Deel 1 Klinische theorieën en theoretische
referentiekaders
Hoofdstuk 1 Over klinische psychologie en ‘abnormaal’
gedrag
§1.1 Het terrein van de klinische psychologie
Klinisch psycholoog vs. KP heeft een academische opleiding in de psychologie voltooid,
psychiater met een postdoctorale scholing.
PSY heeft een academische opleiding geneeskunde voltooid
met een specialisatie tot psychiater
Klinische psychologie Het gebied van de psychologie dat zich bezighoudt met
afwijkend slecht-aangepast en abnormaal menselijk gedrag.
Onder de grote paraplu van klinische praktijken vallen
diagnose, classificatie, behandeling, preventie en onderzoek.
(Reber, 2004)
§1.2 Aspecten van ‘abnormaal’ gedrag
APA American psychiatric association
Observer discomfort Het onbehaaglijke gevoel dat leidt tot het labelen van
‘abnormaal’ gedrag omwille de overschrijding van de
ongeschreven regels in een cultuur
Psychische stoornis Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door
klinisch significante symptomen op het gebied van de
cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een
persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de
psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten
grondslag liggen aan het psychische functioneren.
Ps. Stoornissen gaat gewoonlijk gepaard met een sig.
Lijdensdruk of beperkingen in het functioneren op sociaal of
beroepsmatig gebied. Een reactie op een veelvoorkomende
stressor of een verlies die te verwachten valt, is een cultuur
geaccepteerd gegeven. Sociaal deviant gedrag en conflicten
die zich vooral afspelen tussen een individu en de
maatschappij zijn geen psychische stoornissen, tenzij de
deviantie of het conflict het gevolg is van disfunctioneren van
het individu (APA, 2014)
§1.3 Normaal en abnormaal, waar ligt de grens?
Somatogeen Een lichamelijke aandoening aan de psychische stoornis ten
grondslag ligt
Psychogeen Een psychologisch mechanisme die ten grondslag ligt aan de
, stoornis
§1.4 Het medisch of ziektemodel
Labeling-theorie Begrippen als ziekte en therapie werkt stigmatisering in de
hand. Goffman (1961) en Scheff (1966, 1974) hebben
beschreven hoe nadelig dit is.
§1.3 Het leer- of onderwijsmodel
Vaardigheidstekorten Uitkomst van diagnostiek wordt geen stoornis genoemd, maar
een (vaardigheids)tekort.
Demarcatie- of ‘cutt-of point’
afgrenzinscriterium
Hoofdstuk 2 Neurobiologische benaderingen van
psychopathologie
§2.1 Historische schets
Reductionisme Is het wezenskenmerk van de wetenschap
Frontale lobotomie Het verwijderen fan de frontaalkwab als interventies tegen
neurotisme bij apen door Monitz.
Broca’s afasie Beschadiging van de linkerfrontaalkwab leidt tot een
taalstoornis waarbij de persoon langzaam, slecht articulerend
en in telegramstijl spreekt
Internaliserende Emotionele instabiliteit en veen verstoord affect, waaronder
problematiek angststoornissen en stemmingsstoornissen, teruggetrokken en
geremd gedrag. Het gedrag is voornamelijk storend voor de
patiënt zelf.
Externaliserende Wordt vooral gekenmerkt door gedragsproblemen, wat tot
problematiek uiting komt in agressief, antisociaal en impulsief gedrag. Er is
sprake van ondercontrole en is het gedrag storend voor de
omgeving.
§2.2 Psychopathologie: een genetisch perspectief
Familiestudies Een vatbaarheid voor een psychische stoornis overgeërfd
wordt, deze vatbaarheid en de stoornis in bepaalde families
vaker zullen voorkomen dan in andere families.
Tweelingstudies Er zijn twee typen tweelingen; eeneiige (genetisch identiek) en
twee-eiige (genetisch gem. de helft van de genetisch materiaal
identiek).
Concordantie De mate waarin eenzelfde eigenschap bij twee familieleden
voorkomt
Concordantie-coëfficiënt De maat die de concordantie uitdruk, variërend tussen 0 en 1,
, hoe hoger de concordantie coëfficiënt, hoe meer van de
variantie van het kenmerk wordt verklaard door genetische
factoren.
Adoptiestudies Geadopteerde kinderen zijn genetische gelijk aan hun
biologische ouders en delen geen genetisch materiaal met hun
adoptieouders. Echter delen ze wel de omgevingsfactoren.
Diathese stressmodel Stelt dat vatbare personen wanneer ze in een negatieve
omgeving opgroeiend, meer kans hebben op de ontwikkeling
van een negatieve uitkomst
Differential susceptibility Vatbare personen meer beïnvloed worden zowel een positieve
theory als een negatieve omgeving
Temperament Een reeds vroeg te onderkennen individuele wijze van reageren
(Thomas en Chess (1977), te onderscheiden in makkelijk,
moeilijk en langzame starters.
§2.3 Psychopathologie: een cognitief neurowetenschappelijk perspectief
Synaptische overdracht Beïnvloeding door
1) Hoeveelheid van de neurotransmitter in de synaps.spleet
2) Blocking agents
3) Remmende neuronen
4) Neuronengevoeligheid
5) Aantal recepteren op het postsynamptische neuron
Blocking agent Neurotranmitters die andere neurotransmitters imiteren (lijkt
op de structuur van de neurotransmitter), passen ook op de
receptor, maar prikkelen het neuron niet, waardoor dat neuron
niet gaat vuren.
Limbisch systeem Speelt een rol bij emotie, motivatie, genot en het emotioneel
geheugen en bestaat uit de hersenstructuren:
1) Amygdala
2) Hippocampus
3) Hypothalamus
Amygdala Is onder andere betrokken bij het geheugen voor de
emotionele valentie van belangrijke gebeurtenissen en is nauw
verbonden met de andere hersengebieden. Verwerking van
emoties, de opslag van emotionele herinneringen en
bekrachtiging van gedrag.
Neurotoxisch Vernietiging van cellichamen van zenuwcellen
Pseudo depressief Laesie in de prefrontale cortex: de pt vertoont initiatiefverlies,
syndroom affectieve vervlakking en sociale terughoudendheid.
Pseudopsychopatisch Hetzelfde als ps.depressief.syndroom, maar behoud van