DOMEIN ZUID-AMERIKA
4V Hoofdstuk 3: Zuid-Amerika
Paragraaf 3.1: Regionale beeldvorming
Stereotype: het beeld dat mensen van een onbekend gebied hebben dat gebaseerd is op
vooroordelen. Ze zijn vaak (voor het gemak) kort door de bocht. De beelden berusten deels
op feiten en deels op onjuiste informatie. Ze zijn moeilijk te veranderen, ondanks dat ze al
aangetoond niet kloppen. Perceptie (de manier waarop je op basis van juiste of onjuiste
informatie de werkelijkheid inkleurt) bepaalt hoe stereotypes tot stand komen. Iedereen geeft
hier een eigen draai aan.
Cultuurelementen spelen een belangrijke rol bij het stereotiepe beeld van Zuid-Amerika, en
dit wordt door de media/toerisme vaak bevestigd. Het imago van ZA kent vaak ook
tegenstellingen (krottenwijken/villawijken). Aardrijkskunde is geschikt om verkeerde
regionale beelden te veranderen, door het aanleveren van geografische beelden:
objectieve en controleerbare beelden van de ligging van een gebied en van de ruimtelijke
kenmerken en relaties. Dit voorkomt een vertekend beeld. Je mental map wordt
gecorrigeerd.
Stereotype en geografische beelden van ZA zijn van invloed op het ruimtelijk gedrag van
buitenlandse bedrijven, consumenten, politici en burgers. Beslissingen die gebaseerd zijn op
geografische beelden leiden vaak tot betere resultaten.
Het beeld van Zuid-Amerika is nu groot veranderd: van instabiele corrupte landen met een
grote sociale ongelijkheid tot stabiele landen. Over de toekomst lopen de beelden uiteen.
Paragraaf 3.2: Landschappen
Zuid-Amerika bestaat uit meerdere tektonische platen. De oceanische Nazca en de
Antarctische plaat duiken onder de continentale plaat van Zuid-Amerika → subductie →
veel vulkanisme en gebergtevorming in het westen van ZA. Het stollingsgesteente andesiet
(typerend voor explosieve vulkanen) komt dan ook veel voor.
Het Andesgebergte bestaat uit meerdere bergketens (cordilleras). Hiertussen liggen
hoogvlaktes/hoogland → de Altiplano.
Tegelijkertijd met de Andes ontstaat aan de oostkant voorlandbekken:
- De wegduikende plaat creëert een leegte en trekt aangrenzend land mee.
- Verwering en erosie van de westkant van de Andes vult deze leegte
- Het gewicht van het sediment → voorlandbekken blijft diep genoeg om sediment op
te vangen.
De Altiplano (intramontaan=tussen bergen) was oorspronkelijk een voorlandbekken, maar is
tijdens de vorming van de Andes opgetild.
46
, Aan de westkust is de vulkanische activiteit niet overal even groot; wetenschappers stellen
dat dit komt doordat op sommige plekken de onderduikende plaat vlak onder de continentale
plaat duikt → moeilijkere subductie → geen vulkanisme, wel vervorming.
Oostzijde ZA = passieve continentrand: weinig tot geen tektonische verschijnselen.
Ten oosten van Andes → het Guyana- en het Braziliaanse schild: de kern van het continent,
waar de oudste gesteentes voorkomen. Belangrijkste landschapstypen in ZA:
- Het hoogland van Guyana en Brazilië
- Het plateau van Patagonië
- Het Andesgebergte
- De Altiplano
- Uitgestrekte laaglanden met de Orinoco, de Amazone en de Paraná
Het Andesgebergte en de hooglanden zijn vooral rijk aan ertsen (ijzer, koper, tin, zilver en
goud). Deze zijn door opstijgend magma meegenomen uit de aardmantel. Verschillende
onderdelen van magma smelten bij verschillende temperaturen → metalen kunnen ophopen.
Heet water, waar metalen in oplossen → ertsaders → zo’n hoge concentratie dat winning
rendabel is. Dit gebeurt vooral in plooiingsgebergten. Door erosie/verwering komen ze aan
de oppervlakte te liggen → meegenomen door stroming → sediment. Maar, vaak blijven
ertsen ondergronds en worden ze gewonnen via schachtbouw.
Gebieden met tropisch regenwoud zijn rijk aan bauxiet (bijv. Suriname). Ontstaat door
langdurige chemische verwering van kleibodems en wordt gebruikt voor aluminium. Lithium,
gebruikt in accu’s met hoge energiedichtheid, wordt gewonnen in (voormalige) zoutmeren.
Paragraaf 3.3: Klimaten
Temperatuur en neerslag zijn afhankelijk van breedteligging, hoogteligging en de ligging ten
opzichte van gebergte.
Mangrovebossen kunnen ook groeien in gebieden met weinig neerslag, omdat ze in
(sub)tropische gebieden in brak en zout water staan.
De ligging van klimaat-, vegetatie- en landschapszones in ZA wordt vooral bepaald door de
breedteligging, de hoogte, de noord-zuidligging van het Andesgebergte en de invloed van
zee- en luchtstromen.
De overheersende zuidoostpassaat blaast waterdamp van de AO tegen de oostelijke helling
van de Andes → Oostzijde is loefzijde (regen), Westzijde is lijzijde (droog). De hellingen aan
de kant van de Grote Oceaan zijn dus droog. Bovendien: er ligt voor de westkust een koude
zeestroom, en de watertemperatuur wordt nog lager door het dieptewater wat opstijgt. Koud
water verdampt amper → weinig nattigheid → in het hoogland van Andes doen aan irrigatie
voor landbouw.
Zuid-Chili → hele jaar neerslag door westenwinden → oostzijde is lijzijde → Patagonië is
droog → pampa’s = grote grasvlaktes.
Tussen de twee gebieden is een mediterraan gebied met droge zomers en natte winters.
De verdeling van neerslag beïnvloedt het regiem van de rivieren. Het verhang en de mate
van ontbossing bepalen de stroomsnelheid en de sedimentafvoer.
47