VOOR DIT VAK MOET JE ALLE SYMPTOMEN VAN STOORNISSEN WETEN!
Ontwikkelingspsychologie en psychopathologie
Hoorcollege 1 (03-04-2023): Introductie
Er zit een verschil tussen fysieke ziektes en mentale ziektes
- Fysieke ziekte: objectieve testen diagnosticeren de fysieke ziektes
- Mentale ziekte: verstoring van gedrag, gevoelens en gedachten
o Het is moeilijker te diagnosticeren, testen zijn vaak subjectief (bijv. ADHD)
Van normaal naar abnormaal
Hoe normaal (typisch) versus abnormaal (atypisch) te definiëren:
1. Normaal als afwezigheid van stoornissen Mental health perspective (DSM)
o Normaal: positieve kwaliteit van leven; goed functioneren in verschillende contexten;
vrij van invaliderende symptomen van psychopathologie
o Abnormaal: negatieve kwaliteit van leven; slecht functioneren; symptomen die een
herkenbaar patroon (syndroom) van psychopathologie vormen, passend bij een
klinische classificatie
Divergent: Vier D’s :
Dysfunction: een normale functie niet kunnen uitvoeren
Distress: abnormale angst (bijv. na pijn) zelf last ervan of anderen
last ervan! (emotionele pijn)
Deviance: afwijkend gedrag (bijv. stemmen horen)
Danger: gedrag kan leiden tot (abnormale) gevaarlijke situatie
2. Normaal als statistisch gemiddelde Statistical deviance (normaalverdeling)
o Normaal: gedrag dat voorkomt bij de meerderheid van de bevolking
o Abnormaal: gedrag dat voorkomt bij een minderheid van de bevolking
3. Normaal als een ideale of gewenste toestand Sociocultural norms (perspective)
o Normaal: voldoen aan sociaal-culturele normen voor een gezonde psychologische
ontwikkeling
Kan leeftijdsgebonden, geslachtsspecifieke of cultuurrelevante
verwachtingen zijn
o Abnormaal: niet voldoen aan die normen
4. Normaal als geslaagde ‘aanpassing’ (ontwikkelingspad) Mental health perspective
o Aanpassing: het vermogen van een persoon om zich aan te passen aan zijn of haar
omgeving
o Normaal: geslaagde aanpassing (voldoende of optimaal); men kan effectief en
flexibel omgaan met verschillende mogelijkheden en moeilijkheden die zich in het
dagelijks leven voordoen
o Abnormaal: slechte aanpassing
- Disclaimer: in sommige situaties duidelijk onderscheid tussen normaal en abnormaal
o Meestal groot grijs gebied: afhankelijk van waarnemer, instrument en situatie
o Kennis van de normale ontwikkeling is vereist!
Psychopathologie: verwijst naar intense, frequente en/of aanhoudende onaangepaste patronen van
emotie, cognitie en gedrag
Ontwikkelingspsychopathologie: deze onaangepaste patronen komen voor in de context van
typische ontwikkeling en resulteren in de huidige en potentiële beperking van baby's, kinderen en
adolescenten delay, fixation (vast gedrag) or deviance
- Prevalentie: deel van een populatie met een aandoening (aantal huidige gevallen)
- Incidentie: de snelheid waarmee nieuwe gevallen ontstaan (alle nieuwe gevallen in een
bepaalde periode)
, o Ongeveer 14% van de kinderen ervaart een psychische aandoening, 46,4% van
iedereen
Stigma: bestaat uit stereotypen, vooroordelen en discriminatie.
- Meerdere niveaus: openbaar, persoonlijk en zelfstigma (of geïnternaliseerd stigma)
- Kan schadelijk zijn en kan het zoeken naar hulp verhinderen
- Stigma kan worden aangewakkerd door reïficatie (benoemen van de aandoening en
uitleggen worden door elkaar gehaald) symptomen (ik heb ADHD en daarom ben ik druk)
en criteria (ik ben druk en daarom heb ik ADHD) worden verward
Niet alle kinderen krijgen hulp; Belemmeringen in de geestelijke gezondheidszorg:
1. Percepties van geestelijke gezondheid en kinderwelzijn (bijv. gebrek aan vertrouwen in het
systeem, eerdere negatieve ervaringen, stigma)
2. Percepties van psychische problemen (bijv. ontkenning, overtuigingen dat moeilijkheden in
de loop van de tijd oplossen)
3. Structureel (bijv. lange wachtlijsten, hoge persoonlijke kosten)
Theoretische verklaringsmodellen (6 modellen)
Vaak afzonderlijk gepresenteerd, maar ze sluiten elkaar niet uit en ze vormen meestal
complementaire perspectieven op complexe klinische patronen
Twee soorten verklaringsmodellen:
1. Continue modellen (dimensionaal): geleidelijke schaal van normaal naar abnormaal
2. Discontinue modellen (categorisch): begrensde en kwalitatieve verschillen tussen normale
en abnormale ontwikkeling
Fysiologische modellen: fysiologische (d.w.z. genetische, structurele, biologische of chemische) basis
voor psychologische processen
- Hersenontwikkeling:
o Pruning: concurrerend verlies van synapsen - gebruik of verlies
Minder synapsen, maar sterkere en snellere paden
Ervaringsafhankelijke plasticiteit: de hersenen veranderen door ervaring
- Interacties met de omgeving:
Diathese-Stress/Dual-Risk Model
o Diathese (aanleg):
fysiologische kwetsbaarheden
(bijv. genetisch)
o Stress: fysiologisch of
omgevingsfactoren
Interactie kan leiden
tot ontstaan van een
stoornis
Psychodynamische modellen: vroege psychodynamische modellen (Freud, Jung) waren
wetenschappelijk twijfelachtig... Hedendaagse psychodynamische modellen richten zich op:
- Onbewuste processen
- Mentale representaties van zichzelf, anderen en relaties
- Subjectieve ervaringen
- Oorsprong van (a)typische persoonlijkheid in de vroege kinderjaren
(ontwikkelingsproblemen) (onopgeloste conflicten)
o Huidig onderzoek richt zich sterk op: ouder-kind gehechtheid en de blijvende
effecten van gehechtheid op persoonlijkheid en interpersoonlijk functioneren
Gedrags- en cognitieve modellen: waarneembaar gedrag van individu binnen een specifieke omgeving
- Gedragsmodellen: de omgeving heeft krachtige effecten op de ontwikkeling van
persoonlijkheid en psychopathologie
o A(typische) gedragingen worden aangeleerd via leerprocessen (bv. bekrachtiging)
, - Cognitieve modellen: focus op processen van de geest en cognitieve ontwikkeling (bijv.
Stadia Piaget, Vygotsky)
o Cognitieve gedragstherapie (CGT): beheer problemen door de manier waarop
iemand denkt en zich gedraagt te veranderen
- The neoconstructivist approach emphasizes how evolution and experiences interact to
shape behavior.
Humanistische modellen: benadrukt persoonlijk betekenisvolle
ervaringen, aangeboren motivaties voor gezonde groei en de
doelbewuste zelfcreatie van het kind (bijv. Maslow)
- Benadrukt het nu!
- Contrasten met psychodynamische modellen (bewust
versus onbewust, positieve versus negatieve menselijke
eigenschappen)
- Psychopathologie: interferentie/onderdrukking van deze
behoeften
Familie- of systemische modellen: begrip van persoonlijkheid en psychopathologie van het kind op
basis van gezinsdynamiek
- Onderwerpen: gezinstype, opvoedingsstijlen, ouder-kindrelatie en broer-zusrelatie
(hiërarchie/systemen) en activiteiten en rituelen
- Gedeelde en niet-gedeelde (unieke) omgeving van broers en zussen
- Diagnostiek en therapie richten zich op het kind binnen de gezinssetting
Sociaal-culturele modellen: cultuur is niet alleen de achtergrond voor ontwikkeling; het is eerder een
grote invloed op de ontwikkeling zelf
https://www.youtube.com/watch?v=g6pUQ4EDHeQ&ab_channel=Sprouts
- Voorbeelden: geslacht, etniciteit en sociaaleconomische status
- Instellingen van ecologische modellen omvatten thuis, klaslokaal,
buurt (ingebed in meso-, exo-, macro- en chronosystemen)
- Geboortecohort (delen belangrijke ervaringen en gebeurtenissen):
bestaat uit alle mensen die in een bepaalde periode zijn geboren
en die invloed hebben gehad op de ontwikkeling
, Praktijken en principes (3 onderwerpen)
Ontwikkelingstrajecten
- Aanpassing en onaangepastheid zijn punten of plaatsen op een levenslange kaart
- Sommige routes worden met grote waarschijnlijkheid geassocieerd met psychopathologie,
andere met een lage waarschijnlijkheid
- Metafoor:
o Roadblocks: gebeurtenissen of reacties die positieve trajecten afsluiten of vertragen
(bijv. beperkte toegang tot hoogwaardig
onderwijs, zwangerschap van tieners)
o Detours: gebeurtenissen of knooppunten die
paden omleiden (bijvoorbeeld een nieuwe
school, een verandering in de gezinsstructuur)
o Off-ramps: plaatsen waar kinderen een positief
traject verlaten (hoewel kinderen op een later
tijdstip weer kunnen instappen)
- Belangrijke concepten:
o Continuity (d.w.z. stabiliteit) en Discontinuity (d.w.z.
verandering)
Wijzigen is op veel punten mogelijk
Verandering wordt beperkt of mogelijk gemaakt door eerdere aanpassingen
o Coherence: begin kan logisch worden gekoppeld aan resultaten als we zorgvuldig de
variabelen evalueren die tot stabiliteit leiden, evenals de variabelen die tot
verandering leiden bijv. gepest door broer en zus
leidt tot anderen pesten als je ouder bent
o Multifinality en Equifinality:
Multifinality: dezelfde beginvoorwaarden
leiden tot verschillende uitkomsten
Equifinality: verschillende beginvoorwaarden
leiden tot dezelfde uitkomst
Competentie en incompetentie
- Competentie: effectief functioneren in belangrijke
omgevingen
- Vergelijkbare constructies: arenas of comfort, spaces of
relative calm
- Alle kinderen, met en zonder stoornissen, vertonen
domeinen van competentie en incompetentie
Risico- en beschermende factoren
- Risico: verhoogde kwetsbaarheid voor wanorde
- Risicofactoren: de individuele, familiale en sociale
kenmerken die samenhangen met deze verhoogde
kwetsbaarheid
- Resilience (veerkracht): aanpassing (of competentie)
ondanks tegenslag (beter dan verwacht functioneren)
- Beschermende factoren: de individuele, familiale en sociale
kenmerken die samenhangen met deze
positieve aanpassing balans ding, niet teveel!
o Beschermende factoren beïnvloeden de resultaten van kinderen door (4)
Het verminderen van de impact van risico’s en de negatieve kettingreacties
die volgen op blootstelling aan risico’s
Die dienen om het gevoel van eigenwaarde en zelfredzaamheid te vestigen
of te behouden en creëren van kansen voor verbetering of groei
Hoorcollege 2 (17-04-2023): Hechting: van normaal tot abnormaal
Ontwikkelingstaken in de kindertijd