lOMoARcPSD|607947
2017-6-18 Incontinentie voor urine bij vrouwen | NHG
Incontinentie voor urine bij vrouwen
samenvatting kaart M46
Richtlijnen diagnostiek
Anamnese
Vragen om vast te stellen om welk type incontinentie het gaat:
Urineverlies tijdens hoesten, niezen, springen, tillen, rennen?
Urineverlies met sterke aandranggevoelens?
Urineverlies zonder aandrang of activiteiten die drukverhoging in de buik geven?
Informeer naar ernst en impact van de klachten. Informeer naar bijdragende factoren zoals
(recente) zwangerschap en (vaginale) bevalling, gebruik van geneesmiddelen, operaties of
bestraling in het kleine bekken en comorbiditeit, zoals COPD, astma of chronische obstipatie.
Lichamelijk onderzoek
Let bij onderzoek van de buik en gynaecologisch onderzoek op operatielittekens, urogenitale
prolaps, tumoren in de onderbuik en een palpabele blaas. Beoordeel tijdens het vaginaal toucher
of de vrouw in staat is de bekkenbodemspieren aan te spannen en te ontspannen.
Aanvullend onderzoek
Laat de vrouw bij onduidelijkheid over de ernst en frequentie van de incontinentie gedurende drie
dagen een mictiedagboek invullen. Sluit op indicatie een urineweginfectie uit (zie de NHG-
Standaard Urineweginfecties).
evaluatie
Stressincontinentie: urineincontinentie zonder aandrang bij intraabdominale drukverhoging,
zoals bij sporten, niezen of hoesten.
Urgencyincontinentie: urineincontinentie die samengaat met of direct wordt voorafgegaan
door een plotselinge onbedwingbare aandrang om te plassen.
Gemengde incontinentie: urineincontinentie met zowel kenmerken van stress als van
urgencyincontinentie.
Richtlijnen beleid
Richt de aanpak bij gemengde incontinentie eerst op de klachten die het meest op de voorgrond
staan. Voeg bij onvoldoende effect na zes weken de behandeling van het andere type
incontinentie toe.
Alle typen incontinentie
Voorlichting
Leg bij stressincontinentie uit dat de klachten veroorzaakt worden doordat de afsluiting van
de blaas door verslapping van de bekkenbodemspieren niet optimaal functioneert.
Leg bij urgencyincontinentie uit dat de klachten veroorzaakt worden door een toegenomen
prikkelbaarheid van de blaas, waarvan de oorzaak meestal niet bekend is.
Bespreek de ernst van de incontinentie en de impact daarvan op het dagelijks leven.
Niet-medicamenteuze behandeling
Heroverweeg het gebruik van geneesmiddelen die incontinentie kunnen doen ontstaan of
doen toenemen.
Optimaliseer – indien mogelijk – de behandeling van relevante comorbiditeit.
Adviseer bij obesitas (BMI ≥ 30 kg/m2) gewichtsreductie.
Adviseer een normale vochtinname en goede toiletgewoonten (goed uitplassen, niet persen
tijdens het plassen).
Bespreek de optie om opvangmateriaal te gebruiken.
https://www.nhg.org/standaarden/ssamenvatting/incontinentie-voor-urine 1/3
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Daphne van der Hout
(daph1@live.nl)
, lOMoARcPSD|607947
2017-6-18 Incontinentie voor urine bij vrouwen | NHG
stressincontinentie
Adviseer bekkenbodemspieroefeningen: ten minste drie keer per dag tien keer maximaal
aanspannen gedurende zes tot acht seconden (en rustig doorademen) en daarna volledig
ontspannen gedurende enkele seconden.
Of adviseer een (ring)pessarium (voor instructie: zie www.nhg.org).
Overweeg bij vrouwen met ernstige klachten (meerdere keren per week incontinentie en
veel hinder) het laten plaatsen van een midurethraalbandje als eerste behandelstap.
Overweeg bij zwangere of pas bevallen vrouwen het eerste half jaar het natuurlijke beloop
af te wachten.
Urgency -incontinentie
Adviseer blaastraining:
stel een mictieschema op met als basisinterval de tijd die de laatste dagen tussen
twee micties zat; tips om tussentijdse urgencyklachten te verminderen (eventueel op
het toilet):
zoek afleiding, probeer te ontspannen; span de bekkenbodem licht aan en ontspan
vervolgens; herhaal dit zolang de urgency terugkomt of aanhoudt; de vrouw breidt wekelijks
het interval tussen twee micties met vijftien tot dertig minuten uit bij afname van het aantal
incontinentieepisodes en de urgency.
Bij onvoldoende effect van blaastraining na 3 maanden: overweeg toevoegen van tolterodine
met gereguleerde afgifte 4 mg 1 dd 1 tablet.
Controle alle typen incontinentie
Niet-medicamenteuze behandeling
Controleer twee weken na de start met bekkenbodemspieroefeningen of blaastraining
(herhaal zo nodig de instructies, motiveer de vrouw de oefeningen voort te zetten).
Evalueer het effect na minimaal zes weken, vooral bij blaastraining met behulp van een
mictiedagboek. Bij geen verbetering: heroverweeg de diagnose en het beleid.
Zet bij verbetering de behandeling voort en evalueer het effect na drie maanden. Bij
voldoende effect: benadruk het belang van regelmatig oefenen om het effect te behouden.
Bij onvoldoende effect na drie maanden: bespreek de andere behandelopties.
Medicamenteuze behandeling (urgency-incontinentie)
Controleer twee weken na start tolterodine op therapietrouw en bijwerkingen.
Evalueer na vier tot zes weken het effect (eventueel met mictiedagboek). Continueer de
medicatie bij duidelijke verbetering en acceptabele bijwerkingen gedurende drie tot zes
maanden en stop deze dan op proef. Bij onacceptabele droge mond door tolterodine:
overweeg oxybutyninepleister (minder vaak droge mond, vaker huidirritatie, duurder).
Consultatie, verwijzing en samenwerking
Verwijs voor oefentherapie naar een (bekken)fysiotherapeut wanneer:
de vrouw er na instructie niet in slaagt om de bekkenbodemspieren aan te spannen of
te ontspannen of bij wie om andere redenen meer begbeleiding nodig lijkt; de vrouw
daar voorkeur aan geeft; oefentherapie in de huisartsenpraktijk na zes weken
onvoldoende effectief is (ter overweging).
Verwijs naar een medisch specialist (gynaecoloog of uroloog) bij:
onvoldoende verbetering met bekkenbodemspieroefeningen na drie maanden en/of
een pessarium; ernstige stressincontinentie met de wens om geopereerd te worden;
incontinentie na een eerdere operatieve behandeling van stressincontinentie;
onvoldoende resultaat van blaastraining en medicamenteuze behandeling.
https://www.nhg.org/standaarden/ssamenvatting/incontinentie-voor-urine 2/3
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Daphne van der Hout
(daph1@live.nl)
, lOMoARcPSD|607947
2017-6-18 Beroerte | NHG
Kinde
ren met koorts
Samenvatting kaart M29
Telefonische triage
Via telefonische triage wordt beoordeeld of het kind gezien moet worden en op welke termijn.
Richtlijnen diagnostiek
Anamnese
Indruk ouders over ernst ziekzijn (drinken, sufheid, huilen, anders ziek dan ouders gewend zijn).
Hoeveelheid vochtinname en aantal plasluiers (met name < 2 jaar).
Beloop en duur koorts, andere ziekteverschijnselen.
Mogelijke focus: huid, neurologisch, kno, longen, gastrointestinaal, urologisch,
bewegingsapparaat.
Comorbiditeit, immuungecompromitteerd, vaccinatiestatus, medicatiegebruik, recent verblijf in
het buitenland. Zieken in de omgeving.
Lichamelijk onderzoek
Temperatuur (< 3 maanden altijd rectaal meten), mate van ziekzijn (bewustzijn, prikkelbaarheid,
huilen, troostbaarheid), hydratietoestand.
Huid: kleur, vlekjes.
Meningeale prikkeling.
Kwaliteit van de circulatie: hartfrequentie, capillaire refill tijd (CRT).
Onderzoek van knogebie
Ademfrequentie, gebruik van hulpademhalingsspieren, neusvleugelen, onderzoek van de
longen.
Aanvullend onderzoek
Verricht urineonderzoek als er geen focus voor de koorts is gevonden. Doe bij positieve
nitrieten/of leukotest altijd een kweek [zie de NHGStandaard Urineweginfecties].
Alarmsymptomen:
Ernstig zieke indruk
Verlaagd bewustzijn
Zwak, op hoge toon of continu huilen
Meningeale prikkelingsverschijnselen en/of bomberende fontanel
Aanhoudend braken
Petechiën
Bleek of grauw zien
Verminderde huidturgor
Tekenen van ernstige tachypneu en/of dyspneu (neusvleugelen, intrekkingen)
Verminderde perifere circulatie (CRT > 3 sec)
Status epilepticus, focale neurologische tekenen, focale convulsies
evaluatie
Maak het volgende onderscheid:
Zeer hoog risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop:
Aanwezigheid alarmsymptomen.
Kind < 1 maand met koorts.
https://www.nhg.org/standaarden/samenvatting/beroerte 1/3
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Daphne van der Hout
(daph1@live.nl)
, lOMoARcPSD|607947
2017-6-18 Beroerte | NHG
Kind < 3 maanden met koorts zonder focus.
Verwijs direct naar de kinderarts.
Verhoogd risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop:
Kind 13 maanden met koorts met bekend focus.
Kind > 3 maanden met 1 of meer van de volgende symptomen:
door ouders gerapporteerde bleke kleur, ander ziektebeloop dan eerdere ziekte-
episoden; activiteit: reageert niet normaal, alleen alert na stimulering, minder actief, niet
lachen; respiratoir: neusvleugelen, crepitaties bij auscultatie, verhoogde
ademhalingsfrequentie; circulatie en hydratiestatus: verhoogde hartfrequentie,
verminderde vochtinname en/of urineproductie (met name bij zuigelingen).
Overig: zwelling of functiebeperking gewricht of ledemaat, aanwijzingen voor de
(zeldzame) ziekte van Kawasaki (o.a. aanhoudende hoge koorts > 5 dagen).
Kind met belaste voorgeschiedenis (zoals pulmonale of cardiale pathologie),
onvolledige vaccinatiestatus, immuungecompromitteerd (bijv. gebruik
immunosuppresiva), recent verblijf in het buitenland.
Laag risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop:
Duidelijk focus van koorts (bij kinderen > 3 maanden). Beloop meestal gunstig (te
beïnvloeden).
Geen symptomen die passen bij een ernstige infectie of gecompliceerd beloop.
Richtlijnen beleid
De huisarts bepaalt het beleid op basis van de mate van ziekzijn, de aan of afwezigheid van een
focus van de koorts, comorbiditeit en het risico op het ontwikkelen van een ernstige infectie of
complicatie.
Voorlichting en zelfzorgadvies
Uitleg dat koorts een normaal afweersymptoom is.
De mate van ziekzijn is belangrijker dan de hoogte van de koorts; duur van de koorts kan
variëren (enkele dagen tot soms 10 dagen). De helft van de kinderen met koorts is na 4 dagen
koortsvrij.
Geef informatie over het te verwachten beloop van de vastgestelde ziekte en verwijs naar
www.thuisarts.nl; spreek zo nodig een (telefonische) herbeoordeling af.
Instrueer de ouders/verzorgers om het kind te observeren, te letten op verandering van het
gedrag en om contact op te nemen bij achteruitgang of bij alarmsymptomen/klachten.
Herbeoordeling
Overweeg bij een verhoogd risico op een ernstige infectie of gecompliceerd beloop na 2448
uur een (telefonische) herbeoordeling te (laten) doen.
Herbeoordeel bij een verhoogd risico op dehydratie (< 2 jaar en frequente waterdunne diarree,
diarree met koorts, frequente waterdunne diarree met aanhoudend braken, minimale
vochtopname, opvallende dorst) na ongeveer 4 uur.
Medicamenteuze behandeling
Koorts als zodanig behoeft geen behandeling; bij pijn is paracetamol eerste keus, ibuprofen
tweede keus.
Er is geen indicatie voor het geven van antibiotica bij kinderen met koorts zonder focus.
Verwijzing
Kinderen met alarmsymptomen.
https://www.nhg.org/standaarden/samenvatting/beroerte 2/3
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Daphne van der Hout
(daph1@live.nl)