met macht en ongelijkheid in macht.
dimensie individualistisch versus collectivistisch: hoe gaan culturen om met vrijheid
voor een individu ten opzichte van de groep waarin dat individu bij hoort?
dimensie masculien versus feminien: hoe gaan culturen om met sekse en verschillende
rollen van mannen en vrouwen?
dimensie onzekerheidsvermijding: hoe gaan culturen om met onzekere of onbekende
situaties?
dimensie termijngerichtheid: hoe gaan culturen om met het verleden, heden en de
toekomst?
collectivistische samenleving: de enkeling schikt zich naar de groep.
individualistische landen: een land waarin het individuele belang voor gaat.
masculien: mannelijk
feminien: vrouwelijk
onzekerheidsvermijding: de mate waarin mensen zich bedreigd voelen door onzekere of
onbekende situaties.
langetermijngerichtheid: streven naar een toekomstige beloning
kortetermijngerichtheid: gericht zijn op het behouden van tradities uit het verleden.
microniveau: het gedrag van individuele personen.
mesoniveau: hoe groepen mensen zich onderling gedragen.
macroniveau: het gedrag van mensen op het niveau van samenleving.
H4 CRIMINALITEIT
criminaliteit: gedrag dat door de overheid strafbaar is gesteld
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper caspergilsing. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.