Gastcolleges overtuigende teksten
College 1: Slim Opgewekt
Je moet iemand echt meenemen in iets, niet alleen iemand erover vertellen. Bewustmaking
gedragsverandering (niet alleen weten dat iets belangrijk is, maar ook hiernaar handelen).
Nudging komt steeds meer voor: mensen in een bepaalde richting proberen te bewegen,
zonder ze daartoe dwingen. Gedragsverandering is zowel extrinsiek als intrinsiek (het komt
vanuit jezelf; de gedragshandeling).
Nudging is het verleiden van mensen zonder een beloning of straf. Je schetst een breed scala
van mogelijkheden, het verbiedt andere opties niet. (bv. de verschillende mogelijkheden bij
online marketing bij bijvoorbeeld een telefoonabonnement).
- Een nudge is het (ver)leiden van mensen in een gewenste richting zonder wortel of
zweep te gebruiken.
- Bij nudging verander je de manier waarop keuzes aan mensen gepresenteerd
worden, zodat de gewenste uitkomst (onbewust) het makkelijkst of het meest
aantrekkelijk wordt voor de mens.
- Nudging laat altijd ruimte voor keuzevrijheid. Een nudge verbiedt andere opties niet.
Er zijn twee wereldbeelden in de sociale psychologie:
1. Homo economicus wat ertoe doet is: prijs en beschiknaarheid van keuze (komt
veel voor in het westen)
2. Homo reciprocans de mens zoekt balans tussen eigenbelang en leefomgeving (hier
gaat nudging over)
Stappen plan voor gedragsverandering:
1. Welk gedrag wil je dat er veranderd wordt en hoe ziet dat eruit? Door eerst stil te
staan bij waarin je je wil verdiepen, wordt het uiteindelijk gemakkelijker.
2. Visualiseer gewenst gedrag. Stap één bij elk thema rond gedragsverandering is dus:
visualiseer welk gedrag te veranderen en hoe dat er in de praktijk uitziet.
3. Begrijp de doelgroep: wat kan hen activeren en tegenhouden? (bv. als je veel moet
vliegen voor je werk ga je dit niet beter doen, dan kun je beter kijken naar andere
factoren die wel veranderbaar zijn. Factoren die tegenhouden zijn erg bepalend bij
gedragsverandering).
4. Gedragsanalyse maken: Attitude (wat is de houding van de doelgroep tegenover het
gedrag) – Competentie (hoe moeilijk is het voor de doelgroep om bepaald gedrag te
tonen – Omgeving (bij roken is dit bv. een opvallende omgeving; als je allemaal
rokers om je heen hebt, is het lastiger om tot een gedragsverandering te komen) –
Triggers (welke emoties spelen er rondom het gedrag, wat kan iemand activeren) –
Verwachting (wat voor verwachtingen heeft de doelgroep van de uitkomst?)
5. Leuk en makkelijk: Maak het behapbaar en faciliteer de eerste stap. Maak kleine
stapjes.
6. Focus op voorwaarts: Mensen die openstaan, bewegen makkelijker meer. Vaak wil je
focussen op mensen die niet mee willen, maar dit heeft vaak geen nut. Vooral de
middengroep is vaak erg interessant.
1
, 7. Koppel nieuw, gewenst gedrag aan bestaande gewoontes: Implementatie-intentie
(dit gaat uit van als, dan formulering; als ik thuis kom, dan ga ik koken, als dat niet
vandaag is, dan wel morgen). Dit slaat op het kleine formuleren van doelen.
Commitment is hier wel belangrijk bij. Als iets al een vaste gewoonte is, en je dit
combineert met andere kleine stappen; is het gemakkelijker een koppeling te maken
dan wanneer je vanuit het niets begint.
Voorbeeld trap: mensen nemen vaker de trap, maar wel tijdelijk.
Nudging strategieën: Hoe kan ik iemand subtiel een duwtje in de juiste richting geven?
1. Verminder de complexiteit van de handeling (bv. door een timer in de douche op te
hangen, verminder je de complexiteit om bijvoorbeeld korter te douchen). Ook dit is
vaak tijdelijk, of het moet echt ingesleten zijn in je gewoontes.
2. Laat impact/ normen & waarden van gedrag zien. Het moet duidelijk zijn wat voor
impact jouw eigen gedrag heeft. Bijvoorbeeld lichtknop, je ziet wat voor impact het
heeft als je een lamp aan doet. Ook dit is tijdelijk, of het moet aan je gewoontes zijn
gekoppeld, dan slijt het in en veranderd er wel werkelijk iets.
3. Verander de fysieke context. Bijvoorbeeld een route in het park en de voetstappen
leiden jou tot de dichtbij zijnde prullenbak. Omdat het een park is, waar je niet
voortdurend komt, blijft het een voortdurende trigger waardoor het blijft werken.
4. Vergelijk jezelf met wat andere mensen doen. Voorbeeld peukenbak: gooien in
Ronaldo of Messie; dit voorkwam dat mensen de peuken op de grond gooiden. Dit
had een langdurig effect.
Je maakt onderscheid: zien (cognitief)
Guidance: producteigenschappen fietspad, je ziet welke kant je op moet en je blijft daar
ook.
Persuasion: normen en waarden overtuiging. Smiley van te hard rijden, etc. gevoel van
rechtvaardigheid. Dit wordt vaak tijdelijk opgehangen, anders valt het niet meer op.
Lifestyle indentification: identificatie met/door technologie. Eerst was de magnetron
helemaal niet populair, door mensen in de reclame te verwerken werd het beter verkocht.
Of bijvoorbeeld je auto bij je familie laten horen.
Je maakt onderscheid: tast (fysiek)
Dwang: graag of niet. Het werkt, maar is niet zo positief.
Verlengstuk van je lichaam: training van routines. Dit is wat subtieler. Je helpt mensen
bepaalde keuzes te maken door een verlengstuk te creëren. Bijvoorbeeld waarschuwingen
als je te hard rijdt, of een auto te dichtbij of te ver weg, etc.
Subliminal effect: onbewust. Bijvoorbeeld de geur van vers brood in de supermarkt,
daardoor wil je het ook eten. Ander voorbeeld is de geur van appeltaart in een huis.
2