Uitgebreide hoorcollege aantekeningen van Biologische psychologie van psychologie 2e jaar (Tilburg Universiteit 2018) gegeven door Dounya Schoormans. Allereerst wordt in de hoorcolleges ingegaan op genen/erfelijkheid, homeostase en het immuunsysteem. Daarna komen de begrippen zoals sex, drugs en so...
Alle moderne taxonomische groepen stammen af van hun gedeelde voorouder. De afstammelingen
van de moderne mens zijn de homo sapiens, een soort. Daarnaast de Y-chromosomale Adam = de
meest recente gedeelde voorouder waarvan iedereen die momenteel leeft deels afstamt. En de
mitochondriale Eve = de meest recente vrouw waarvan iedereen die momenteel leeft deels afstamt.
De homo sapiens migratie komt vanuit Afrika maar wat maakt mensen dan anders? Genetische
variatie. Alle mensen zijn voor 99,9% genetische identiek. De 0,1% is verantwoordelijk voor alle
verschillen tussen mensen. In totaal heeft de mens:
- 20.000 genen (de instructie voor het maken van proteïne)
- 3 miljard nucleotides van letters die ons DNA maken (A – T – C – G)
- <2% van ons DNA zijn functionele genen die proteïne coderen.
Elke cel bevat ongeveer 5cm DNA. Een mens
heft ongeveer 10 triljoen cellen. Als het DNA in
je lichaam uitgestrekt zou worden, zou het 4
keer!!!!! Naar de zon en terug kunnen gaan.
Alle mensen behoren tot dezelfde soort;
namelijk de homo sapiens. De homo sapiens
stammen af van Afrikaanse voorouders
ongeveer 200.000 jaar gelden. Mensen lijken
dus heel veel op elkaar maar kleine verschillen
in de letters van het DNA zorgt voor alle
verschillen tussen mensen.
Zoals bij vele bekend beweert Charles Darwin
dat de mens is ontstaan uit evolutie door
natuurlijke selectie. Kenmerken van mensen
worden gebaseerd op de volgende punten:
- Variatie
- Erfelijkheid
- Strijd om te bestaan
- Overlevings- en reproductiecijfers
Volgens Darwin vindt natuurlijke selectie plaats doordat mutaties variaties veroorzaken. Mutaties die
niet de voorkeur hebben/gebruikt worden verdwijnen dan weer. Vervolgens krijg je weer reproductie
en ontstaan er weer mutaties. Mutaties met een bepaalde voorkeur hebben meer kans om te
overleven en dus ook om te reproduceren.
Menselijke karotype is de georganiseerde set aan chromosomen die iemand bezit. De mens bevat 46
chromosomen waarvan 22 identieke paren van de moeder en de vader een 1x seks chromosomen, bij
vrouwen X X bij mannen X Y.
DNA in de cel, paar belangrijke begrippen:
- Genome = het geheel aan genetische informatie van een organisme
- Chromosoom = een lange strengel van DNA in de nucleus
- Centromere = wordt gebruikt om de chromosomen te delen tijden mitose en meiose
(celdifferentiatie).
- Telomeren = het einde van een chromosoom die een bepaalde DNA reeks bevat die helpt bij
het proces van mitose
- Histones = proteïne die gebruikt worden om het DNA te vouwen zodat deze niet in de knoop
raken.
- Erfelijkheid = genetische informatie die van ouders naar kind worden overgegeven
- Gen = een erfelijke factor die zorgt voor een specifieke eigenschap
- Allel = een specifiek soort gen die in een groep samenkomt/zelfde functie heeft
- Punnet square = helpt je te bepalen welke genen het kind van twee ouders heeft
,Genotype is de genetische make-up van een organisme, bijvoorbeeld gevoeligheid voor depressie of
de kans op het ontwikkelen van diabetes. Fenotype is een geobserveerde karaktereigenschap zoals
bijvoorbeeld het hebben van zwarte haren of blauwe ogen.
Mutaties worden ook wel crossovers genoemd/translocatie van chromosomen genoemd. Het gaat
daarbij om een uitwisseling van allelen waardoor het kind een nieuwe combinatie van genen krijgt.
DNA staat voor Deoxyribonucleic Acid. En bestaat uit verschillende basisparen
- Nucleotide A tegenover T (A-T)
- Nucleotide C tegenover G (C-G)
o A = Adenine
o T = Thymine
o C = Cytosine
o G = Guanine
Waar vindt het proces dan plaats? IN de nucleus van de cel vind de transcriptie (overdracht) plaats.
Een stuk DNA, een gen, wordt gekopieërd (transcriptie) naar een boodschapper RNA of mRNA. In het
cytoplasma vind de translatie (vertaling) plaats. De mRNA van het gen wordt dan vertaald in een
proteïne bij de ribosomen, ook wel de proteïne fabriek genoemd. Vervolgens wordt de mRNA gevormd
tot een ketting van aminozuren, ook wel een polypeptide ketting genoemd. Wanneer deze ketting
compleet is, wordt dit een proteïne genoemd.
Een gen van een DNA strook komt altijd voor in 3 soorten nucleotides. Een gen bevat informatie over
hoe een proteïne gemaakt moet worden. Proteïne worden gemaakt van aminozuren, waarvan er 21
verschillende zijn. Drie nucleotiden samen (triplet code/codon) is de sleutel waarmee een aminozuur
in de proteïne geplaatst kan worden.
Maar wat doen proteïne? Sommige zijn onderdeel van de celstructuur, andere zijn producten van het
immuunsysteem om indringers aan te vallen, sommige functioneren zelfs as hormoon of
neurotransmitter. Zoals je ziet kan een proteïne dus meerdere functies bekleden.
Epigenetica gaat over de fenotypische veranderingen die niet te wijden zijn aan DNA als reactie op de
omgeving, kan gaan over stress, eten, roken en bestraling etc. Dit gaat dus meer over de invloed van
de omgeving op de ontwikkeling van gen etc.
Hoe reageert ons lichaam op stress op een cellulair niveau? Hierbij speelt het celmembraan en de
ionenkanalen een grote rol.
Daarnaast bestaan er verschillende
basisreceptoren:
- Ionotrope receptoren = door
deze gates gaan vooral
ionen en neurotransmitters
- Metabotrope receptoren =
hierdoor gaan voornamelijk
ionen en proteïne.
Het cytoskelet is een soort van
netwerk/celachtige vorm die
connecties maakt met andere cellen
binnen de celtransport. Het
cytoskelet bestaat uit meerdere
vormen en structuren.
Cellen zijn verbonden met elkaar
middels verschillende connecties:
- Desmosomes = via de huid
en is flexibel
- Dichte kruisingen = vaak bij
de maag
- Gap kruisingen = deze
trekken samen voor een snelle
communicatie
Daarnaast heb je het endoplasmatisch
reticulum (ER), een stroeve ER heeft
ribosomen aan zich zitten en is vooral
verantwoordelijk voor de synthese van
proteïne. Een soepele ER heeft geen
ribosomen aan zich zitten en is met name
verantwoordelijk voor de opslag van calcium en
de synthese van vetzuren en steroiden. Tot slot
de golgi apparatus; de laatste stap in het
aanpassen van proteïne. Hierbij worden
proteïne in soort van zakjes verpakt zodat deze
afgescheiden wordt of gebruikt wordt in de cel.
Daarnaast heb je mitochondrieën. Mitochondrieën hebben hun eigen DNA die je erft van je moeder en
spelen een grote rol in de procutie van ATP (energie). ATP staat voor Adenosine TriPhosphate en is
de universele bron van energie van het lichaam. Energie komt vrij waneer een fosfaatgroep
(phosphate) zich scheid van de ATP. Wanneer ATP en Fosfaat weer samen komen wordt dit
voornamelijk gebruikt voor de opslag van energie.
Communicatie tussen cellen gebeurt middels neuronen en ionen. Ionen zorgen voor het uitzenden of
niet uitzenden van een actiepotentiaal afhankelijk van de spanning binnen in een cel. Communicatie
tussen neuronen gebeurt middels de synaps (een kleine spleet tussen twee neuronen waarin zich een
neurotransmitter bevind). Deze neurotransmitter komt vrij wanneer een actiepotentiaal het
presynaptisch terminaal bereikt. Je hebt vesicles (zakjes) met neurotransmitter en Exocytosis van
neurotransmitter vrijkoming. Neurotransmitters binden zich aan een receptor, de receptor wordt
geactiveerd en geeft een cellulaire respons: kan het openen van ionkanaal zijn, kan ook een
intracellulair mechanisme zijn.
, Een cel heeft dus verschillende componenten:
- Celmembraan
- Cytoskelet
- Cell-cell communicaties
- ER en golgi apparatus
- Mitochondriën en ATP
Communicatie verloopt middels:
- Elektriciteit
- Neurotransmitters.
Communicatie tussen cellen verloopt middels hormonen. Vaak gaat het hierbij dan over lange afstand
communicatie in het lichaam en voornamelijk buiten het CZS. Vanuit het grieks betekent hormoon, to
excite. Hormonen worden aangemaakt door endocriene klieren en soms ook door nieren en het hart.
Hormonen worden onderverdeeld in 3
chemische klassen:
Mono-amine catecholamine wordt
gemaakt van het aminozuur tyrosine
en speelt een rol bij het vrijmaken van
dopamine noradrenaline en adrenaline.
Speelt dus een rol in de acute
stressreactie.
De adrenal gland bevind zich net
boven de nieren en bevat de medulla
die amine hormonen afscheid zoals:
epinephrine (adrenaline) en
norepineprine (noradrenaline) als
reactie op de sympatische activatie.
Dopamine wordt afgescheiden door de
hypothalamus en de andrenal medulla.
Verschillende regio’s van de adrenal
gland produceren verschillende
hormonen
- Zona glomerulosa (cortex) aldosterone
- Zona fasciculata (cortex) cortisol en androgenen
- Zona reticularis (cortex)
- Medulla epinephrine en norepineprine
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lottebant. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.