100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Uitgebreide samenvatting - Strafrechtelijk Sanctierecht - Verplichte literatuur handboek en artikelen + jurisprudentie (UvA) €12,56
In winkelwagen

Samenvatting

Uitgebreide samenvatting - Strafrechtelijk Sanctierecht - Verplichte literatuur handboek en artikelen + jurisprudentie (UvA)

11 beoordelingen
 355 keer bekeken  45 keer verkocht

Tentamen 1e keer met een 9 behaald (excl. +0,5 bonuspunt)! Deze samenvatting bespreekt per leseenheid (week 1 t/m 7) de verplichte literatuur- en jurisprudentie die aan het bod komt in het vak Strafrechtelijk Sanctierecht (UvA). De samenvatting is gebaseerd op auteursrechtelijk werk van anderen. D...

[Meer zien]
Laatste update van het document: 7 maanden geleden

Voorbeeld 7 van de 88  pagina's

  • Nee
  • 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
  • 17 mei 2024
  • 20 mei 2024
  • 88
  • 2023/2024
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (2)

11  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: tomcoulier • 6 maanden geleden

reply-writer-avatar

Door: marloeskole • 6 maanden geleden

Bedankt voor je recensie!

review-writer-avatar

Door: catovandalen • 6 maanden geleden

reply-writer-avatar

Door: marloeskole • 6 maanden geleden

Bedankt voor je mooie recensie!!

review-writer-avatar

Door: Anahita • 6 maanden geleden

Hele goede samenvatting! Beknopt en netjes en heel duidelijk. Het vak met een 7 afgesloten met het leren van deze samenvatting! Merci!

reply-writer-avatar

Door: marloeskole • 3 maanden geleden

Bedankt voor je mooie recensie!

review-writer-avatar

Door: hannahhendriks2000 • 7 maanden geleden

reply-writer-avatar

Door: marloeskole • 7 maanden geleden

Bedankt voor je mooie recensie!

review-writer-avatar

Door: talindsen • 7 maanden geleden

reply-writer-avatar

Door: marloeskole • 7 maanden geleden

Bedankt voor je mooie recensie!

review-writer-avatar

Door: vera1999lassche • 7 maanden geleden

reply-writer-avatar

Door: marloeskole • 7 maanden geleden

Bedankt voor je mooie recensie!

review-writer-avatar

Door: claire37 • 7 maanden geleden

reply-writer-avatar

Door: marloeskole • 7 maanden geleden

Bedankt voor je mooie recensie!

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
marloeskole
Deze samenvatting bespreekt per leseenheid (week 1 t/m 7) de verplichte literatuur- en jurisprudentie
die aan het bod komt in het vak Strafrechtelijk sanctierecht. De samenvatting is gebaseerd op
auteursrechtelijk werk van anderen. De auteurs van de teksten worden telkens benoemd in de
samenvatting. De tekst van de auteurs zijn geparafraseerd en sommige delen zijn overgenomen.
Studiejaar: 2024


Inhoudsopgave

Week 1: De brede blik: criminaliteit, criminaliteitscijfers en straftheorieën ..................................... 3
Verplichte literatuur.......................................................................................................................................... 3
Criminaliteit en Rechtshandhaving 2021, WODC, hoofdstuk 4 t/m 8; ................................................ 3
F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter, Sanctierecht, 3e herziene druk, Kluwer: Deventer (2022),
hoofdstuk 1; ................................................................................................................................................. 3
L.E. van Oploo, ‘Etniciteit en (forensische) risicotaxatie: ethische dilemma’s en juridische
vraagstukken’, Sancties 2022/43;............................................................................................................. 7
D. van Zyl Smit & S. Snacken, Principles of European Prison Law and Policy, Oxford: Oxford
University Press 2009, p. 38-63 en 69-85. .............................................................................................. 8
Cliquennois, G., Snacken, S., & Van Zyl Smit, D. (2021). Can European human rights
instruments limit the power of the national state to punish? A tale of two Europes. European
Journal of Criminology, 18(1), 11–32; ...................................................................................................... 9
M. Boone en E. Kurtovic, Bijkomende gevolgen van straf en het principe van proportionele
strafoplegging, NJB 2016/1130. ............................................................................................................. 10

Week 2: Consensualiteit in strafzaken: mediation, procesafspraken en consensualiteit in het
strafrecht .................................................................................................................................................... 12
Verplichte literatuur........................................................................................................................................ 12
mr. J. Janssen en mr. A.H.T. de Haas, Overeenstemming en afstemming in het strafproces met
het oog voor ieders belangen, Strafblad 2022, nr. 4; .......................................................................... 12
mr. C.J.D. van de Hazel, A.S. van der Stouwe en M. Tiebosch, Over procesafspraken en de
zoektocht naar het gedeelde belang, Strafblad 2022, nr. 4; ............................................................... 14
A. Pemberton, ‘Een victimologisch fundament voor het (straf)recht: vergelden, verbinden en
verhalen’, DD 2021/48; ............................................................................................................................ 16
J.A.A.C. Claessen, A.P.L. Pinkster & G.J. Slump, ‘De mogelijke meerwaarde van mediation in de
tenuitvoerleggingsfase’, Sancties 2021/2; ............................................................................................. 18
H. Hübner & N. Lentjes, ‘Afspraken zonder regels. Een analyse van het gebruik van
procesafspraken in recente jurisprudentie’ DD 2022/38. .................................................................... 20
Verplichte jurisprudentie ............................................................................................................................... 23
Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252 (procesafspraken); ................................ 23
Rb Gelderland 11 september 2023, ECLI:NLRBGEL:2023:5347 (eindezaaksverklaring na een
positief afgerond 'mediation'-traject) ...................................................................................................... 23

Week 3: Strafrechtelijk sanctioneren: strafrechtelijk sanctiepalet, strafoplegging,
strafmodaliteiten ....................................................................................................................................... 24
Verplichte literatuur........................................................................................................................................ 24
F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter, Sanctierecht, Derde Herziene Druk, Kluwer: Deventer (2022),
hoofdstuk 2, parr. 2.4 t/m 2.10, hoofdstuk 8, 9 en 10; ......................................................................... 24
L.E. van Oploo, ‘Etniciteit en (forensische) risicotaxatie: ethische dilemma’s en juridische
vraagstukken’, Sancties 2022/43;........................................................................................................... 39
RSJ, ‘Korte detenties nader bekeken. Minder korte detenties en meer betekenisvolle
alternatieven’, Den Haag, 14 oktober 2021; ......................................................................................... 40
J.H. Janssen, ‘Het taakstrafverbod: onnodige wetgeving’, Sancties 2021/42; ................................ 40
E.A.E. Fechner, M.H. Nagtegaal, P.M. Schuyt & M.J.F. van der Wolf, “De gedragsbeïnvloedende
en vrijheidsbeperkende maatregel: wet en werkelijkheid’, DD 2022/6; ziet op artikel 38z Sr........ 42

, Strafrechtelijk sanctierecht | Universiteit van Amsterdam | 3854SSR8VY


M.M. Boone, P. Nieuwbeerta & P.M. Schuyt, ‘Vervangende taakstraf als alternatief voor een niet
betaalde geldboete: ‘No brainer’ of hersenkraker?’, Sancties 2022/73. ........................................... 45

Week 4: Vrijheidsbenemende straffen en maatregelen: de (levenslange) gevangenisstraf en
TBS.............................................................................................................................................................. 47
Verplichte literatuur........................................................................................................................................ 47
F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter, Sanctierecht, Derde Herziene Druk, Kluwer: Deventer (2022),
hoofdstuk 4, parr. 4.1 tot 4.3.3.4., hoofdstuk 5. .................................................................................... 47
P.A.M. Mevis, ‘Levenslang; een tussenstand’, DD 2022/7; ................................................................ 55
E.E. Nauta, J. Bijlsma, L. Dalhuisen, F. de Jong & G. Meynen, ‘Is het stoornisvereiste onmisbaar
voor tbs? Een analyse vanuit nationaalrechtelijk en mensenrechtelijk perspectief’, DD 2021/39.58
Verplichte jurisprudentie ............................................................................................................................... 59
Hoge Raad 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1200 (weigerende observandus); ................. 59
Hoge Raad 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1295 (Thijs H.); ..................................................... 60
HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3185 (levenslang); ......................................................... 60
EHRM 17 maart 2022, case 59806/19 (Admilson Richter); ................................................................ 60

Week 5,6 en 7: Executie van straffen en maatregelen: executie van straffen en maatregelen,
rechtspositie gedetineerden, de tijd in detentie .................................................................................. 61
Verplichte literatuur........................................................................................................................................ 61
F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter, Sanctierecht, Derde Herziene Druk, Kluwer: Deventer (2022),
hoofdstuk 4, parr. 4.4 t/m 4.8.2.2, hoofdstuk 6 en 7; ........................................................................... 61
Wijziging Penitentiaire beginselenwet i.v.m. aanvullende maatregelen tegen georganiseerde
criminaliteit tijdens detentie (Kamerstuk 36372, nr. 3 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen
(officielebekendmakingen.nl); ................................................................................................................. 73
S. Meijer, ‘De opmars en evolutie van het resocialisatiebegrip’, DD 2015/65; ................................ 73
T. de Groot en P. Jacobs, ‘Het systeem van promoveren en degraderen anno 2019: de
rechtspraak van de beroepscommissie nader beschouwd’, in: Sancties 2019/74, Kluwer; .......... 75
P.M. Schuyt, ‘Veertig jaar beklagrecht: een moderne gids, klaar voor de toekomst?’, in: Sancties
2017/46, Kluwer; ....................................................................................................................................... 77
S.L.T.J. Ligthart, L.E. van Oploo, J. Meijers, G. Meynen & T. Kooijmans, ‘De Nederlandse
detentieomgeving en het resocialisatiebeginsel. Implicaties van neuropsychologisch onderzoek’,
NJB 2018/692, afl. 14. .............................................................................................................................. 78
M.J.M. Krabbe & S. Meijer, Resocialisatie en mentale gezondheid. Over het toenemende belang
van resocialisatie en geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot gedetineerden in de
rechtspraak van het EHRM’, DD 2023/12; ............................................................................................ 80
E.M. Ernst & L. Plas, ‘Eerste ervaringen met V.I.-verlening onder de Wet straffen en
beschermen’, Sancties 2023/2................................................................................................................ 82
G. Weijters, S. Verweij, N. Tollenaar, J. en Hill, Recidive onder justitiabelen in Nederland: verslag
over de periode 2006-2018 WODC Den Haag 2019; .......................................................................... 85
S. Struijk, ‘Vrijheidsbeperking na detentie: in hoeverre zet de rechter de achterdeur open?’, in:
Sancties 2018/65, Kluwer. ....................................................................................................................... 85
Verplichte jurisprudentie ............................................................................................................................... 88
Hoge Raad 30 januari 2024, ECLI:NL:2024:119 (VI-regeling); .......................................................... 88




2

, Strafrechtelijk sanctierecht | Universiteit van Amsterdam | 3854SSR8VY


Week 1: De brede blik: criminaliteit, criminaliteitscijfers en straftheorieën

Verplichte literatuur

Criminaliteit en Rechtshandhaving 2021, WODC, hoofdstuk 4 t/m 8;
Hoofdstuk 4 Vervolging van misdrijven
In 2022 werden 181.000 misdrijfzaken bij het OM ingeschreven, met 44% dagvaardingen, 30% sepot,
20% strafbeschikking, en 5% beleidssepot. Het aantal zaken tegen minderjarigen daalde met 7%,
waarbij 38% dagvaardingen waren.

Hoofdstuk 5 Berechting van misdrijven
De rechter handelde in 2022 70.000 misdrijfzaken af, waarbij 55% vermogens- en gewelds- en seksuele
misdrijven betrof. Het percentage vrijspraken daalde naar 8%, en er werden 82.000 straffen opgelegd,
met een stijging in opgelegde strafbeschikkingen.

Hoofdstuk 6 Overtredingen
In 2022 waren er 461.000 meldingen van overlast bij de politie, maar het aantal overtredingen daalde
tot 323.000. Het aantal overtredingszaken behandeld door de kantonrechter daalde, terwijl het aantal
WAHV-beschikkingen steeg.

Hoofdstuk 7 Tenuitvoerlegging van sancties
De instroom van vrijheidsbenemende sancties steeg in 2022, maar het aantal opgelegde financiële
sancties daalde. Het aantal taakstraffen en vrijheidsbeperkende sancties steeg, terwijl het aantal
geldboetes en transacties bleef dalen.

Hoofdstuk 8 Uitgaven aan sociale veiligheid
In 2021 werd 16 miljard euro uitgegeven aan sociale veiligheid, met een stijging in uitgaven voor
gewelds- en seksuele misdrijven en vermogensdelicten, maar een daling in uitgaven voor misdrijven
tegen de openbare orde en gezag.

F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter, Sanctierecht, 3e herziene druk, Kluwer: Deventer (2022), hoofdstuk 1;
1. Historische en theoretische achtergronden van het sanctiestelsel

1.1. Inleiding
Generale preventie houdt in dat met bestraffing wordt beoogd anderen dan de dader te weerhouden
van het plegen van strafbare feiten. Het voorwerp van bestraffing is veranderd. In de 16e eeuw was de
dader het voorwerp van bestraffing en in de 21e eeuw is dat de vrijheid van de dader geworden. Ook
werd vroeger uitvoerig besproken op welke wijze het vonnis dient te worden uitgevoerd. Later volstaat
de rechter met het opleggen van een gevangenisstraf. Ook is de straf die vroeger werd opgelegd
toegespitst op een zo ruim mogelijke publieke uitwerking. Later werd een gevangenisstraf opgelegd die
doorgaans in de beslotenheid van een PI worden ondergaan. Deze verschillen illustreren de tijd- en
cultuurgebondenheid van het sanctierecht. De inrichting van het sanctiestelsel draagt de sporen van de
op het moment van totstandkoming heersende strafrechtelijke stromingen.

1.2. Ontwikkeling van het sanctiestelsel vanaf 1800
Beccaria's traktaat "Over misdaden en straffen" uit 1764 verzette zich tegen de willekeur en wreedheid
van strafpraktijken onder het Ancien Régime. Hij pleitte voor een strafrechtspleging gebaseerd op het
gelijkheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Zijn
ideeën beïnvloedden wetboeken in de late 18e en vroege 19e eeuw, waaronder het Nederlandse
Crimineel Wetboek van 1809. Dit wetboek, geïnspireerd door de Franse Code Pénal van 1791,
introduceerde doodstraffen en schavotstraffen maar ook gevangenisstraffen en andere straffen. De
Franse Code Pénal van 1810 beperkte de rechterlijke vrijheid bij straftoemeting. Tegen het einde van
de 19e eeuw wonnen vrijheidsstraffen aan belang en werden schavot- en lijfstraffen afgeschaft in
Nederland, wat resulteerde in het Wetboek van Strafrecht van 1886. Geleidelijk maakte het lichaam van
de dader als object van bestraffing plaatst voor diens vrijheid. Bij wet in 1870 werd de doodstraf zelf ten
grave gedragen. In plaats daarvan kon voor een aantal feiten een levenslange tuchthuisstraf worden
opgelegd.




3

, Strafrechtelijk sanctierecht | Universiteit van Amsterdam | 3854SSR8VY


1.3. Vrijheidsbeneming als straf
Gedurende de 19e eeuw werd vrijheidsstraf steeds belangrijker in het strafrechtssysteem. Het Crimineel
Wetboek en de Franse Code Pénal van 1810 introduceerden vormen van vrijheidsbeneming, zoals
verblijf in een tuchthuis. John Howard bracht in 1777 alarmerende rapporten uit over de slechte
omstandigheden in Europese gevangenissen, wat leidde tot een voorkeur voor eenzame opsluiting als
methode van strafuitvoering. Het Pennsylvania- of Philadelphiastelsel was hier een extreem voorbeeld
van, waarbij gedetineerden in totale isolatie leefden. Als reactie ontstond het Auburn-stelsel, waarbij
gedetineerden overdag samen werkten en luchtten maar 's nachts apart werden gehouden. Het Ierse-
of progressieve gevangenisstelsel introduceerde een systeem waarin gedetineerden eerst eenzame
opsluiting ondergingen en vervolgens in een groepsregime werkten. Het cellulaire stelsel, ontwikkeld
vanaf 1840, werd geïmplementeerd in koepelgevangenissen om het besmettingsgevaar te verminderen.
In 1851 gaf de wetgever rechters de bevoegdheid om bij gevangenisstraffen tot een jaar maximaal de
helft van de straf door middel van eenzame opsluiting uit te voeren. Hierdoor nam de
gemeenschappelijke tenuitvoerlegging van straffen gedurende de 19e eeuw af.

1.4. Het sanctiestelsel van het Wetboek van Strafrecht van 1881
Aan de totstandkoming van het Wetboek van Strafrecht van 1881, dat in 1886 in werking trad, gingen
uitvoerige overwegingen over het sanctiestelsel vooraf. Het sanctiestelsel kent de volgende
karakteristieken:

1. Relatief mild: een sober sanctiestelsel dat ontdaan was van de lijfstraffen, de doodsstraf en
deportatie;
2. Overzichtelijk: de wens om onderlinge verglijkbaarheid van straffen te bevorderen. Er dient een
goede verhouding te zijn tussen de opgelegde straf en de ernst van het feit. Het strafstelsel kende
drie hoofdstraffen; de gevangenisstraf, hechtenis en een geldboete. Een gevangenisstraf werd
alleen opgelegd voor opzettelijk begane misdrijven. De rechter kon ook bijkomende straffen
opleggen zoals verbeurdverklaring of openbaarmaking van een rechterlijke uitspraak;
3. De vrijheidsstraf als centrale straf: dit samen met het geloof in het cellulaire stelsel. De
gevangenisstraffen van vijf jaar of minder geheel en gevangenisstraffen van langere duur
gedurende de eerste vijf jaren moesten in afzondering ondergaan. Een cellulaire tenuitvoerlegging
werd als zwaarder gezien dan tenuitvoerlegging in gemeenschap. Er werd wel uitzondering
gemaakt voor minderjarigen onder de 14 jaar. Als zwaarste straf werd gekozen voor de levenslange
gevangenisstraf. Daarnaast bestond er de V.I. (voorwaardelijke invrijheidstelling). Deze had tot doel
de moeilijke overgang van detentie naar de vrijheid voor de veroordeelden te verlichten. De
veroordeelde diende eerst 2/3 van zijn straf uit te zitten voordat hij in aanmerking kwam voor V.I;
4. Eensporig: de straf: in de kern een strafstelsel. De enige maatregel was plaatsing in een
krankzinnigengesticht dat nu een psychiatrisch ziekenhuis wordt genoemd. Dit gelet op de
doelmatigheidsoverwegingen;
5. Prominente rol voor de strafrechter: het nieuwe wetboek kende de rechter een grote mate van
straftoemetingsvrijheid toe. Het vertrouwen in het rechterlijk oordeel tot uitdrukking komend in de
straftoemetingsvrijheid vormt een van de pijlers van het sanctiestelsel

1.5. Theoretische achtergronden
1.5.1. (Neo-)klassieke strafrechtvaardigingstheorieën
In de klassieke strafrechtvaardigingstheorieën wordt geprobeerd een rationele grondslag te vinden voor
het straffen. Beccaria ging uit van het sociale contract als basis voor zijn theorie van het straffen. De
vrijheid van de burger wordt hierbij als uitgangspunt genomen. Burgers geven een deel van hun
persoonlijke vrijheid aan de gemeenschap in ruil voor bescherming door de gemeenschap tegen
inbreuken op hun rechten en vrijheden door anderen. Een middel daartoe is straf. Het doel van de
bestraffing is de dader te beletten door strafbare feiten verder te benadelen en medeburgers ervan af
te schrikken hetzelfde te doen als de dader. De klassieke strafrechtstheorie staat daarmee in het teken
van de preventie, ook wel de relatieve strafrechtstheorie genoemd: de grondslag van de rechtvaardiging
voor het straffen wordt gezocht in het verwachte toekomstig effect ervan. Deze stroming, waar Jeremy
Bentham een aanhanger van is, wordt aangeduid als de utilistische stroming. De strafdreiging wordt
aangewend om strafbare feiten te voorkomen. Het dient niet hoger te zijn dan noodzakelijk uit een
oogpunt van dit preventieve doel. Van oudsher is echter een andere wijze van benaderen van het
straffen dominant, de absolute strafrechtstheorie genoemd: daarbij worden de grondslag van en de
rechtvaardiging voor het straffen niet zozeer gezocht in het vergelden van schuld. Emmanuel Kant is
een aanhanger van deze theorie. Vergelding is een zogenoemde categorisch imperatief. Daarmee
wordt bedoeld dat de straf als uitdrukking van de rechtvaardigheid op de misdaad dient te volgen



4

, Strafrechtelijk sanctierecht | Universiteit van Amsterdam | 3854SSR8VY


ongeacht het effect daarvan. De strafmaat dient in de visie van Kant dan ook te worden afgestemd op
de ernst van de misdaad en niet op de eventuele gevolgen van de straf. In de 19e eeuw bouwden
anderen voort op de gedachte van de vergelding als grondslag van de straf, maar lieten daarbij het
maatschappelijk contract als grondslag los. Deze denkrichting is bekend geworden als de neoklassieke
strafrechtstheorie. Daarin wordt de strafmaat bepaald aan de hand van proportionele schuldvergelding
en mag er niet meer leed worden toegevoegd dan verantwoord is in het licht van de ernst van het feit
en de schuld van de dader.

1.5.2. De Moderne Richting
Aan het einde van de 19e eeuw ontstond een nieuwe benadering van straffen, vertegenwoordigd door
de Moderne Richting. Deze richting brak met neo-klassieke theorieën en legde de nadruk op het
beschermen van de samenleving. Ze verwierp het idee dat misdaden puur uit vrije wil ontstaan en pleitte
voor een wetenschappelijke aanpak om te begrijpen waarom mensen misdaden begaan. Hierdoor werd
de strafrechtelijke reactie afgestemd op de individuele dader en zijn omstandigheden. Deze benadering
maakte de klassieke principes zoals het legaliteitsbeginsel minder belangrijk en benadrukte vooral de
bescherming van de samenleving tegen gevaarlijke individuen. De Moderne Richting maakte
onderscheid tussen gelegenheidsmisdadigers en gewoontemisdadigers, waarbij laatstgenoemden
vooral door langdurige vrijheidsbeneming onschadelijk gemaakt zouden moeten worden. Voor
gelegenheidsmisdadigers zou een korte vrijheidsstraf juist contraproductief zijn en zou gezocht moeten
worden naar alternatieven zoals de voorwaardelijke veroordeling.

1.6. Ontwikkeling van het sanctiestelsel vanaf 1900
1.6.1. Ontwikkeling van voorwaardelijke modaliteiten en maatregelen
De Moderne Richting is van invloed geweest op herzieningen van ons sanctiestelsel en heeft daaraan
een theoretisch fundament gegeven. De eerste uiting daarvan was de introductie van een bijzonder
sanctiestelsel voor jeugdigen in 1905 dat niet langer vergelding maar verbetering van het gedrag van
de jeugdige door sancties met een pedagogisch oogmerk centraal stelde. Door de invoering van de
voorwaardelijke veroordeling in het volwassenstrafrecht in 1915 kon het tenuitvoerleggen van een korte
vrijheidsstraf worden voorkomen en konden in plaats daarvan bijzondere voorwaarden worden gesteld
afgestemd op de persoon en zijn persoonlijke omstandigheden. Tegelijkertijd breidde de wetgever het
toepassingsgebied van de V.I. uit en stemde op die van de voorwaardelijke veroordeling af. De rol van
toezicht en het opmaken van voorlichtingsrapportages werd neergelegd bij de reclassering. Als de
veroordeelde de gestelde voorwaarden niet nakwam, kon de opgelegde straf alsnog ten uitvoer worden
gelegd. De externe dwang is veranderd in interne dwang en kan alsnog omgezet worden in externe
dwang. Een andere belangrijke ontwikkeling betreft de maatregel. In 1881 was de plaatsing in een
krankzinnigenstichting om doelmatigheidsredenen als maatregel opgenomen. In 1925 en 1928 werd de
TBR ingevoerd, TBR was een op beveiliging van de samenleving gerichte maatregel waarbij de
veroordeelde onder dwang kon worden opgenomen in een inrichting in geval het feit hem op grond van
een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens niet of verminderd kon
worden toegerekend. Deze sanctie sluit aan bij het gedachtegoed van de Moderne Richting.

1.6.2. Nieuwe stromingen en denkbeelden over straffen
De voornaamste theoretische bewegingen die ons sanctiestelsel hebben beïnvloed waren aldus de neo-
klassieke richting, de Moderne Richting, de uitbouw van de V.I. regeling en het spoor van maatregelen
naast dat van de straffen. De theorievorming over de rechtvaardiging, grondslag en doeleinden van
sanctionering is niet stil blijven staan. De opgelegde straffen waren in de regel milder geworden: de
voorwaardelijke veroordeling was opgekomen, de toepassing van geldboetes steeg en de korte
onvoorwaardelijke vrijheidsstraf werd minder toegepast. Ook gevangenisstraffen werden milder. In 1953
werd de Beginselenwet gevangeniswezen ingevoerd, de voornaamste kenmerken waren het streven
naar een synthese tussen cellulaire tenuitvoerlegging en gemeenschap en het mede in dienst stellen
van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van de voorbereiding van de terugkeer van de
gedetineerden In de samenleving. De aandacht voor de persoon van de dader herleefde. In het
strafproces en de straftoepassing zouden de ontmoeting van mens tot mens centraal moeten staan.
Deze benadering heeft uiteindelijk bijgedragen aan een apart klachtrecht voor gedetineerden in 1977.
De Utrechtse school ziet op ontmoeting van mens tot mens en staat centraal in strafrecht. Hulsman
toonde zich voorstander van de erkenning van conflictoplossing als strafdoel door zoveel mogelijk
herstellen van de aangerichte schade. Dit heeft zijn sporen achtergelaten in het huidige sanctiestelsel,
namelijk de introductie van de schadevergoedingsmaatregel. Vrij, Mulder, Enschede en Van Veen
stonden achter een meer functionele benadering. Het strafrecht was in hun visie een instrument met
behulp waarvan bepaalde crimineel-politieke doeleinden konden worden nagestreefd. Dit is terug te



5

, Strafrechtelijk sanctierecht | Universiteit van Amsterdam | 3854SSR8VY


vinden in ons huidige sanctiestelsel, namelijk de introductie van de maatregel van ontneming van het
wederrechtelijk voorbeeld. Volgens Jonkers is sprake van een fundamenteel en intrinsiek verband
tussen de misdaad en de straf: grondslag straf is in wezen vergelding van de schuld en onrecht.
Daarnaast zal een legitiem en geschikt strafdoel moeten worden nagestreefd. Jonkers maakt
onderscheid tussen drie niveaus:

1. Het niveau van de wetgever;
2. Het niveau van de strafoplegger;
3. Het niveau van de instantie die de straf ten uitvoer legt.

Het weren van maatschappelijke risico’s wordt een belangrijk uitgangspunt voor het beleid dat
rechtstreekse gevolgen heeft voor het sanctiestelsel. De introductie van een vrijheidsbeperkende
maatregel (artikel 38v Sr), die kan bestaan uit een contactverbod, locatieverbod en of meldplicht bij de
reclassering is daar het resultaat van. Ook is de lengte van de proeftijd verlengd en is de langdurige
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr) in het leven geroepen. Deze
maatregel kan na een TBS of een gevangenisstraf bevolen worden. Daarnaast is het
straftoemetingsvrijheid in het geding, zie bijvoorbeeld het taakstrafverbod. Ook zijn beslissingen van de
rechter vaker voor dadelijke tenuitvoerlegging vatbaar, dus voordat deze onherroepelijk worden.

1.6.3. Verdere ontwikkelingen van het sanctiestelsel
Het sanctiestelsel is sinds 1881 in verschillende opzichten van karakter veranderd. Is dit nu nog steeds
van toepassing?

1. Relatief mild: het sanctiestelsel van 1881 was milder dan de voorgaande jaren, maar is nog milder
geworden. De mogelijkheden van de rechter om lichtere straffen dan de vrijheidsstraf op te leggen
zijn sterk toegenomen. Echter, ons huidige stelsel in 2021 kent ook zeer ingrijpende sancties
vergeleken met het buitenland zoals een levenslange gevangenisstraf, TBS en de vordering tot
ontneming.
2. Overzichtelijk: het aantal sancties is sinds 1881 uitgebreid. De werkstraf is toegevoegd en het aantal
bijkomende straffen is uitgebreid met onder meer een ontzegging van de rijbevoegdheid. De straffen
zijn minder goed te vergelijken. Het uitgangspunt van het wetboek in 1881 was da hoofdstraffen niet
kunnen cumuleren terwijl dat nu wel mogelijk is. De overzichtelijkheid is hierdoor afgenomen.
3. De vrijheidsstraf als centrale straf: in de loop van de 20e eeuw heeft de vrijheidsstraf haar centrale
positie moeten afstaan. Dit door de mogelijkheid van het opleggen van geldboetes, de taakstraf en
een voorwaardelijke gevangenisstraf. De cellulaire tenuitvoerlegging werd steeds meer een
uitzondering. De Penitentiaire Beginselenwet maakte het mogelijk dat het laatste deel van de
tenuitvoerlegging werd omgezet aan deelname aan een programma in een vrije samenleving. De
centrale positie is daarmee verloren gegaan.
4. Eensporig: de straf: met de introductie van de tbr kreeg de maatregel een vaste plaats in ons
sanctiestelsel. Naast straffen kwamen de beveiligingsmaatrelen die hun grondslag niet vonden in
vergelding maar in het gevaar waarvoor wordt gevreesd. Voorbeelden hiervan is de ISD-maatregel
(plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders) de maatregelen ex artikel 38v en 38v en 36b
Sr. Ook de vordering tot ontneming en de schadevergoedingsmaatregel kunnen hiertoe gerekend
worden (artikelen 36e en 36f Sr). Het sanctiestelsel is hierdoor geëvolueerd van eensporig naar
tweesporig stelsel.
5. Prominente rol voor de strafrechter: het vertrouwen in het rechterlijk oordeel over de straftoemeting
was een van de pijlers van het sanctiestelsel in 1881. Die vrijheid is in de loop van de 20e eeuw
sterk toegenomen gelet op de voorgaande uitbreiding van een aantal sancties en de mogelijkheid
van de rechter om de verdachte wel schuldig te verklaren, maar geen straf op te leggen, artikel 9a
Sr. Er is echter wel discussie ontstaan. Zo is in 2012 het taakstrafverbod ingevoerd. Dit komt voor
uit de wens om de strafrechter meer aan banden te leggen. Hierdoor is het vertrouwen in het
rechterlijke oordeelsvorming minder vanzelfsprekend geworden dan in 1881 doch kenmerkt ons
huidige sanctiestelsel door de grote mate van straftoemetingsvrijheid. De positie van de rechter is
om twee redenen wel minder prominent geworden 1) de strafmonopolie is doorbroken. Het OM kan
zaken afdoen, zoals een strafbeschikking of een transactie. 2) de rechter heeft nauwelijks invloed
op de wijze waarop een straf ten uitvoer wordt gelegd.

1.7. Slot
De historische en theoretische achtergronden van het huidige sanctiestelsel zijn belicht. Geconstateerd
is dat een aantal van de uitgangspunten in ons sanctiestelsel van 1881 op de tocht hebben gelegen.



6

, Strafrechtelijk sanctierecht | Universiteit van Amsterdam | 3854SSR8VY


Het stelsel is minder overzichtelijker geworden. In 2002 werd gekeken naar de herijking van het
sanctiestelsel. Met ingang van 2020 zijn er nieuwe wettelijke bepalingen opgenomen op het gebied van
tenuitvoerlegging in een nieuw boek 6 Wetboek van Strafvordering.

L.E. van Oploo, ‘Etniciteit en (forensische) risicotaxatie: ethische dilemma’s en juridische
vraagstukken’, Sancties 2022/43;
Risicotaxatie-instrumenten worden breed gebruikt in de strafrechtsketen en kunnen het verloop van een
straftraject sterk beïnvloeden. Echter, ze kunnen ook aanzienlijke fouten bevatten, vooral bij verdachten
uit etnische minderheidsgroepen, wat ethische en juridische dilemma's oplevert. Dit artikel bespreekt
deze kwesties en onderzoekt hoe eventuele vooroordelen in risicotaxatie-instrumenten kunnen worden
aangepakt.

Risicotaxatie – de risico’s
In de strafrechtsketen wordt gebruik gemaakt van (forensische) risicotaxatie- instrumenten. De
uitkomsten van risicovoorspellingen dienen ter ondersteuning van beslissingen bij de oplegging,
tenuitvoerlegging en beëindiging van vrijheidsbeperkende en vrijheidsbenemende strafrechtelijke
sancties. Voorbeelden daarvan zijn de veroordeling voor een strafbaar feit, het vaststellen van het
benodigde beveiligingsniveau tijdens een detentie en beslissingen in het kader van re-
integratieactiviteiten, verloven tijdens de tenuitvoerleggingsfase van een sanctie en de verlengings-en
beëindigingsbeslissing van een tbs-maatregel. Een veel gebruikte methode is het gestructureerde
klinische oordeel, waarbij risicoindicatoren op een gestructureerde manier worden beoordeeld en de
uiteindelijke inschatting gebaseerd is op een deels klinische, deels professionele weging. Reclassering
Nederland maakt bijvoorbeeld gebruik van de OxRec, een actuarieel risicotaxatie-instrumenten
waarmee een inschatting wordt gemaakt van algemene- en geweldsrecidive. Een mogelijke
ontwikkeling zijn instrumenten die gebruik maken van algoritmes om het risico te classificeren. Het
recidiverisico wordt geschat op basis van groepskenmerken. Hoewel een risico nauwkeurig kan worden
voorspeld dan op basis van alleen een klinische beoordeling, bevat dit ook een grote foutmarge bij
voornamelijk positieve voorspellingen dat iemand niet recidiveert ondanks voorspeld. Uit onderzoek
blijkt dat bij meer dan de helft van de individuen bij wie een hoog risico wordt vastgesteld een verkeerde
inschatting wordt gemaakt.

Etniciteit en risicotaxatie
Dat behoedzaam moet worden omgegaan met de resultaten van risicotaxatie-instrumenten geldt in het
bijzonder voor iemand met een migratieachtergrond. De reële mogelijkheid bestaat namelijk dat
personen die deel uitmaken van een minderheidsgroep worden ingeschat als risicovoller vanwege een
bias, hetgeen tot gevolg kan hebben dat leden van bepaalde groepen vaker een strafrechtelijke sanctie
krijgen opgelegd, een detentie te lang voortduurt of sprake is van een te licht of te zwaar sanctiekader.
Dit komt omdat minderheidsgroepen in het algemeen minder vaak in validatiestudies worden betrokken.
Er dient dus rekening gehouden te worden met de interpretatie van de uitkomsten van de risicotaxaties.
Het verkeerd begrijpen en interpreteren van culturele factoren en miscommunicatie tussen beoordelaars
en een verdachte of veroordeelde, kunnen leiden tot een verkeerde interpretatie van het risiconiveau.
Volgens Van Dijck, een onderzoeker, ontstaat met het gebruik van de OxRec een risico op ongelijke
behandeling op basis van etnische achtergrond (of andere sociale ongelijkheden). Volgens hem
ontstaat daardoor de “reële kans dat uitspraken worden gewezen die mede worden beïnvloed door een
instrument dat personen van een bepaalde afkomst of met een bepaald etnisch profiel (nog verder) op
achterstand zetten in het strafproces”. De reclassering sprak dit tegen nu etniciteit geen variabele is in
dit instrument. Wanneer sommige culturele groepen vaker betrokken zijn bij strafzaken of vaker zijn
blootgesteld aan slechte sociaaleconomische omstandigheden, kan dit hogere scores opleveren op
historische items (zoals onderwijs en werkgelegenheid) en dynamische factoren (zoals
relatieproblemen). Nu een algoritme getraind is met historische data, die mogelijk ‘gebiased’ zijn,
kunnen klassieke vormen van discriminatie bovendien gereproduceerd worden. Het gaat erom dat
gegevens worden gebruikt die samenhangen met de etnische achtergrond, zoals postcodegebied,
schoolopleiding of sociaaleconomische positie.

Authorship bias kan optreden wanneer onderzoek naar instrumenten wordt gepubliceerd door de
auteurs van die instrumenten. De ontwikkelaars zijn wellicht minder bereid resultaten te publiceren
waaruit blijkt dat een instrument slecht presenteert. Tot slot is er bij de subgroepen beperkt onderzoek
gedaan naar de voorspellende nauwkeurigheid van risicotaxatie-instrumenten. Er zijn geen
wetenschappelijke onderbouwde risico- of beschermende factoren.




7

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper marloeskole. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €12,56. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 52928 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€12,56  45x  verkocht
  • (11)
In winkelwagen
Toegevoegd