,Vwo Wonen in Nederland Antwoorden Hoofdstuk 2
2 Grote rivieren in de Lage Landen
Start
Opdracht 1 Leven met hoogwater
a Het gebied ligt laag en bij westenwind wordt het water (in het Hollands Diep) opgestuwd in
de richting van Dordrecht. In natte tijden is de rivierafvoer hoog (oorzaak).
De hoge waterstand op het Hollands Diep houdt de hoge rivierafvoer tegen, waardoor de
waterstand rond Dordrecht stijgt (gevolg).
b Drie voorbeelden gevraagd:
1) Er wordt veel informatie gegeven op de hoogwatersite.
2) In een filmpje kun je zien hoe je je woning beschermt tegen hoogwater.
3) Er is aandacht voor vluchtroutes.
4) Er wordt een woonwijk gebouwd die overstromingen kan hebben.
5) Er is aandacht voor urban flood management.
c aanpassing van de leefomgeving aan veranderende klimaatomstandigheden
d buitendijks: Dat is het meest overstromingsgevoelig / wordt niet beschermd door de
hoofdwaterkering. Daar moeten dus drijvende woningen komen en daar willen de bewoners
informatie krijgen over de waterhoogten.
Opdracht 2 Ruimte voor de rivier
a ontpoldering
b Als er veel water door de Waal wordt afgevoerd naar de Beneden-Merwede, kan de
waterstand bij Dordrecht te hoog worden (met gevaar voor overstroming). Door een deel van
dat water via de Noordwaard in de Nieuwe-Merwede te laten stromen, daalt het rivierpeil in
de Beneden-Merwede. Daarmee neemt in Dordrecht het overstromingsrisico af.
c Bij hoogwater kan het peil in de Noordwaard nu zo hoog worden dat het water het gebied
ten oosten ervan (Land van Altena) zou kunnen binnenstromen. Zwaardere dijken moeten dit
verhinderen.
Opdracht 3 Begrippenweb waterafvoer
a=1
b=5
c=9
d = 10
e=4
f=7
g=2
h = 12
i = 11
j=6
k=3
l=8
Opdracht 4 Het klimaat verandert
a Zee-ijs bevindt zich voor 90% onder water en heeft een groter volume dan de
overeenkomstige hoeveelheid water. Smelten van zee-ijs levert dus geen enkele verandering
van de zeespiegelstand op.
De Geo bovenbouw 5e editie vwo
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2018
,Vwo Wonen in Nederland Antwoorden Hoofdstuk 2
b Nederland heeft niet alleen last van de zeespiegelstijging, maar het land daalt ook,
bijvoorbeeld door inklinking van veen en klei.
Opdracht 5 Topografie
W4 Topografielijst Nederlandse wateren.
1 Maas 15 Eems
2 Waal 16 IJsselmeer
3 Lek 17 Nieuwe Maas
4 Schelde 18 Nieuwe Waterweg
5 Rijn 19 Amsterdam-Rijnkanaal
6 (Gelderse) IJssel 20 Noordzeekanaal
7 Neder-Rijn 21 Maas-Waalkanaal
8 Oude Rijn 22 Julianakanaal
9 Pannerdens Kanaal 23 Biesbos
10 Oude Maas 24 Zwarte Water
11 Hollands Diep 25 Ketelmeer
12 Haringvliet 26 Noordzee
13 Oosterschelde 27 Waddenzee
14 Westerschelde 28 Markermeer
De Geo bovenbouw 5e editie vwo
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2018
,Vwo Wonen in Nederland Antwoorden Hoofdstuk 2
2.1 Brede rivieren door oneindig laagland
Opdracht 1 Tijd voor actie!
a de hoge waterstanden van de Rijn en de Maas
b Het stroomgebied van de Rijn en de Maas beslaat meerdere landen. Maatregelen moeten
dus gemeenschappelijk worden genomen, anders heeft het geen zin.
Opdracht 2 Kaarten vergelijken
a Naarmate de hoogteligging in het landschap toeneemt, neemt ook de gemiddelde neerslag
toe.
b Twee redenen gevraagd:
1) Dit maakt de mogelijkheden voor de scheepvaart groter.
2) Het ontbreken van extra piekafvoer beperkt het overstromingsgevaar.
c kaartanalyse
Opdracht 3 Het stroomgebied van de Maas
a aan de Maas bij de Franse grens
b 1.500 m3/seconde; tien dagen eerder was dat ongeveer 400 m 3/seconde
c Drie rivieren gevraagd:
1) Vesdre
2) Amblève
3) Ourthe
De stad Luik ligt op het punt waar deze drie rivieren uiteindelijk in de Maas uitmonden.
d De neerslag is gemiddeld hoog in de Belgische Ardennen.
Opdracht 4 Hoogwatergolf in de Maas
a Het regiem zal regelmatig zijn. Veen werkt als een spons. In een periode van veel neerslag zal
het veen veel water opnemen, dat heel geleidelijk wegstroomt.
b Drie fysisch-geografische factoren gevraagd, bijvoorbeeld:
1) het reliëf / de hoogteligging (GB 96-97, België en Luxemburg)
2) de aard van het gesteente in de Ardennen (porositeit)
3) de dikte van de bodems (sponswerking)
4) de hoeveelheid en de duur van de neerslag in de voorafgaande periode
5) de mate en duur van de sneeuwbedekking (GB 79B, Europa - Klimaat, Duur van de
jaarlijkse sneeuwbedekking)
6) de temperatuur (vorst of dooi) (GB 78B, Europa - Klimaat, Temperatuur in januari)
7) de vegetatiebedekking (GB 97B, België en Luxemburg, Bodemgebruik)
c De vertragingstijd neemt toe door de waterberging / het grote wateroppervlak van de
plassen. De overstromingskans in Venlo zal hierdoor afnemen.
Opdracht 5 Dijkdoorbraak en dijkversterking
a De westelijke delen van het overstromingsgebied staan het diepst onder water na een
doorbraak.
b aan de plaatsen waar het diepste water stopt / overgaat in ondieper water
c de dijk tussen Leerdam en Culemborg
De Geo bovenbouw 5e editie vwo
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2018
,Vwo Wonen in Nederland Antwoorden Hoofdstuk 2
Opdracht 6 Mooie meanders
a aan de hoefijzermeertjes op de foto
b Twee redenen gevraagd:
1) een kortere vaarroute voor de scheepvaart
2) verbetering van de waterafvoer
c Kribben gaan de oevererosie tegen.
Opdracht 7 Ruimtelijke ingrepen
Steeds hogere dijken zouden wegzakken onder hun eigen gewicht. Bij een doorbraak komt er heel
veel water binnen en is de schade enorm.
Verdieping
Opdracht 8 Het rivierkleilandschap
a W7 Dwarsprofiel Brakel-Herwijnen.
b Deze liggen enkele meters hoger dan het vroeger onbewoonde gebied.
c Dan zou het oude dijkdorp verdwenen zijn.
d verlaging van de kribben: Hiermee wil men de waterafvoer bij hoge waterstanden verhogen.
e het vergemakkelijken van het wegstromen van water bij een hoge afvoer
Herhaling
Opdracht 9 Terugblik op de paragraaf
W8 Waterwoorden.
De Geo bovenbouw 5e editie vwo
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2018
, Vwo Wonen in Nederland Antwoorden Hoofdstuk 2
2.2 Op klompen in het water
Opdracht 1 Lekkende dijken
a Drie redenen gevraagd:
1) door veel neerslag die nog niet is weggepompt
2) door kwel
3) door piping
b bij deelvraag 6: Wat zijn de gevolgen van grotere extremen in de waterafvoer?
Opdracht 2 Waterafvoer
a Als de bodem ondoorlatend is of onbegroeid, zakt de neerslag minder de grond in, maar
stroomt meer af. Andersom zal de infiltratie juist groter zijn bij diepe, begroeide en poreuze
bodems.
b regelmatiger: Doordat water wegzakt in de bodem, wordt er minder water tegelijkertijd door
de rivier afgevoerd. Het verschil in waterstand tussen hoog en laag (het regiem) is dus
kleiner.
Opdracht 3 Regiem, debiet en verhang
a W9 Debiet en verhang van de Rijn en de Maas.
Rivier Gemiddeld debiet in Verhouding tussen Verval in m Lengte Verhang
m3/sec laagste en hoogste in km
stand
Rijn januari 2.560 1 : 1,65 1.602 1.320 1,21
september 1.550 m/km
Maas januari 430 1: 4,78 400 0,44
augustus 90 m/km
b de Maas
c C
d In het brongebied van de Rijn smelt de sneeuw geleidelijk en uiteindelijk pas laat weg. In
september is de meeste sneeuw gesmolten en valt de eerste neerslag alweer in de vorm van
sneeuw.
De Maas is een regenrivier: in de zomer verdampt meer water dan in de winter.
Opdracht 4 Riviertypen en regiem
a Dit is een voorbeeld van het regiem van een gletsjerrivier in de gematigde luchtstreek op het
noordelijk halfrond.
W10 Afvoer van een Midden-Europese gletsjerrivier.
De Geo bovenbouw 5e editie vwo
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2018