Probleem 4 Drugs
Vignet 1.
● Wat is een verslaving, welke zijn er en wanneer ben je verslaafd?
● Welke biologische processen spelen hierin een rol?
● Hoe werkt een verslaving?
Vignet 2.
● Wat is het verschil tussen morfine en heroïne?
● Wat zijn de risico’s?
● Wat is tolerantie en hoe bouw je dit op?
● Waarom heb je steeds een grotere dosis van drugs nodig?
Vignet 3.
● Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen Ritalin en cocaïne?
● Welke biologische werking hebben ze?
● Hoe werkt ritalin bij ADHD?
Vignet 4 is huiswerkopdracht
bronnen: Kalat, Pinel, Carlson
Verslaving
Verslaafden: mensen die drugs blijven gebruiken bij negatieve effecten op hun gezondheid, sociaal leven en pogingen
tot stoppen.
Compulsieve verlangen naar de drug is het grootste verschijnsel bij verslaving.
Theorieën over verslaving:
● Fysieke afhankelijkheid perspectief: drug nemen door afhankelijkheid en om ontwenningsverschijnselen te
verminderen.
○ Kritiek: Lage ontwenningsverschijnselen van bv. cocaïne, variërend gebruik en detoxified addicts
● Positive-incentive theorieën van verslaving: men doet het voor goede effecten van de drug.
○ Positieve incentive waarde: verwachtte plezier
○ Hedonic waarde: echte ervaren plezier
● Incentive-sensitization theorie: verwachtte plezier neemt toe, echte plezier neemt af
● Brain organisation: verslaafd door het moeilijk afleren van het geconditioneerde. De extinction gaat minder
snel en daarom blijf je verslaafd
Drugs hebben invloed op subjectieve ervaring en gedrag v mensen door in te spelen op het zenuwstelsel (psychoactive
drugs).
Worden ingenomen via:
● oraal: opname in maag of darmen, handig en relatief veilig, lastige inschatting opnametijd
● injectie: snel, sterk, voorspelbaar, wel geen tegenhouden en littekens
○ subcutaneously: in vetweefsel
○ intramuscularly: in spieren
○ intravenously: in aders
● inhalatie: tabak en wiet, moeilijk dosis te reguleren en schade longen
● absorptie door slijmvlies: cocaïne, vaak schade aan neus
Affinity: hoe een drug bindt aan receptor (overeenkomst)
Efficacy: drug kan receptor activeren wanneer hij eraan gebonden is (werking)
Agonist: drug vergroot of doet effecten van neurotransmitter na
Drugs kunnen op 6 manieren de synaptische transmissie stimuleren:
● Bindt zich aan postsynaptische receptoren en activeert ze of vergroot effect van neurotransmitter.
● Blokkeert deactivatie van neurotransmitters. Gaat slopen of heropname van neurotransmitters tegen.
● Vernietigt enzymen die normaal neurotransmitters kapot maken. Hierdoor meer neurotransmitters.
● Verhoogt hoeveelheid neurotransmitters die wordt vrijgegeven.
● Verhoogt synthese (aanmaak) van neurotransmitters.
● Bindt aan autoreceptoren en blokkeert hun activiteit. (zeggen dat er teveel neurotransmitters zijn)
, Antagonist: drug blokkeert effecten van neurotransmitter
Drugs kunnen op 5 manieren de synaptische transmissie verminderen:
● Drug is valse transmitter: bindt aan receptoren en voorkomt dat neurotransmitter aan receptoren bindt.
● Blokkeert synthese (aanmaak) van neurotransmitter.
● Zorgt ervoor dat neurotransmitters uit vesicles lekken.
● Blokkeert vrijlating van neurotransmitter vanuit presynaptische neuron.
● Activeert autoreceptoren.
Reward system: de drug geeft in de hersenen belonend gevoel via:
● mesolimbic pathway: begint in ventral tegmental area: hier komt veel dopamine vrij, wordt naar nucleus
accumbens en putamen en nucleus caudatus afgeleverd: plekje van plezierbeleving: bij drugs, seks en eten wordt
er dopamine en norepinefrine vrijgelaten.
● mesocortical pathway: begint ook in ventral tegmental area: maar dopamine gaat naar cerebrale cortex, vooral
frontal lobes
● nigrostratial pathway: substantia nigra laat ook veel dopamine vrij
Verslaving is geassocieerd met sensibilisering van de nucleus accumbens, zodat nucleus accumbens sterker reageert op
verslavende activiteit en minder op andere ervaringen.
Drug metabolisme: lever deactiveert de drugs met enzymen.
De 4 type drugs: Kalmerend, Stimulerend, Hallucinogeen, Opiaten
Kalmerende drugs
● Alcohol
Wat is het?
Depressant: dooft neurale functies, kleine dosis kan wel stimuleren.
Hoge dosis resulteert in een coma, bij meer dan 0,5% alcohol in het bloed is kan je dood gaan omdat er dan te
weinig zuurstof getransporteerd wordt.
Erfelijkheid is 55%. Als de vader alcoholist is, is de kans 60% dat de zoon ook alcoholist wordt.
Effecten
eetlust groter, reactiesnelheid minder, pupillen reageren langzamer, motoriek verstoort
Werking
Alcohol moleculen zijn klein en oplosbaar in vet en water waardoor ze snel overal in het lichaam komen.
Vermindert de doorstroom van calciumionen.