Belangrijke punten HC
Hoorcollege 1:
Waarom sociaal werkers weet moeten hebben van de pluriforme samenleving en wat het betekent
dat die samenleving niet meer homogeen verankerd is: hoe goed met elkaar kunnen samenleving.
De pluriforme samenleving is een samenleving waarin groepen mensen met een verschillende
afkomst en culturen samen leven. Een samenleving waarin verschillende cultuurgroepen naast elkaar
leven. (religieus, etnisch, leeftijd, etc.) Een homogene samenstelling houdt in dat de samenstelling
hetzelfde is. Een pluriforme samenleving is niet meer homogeen verankerd maar juist heterogeen
verankerd. Homogeen verankerd zou bijvoorbeeld een samenleving zijn bestaand uit alleen
Nederlanders. Wanneer de samenleving bestaat uit meerdere etniciteiten is deze samenleving dus
niet meer homogeen verankerd.
Waarom is ethiek zo belangrijk voor sociaal werkers?
Ethiek is nadenken over goed handelen. Dit is erg belangrijk voor sociaal werkers omdat er geen
handboek is voor sociaal werkers hoe met welke situatie en met welke casus om te gaan. Er zijn dus
geen duidelijke handelingsregels over wat goed en fout is. Grondwaarden als rechtvaardigheid en
dezelfde rechten voor iedereen staan altijd centraal in het sociaal werk. Door de veranderende
samenleving staat de burger zelf vaker aan het roer, hierdoor veranderd de rol van de sociaal werker.
Ethiek van 1e orde is het uitgaan van wat de cliënt wilt. Het uitgaan van de vraag van de ander. Wat je
er zelf van vindt parkeer je eerst, ook wat de organisatie vind parkeer je eerst. Eerst kijken en
luisteren, waarom is dit voor die ander nu belangrijk? Het kan zo zijn dat dit niet in jou denkkader
past.
Ethiek van 3e orde is uitgaan van wat jij als hulpverlener vind. Ethiek van de 3 e orde is je eigen
mening toevoegen aan datgene wat de cliënt wilt.
Het is belangrijk om bij een cliënt vanuit de eerste orde te kijken omdat het in de meeste gevallen
erg belangrijk is dat de cliënt zijn eigen oplossing bedenkt. Je gaat dus eerst kijken wat voor de cliënt
belangrijk is. Van daaruit formuleer je een eerste doelstelling. Zo ga je te werk vanuit wat de cliënt
wilt. Later pas voeg je toe wat jij belangrijk vind voor de cliënt en dit combineer je dan met elkaar. Als
je dit niet goed doet dan loop je de kans dat je cliënt afstaat van hulp en niet meer mee wilt werken.
Wanneer er bijvoorbeeld kinderen betrokken zijn en als er sprake is van veiligheid in het geding moet
je echter wel dingen combineren van de 3 e orde.
Hoorcollege 2:
Zorg dat je goed kunt beschrijven wat er belangrijk is in de samenwerking tussen de ketenpartners
in het sociaal domein (zie vorige sleet) en waarom deze ‘sluitende aanpak’ belangrijk is,
Ketenpartners zijn een persoon of organisatie, buiten de eigen organisatie, die een bijdrage levert
aan de totstandkoming en / of levering van het product of professioneel betrokken is bij het product
of de klant. De samenwerking tussen de ketenpartners is erg belangrijk.
De gedachte is dat door toepassing van effectieve ketensamenwerking niet alleen de kosten terug
gebracht kunnen worden, maar gelijktijdig de prestaties op de dimensies tijd en kwaliteit aanzienlijk
verhoogd kunnen worden.
1. Creëer een ‘fusie van belangen’ voor lange termijn samenwerking
De eerste stap in het proces is een zorgvuldige selectie van (strategische) partners op basis van
strategische fit, gelijksoortige en gezamenlijke ambities en deling van expertise. Daarbij is het van
belang heldere (en meetbare) prestaties af te spreken op de doelstellingen tijd, geld, kwaliteit en
duurzaam effect. Dat is dus iets anders dan lange lijsten maken met partijen waar zorg is ingekocht.
,2.Vroege betrokkenheid van strategische partners
Beslis vervolgens samen over de belangrijkste opgave. Bepaal daarbij wat de uitvoering effectief
maakt en hoe er samengewerkt gaat worden, welk proces hebben we voor ogen? Ook is het hier van
belang om gezamenlijk een inschatting te maken van zogenaamde faalrisico’s en welke
preventiemaatregelen genomen kunnen worden.
3.Delen van informatie
Hierbij staat de vraag centraal welke informatie nodig is en partners van elkaar nodig hebben om het
werk goed te doen. Bijvoorbeeld op het gebied van financiën, wachtlijsten en doorlooptijden,
cliëntprofielen en -historie of planning.
4.Gezamenlijk monitoring systeem
Bepaal hoe geleverde prestaties en partners continu geëvalueerd worden en daarvan geleerd wordt.
Ook is het van belang om de geleverde prestaties te toetsen aan de afgesproken prestaties en
daartoe één objectief systeem overeen te komen en in te richten.
5.Continu verbeteren
Gedurende het proces van samenwerking is een continue focus op het zoeken naar manieren om
sneller, goedkoper en beter te doen in de keten belangrijk. Het denken vanuit de principes van LEAN
is daarbij behulpzaam: kunnen we de toegevoegde waarde die we voor de client leveren voorop
zetten en alles wat daaraan niet bijdraagt (‘waste’) elimineren? Dit vraagt om ook een proces van
continu leren in het dagelijkse werk.
6.Gezamenlijk incentive systeem
Wat zorgt ervoor dat we het individuele en collectieve belang kunnen laten samensmelten en
daarmee en sub-optimalisatie voorkomen? Hoe delen we kosten, opbrengsten én winsten en dragen
we gezamenlijk de risico’s in de uitvoering van het werk?
, Zorg dat je kunt uitleggen wat er onder het sociaal domein wordt verstaan, welke sociale sectoren
daarvan deel uitmaken en welke ‘domeinen’ daaronder vallen!
Het sociaal domein gaat om alle organisaties die zich bezig houden met een combinatie van zorg /
welzijn en psychosociaal functioneren van burgers. Dit gaat om organisaties die (in principe) geen
winstoogmerk hebben. Dit wordt bekostigd door overheidsgelden en niet door de ‘markt’.
Binnen het sociale domein gaat het om de gemeente, de burger, de klant en de cliënt. Het gaat
namelijk om alle burgers binnen een gemeente. De gemeente is de beleidverantwoordelijke voor de
uitvoering van alles wat er onder het sociaal domein valt. De uitvoering van het beleid van het sociaal
domein t.a.v. de burger is / kan dus per gemeente verschillen.
Onder de sociale sector valt de maatschappelijke dienstverlening, de GGZ, de Jeugdzorg, de
gehandicaptenzorg en de zorginstellingen. Er zijn verschillenden sociaal domeinen namelijk: jeugd,
maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, onderwijs, asiel – cultuur – sport – gezondheid
en overige.
Onder het sociale domein jeugd valt de jeugdhulp, de jeugdbescherming, de jeugdreclassering, de
kinderopvang, de ama’s (alleenstaande minderjarige asielzoekers) en de PGB (persoonsgebonden
budget).
Onder het sociale domein maatschappelijke ondersteuning (WMO) valt het beschermd wonen, de
maatschappelijke opvang, GGZ, veilig thuis, vrijwilligerswerk en mantelzorgondersteuning,
maatwerkvoorzieningen (huishoudelijke hulp), (PGB) Persoonsgebonden budget.
Onder het sociale domein werk en inkomen valt de participatiewet: UWV, GSD, WWB, Wajong,
Sociale werkvoorzieningen, de armoedebeleid en de schuldhulpverlening.
Onder het sociaal domein onderwijs valt het openbaar onderwijs, het passend onderwijs, de
kinderopvang, het leerlingenvervoer en de onderwijshuisvesting.
Onder het sociale domein asiel / cultuur / sport / gezondheid valt het asielbeleid (de AZC’s), de
bibliotheekvoorzieningen, de sportvoorzieningen / activiteiten, preventieve gezondheidsactiviteiten,
GGD en vaccinatieprogramma’s.
Onder het sociale domein overige valt de veiligheid en het beleid samenwerkingpartners in het
sociaal domein.
Taken richting de burger:
Gemeenten hebben als opdracht om haar burgers effectief, met kwaliteit en binnen een bepaald
budget te helpen bij hun zorgvragen (lichamelijk en psychisch). Gemeenten moeten binnen het hele
sociaal domein beleid maken over visie, hoe, door wie en met welke middelen hun budget te helpen.
Taken vanuit de participatiewet:
- WMO: Hulp bij het huishouden, aanpassingen in huis en vervoer in de regio
- Jeugdwet: Zorg voor LVB jongeren, bieden van gesloten jeugdzorg, in het kader van het strafrecht
en jeugd GGZ
- Wet, werk en inkomen: Beleid op inkomen verwerven, toekennen inkomensvervangende
regelingen, schuldhulpverlening regelen.