Vrienden en Vrije tijd
College 1: hoorcollege
Model Bronferbenner:
Microsysteem: de relaties tussen het kind en de personen uit zijn directe omgeving. Direct
contact. Bijv. ouders, klasgenoten, leerkrachten en buren. Deze relaties kunnen het kind
beïnvloeden in hun overtuigingen en acties.
Mesosysteem: de relaties tussen de verschillende microsystemen waarvan het kind deel
uitmaakt. De losse relaties vormen een groep samen en beïnvloeden elkaar. Bijvoorbeeld:
ouders die de leerkracht de schuld geven van een slecht cijfer, wat weer invloed heeft op de
relatie tussen het kind en de leerkracht.
Exosysteem: de meerdere maatschappelijke systemen waarvan het kind niet direct deel
uitmaakt. Formele en informele sociale structuren. Bijvoorbeeld het werk van de ouders, wat
stress veroorzaakt en weer invleod heeft op het kind. Bestuur van school die beslissingen
maakt, en wetten die worden gemaakt etc.
Macrosysteem: Een systeemlaag zonder mensen, met wetten, instituties en de daar
bijbehorende waarden en normen. Focus op culturele elementen die het kind beïnvloeden.
Culturele ideologieën, attitudes en sociale condities van de cultuur die invloed uitoefenen op
het kind. Bijvoorbeeld wanneer iemand in de upperclass opgroeit heeft dit invloed op hun
educatie. Kinderen die in een sterk nationalistische omgeving opgroeien, etc.
Chronosysteem: de tijd van ontwikkeling. Transities en veranderingen in het leven van het
kind. Historische evenementen, nieuwe omgevingen (naar de middelbare school; verhuizen)
Dit heeft invloed op de cognitieve ontwikkeling van het kind. Ook gewoon puur ouder
worden heeft invloed op de cognitieve ontwikkeling. In de puberteit komen + naar de
middelbare school gaan heeft invloed op het zelfbeeld en de academische vaardigheden.
peers zitten overal: thuis, zusjes of broertjes, pers: jeugd van tegenwoordig. Wetten: er
zijn wetten en regels over jongeren.
Er is een continuüm tussen normale en abnormale / problematische / psychopathologische
ontwikkeling:
- Er is een vage grens tussen normale en abnormale ontwikkeling
, - Aan normale en abnormale ontwikkeling liggen dezelfde processen ten grondslag.
Als je beste vriend iemand is die het oké vindt om af en toe dingen te stelen beïnvloeden zij
jou ook. Bij gezonde en ongezonde kinderen gebeuren vaak dezelfde processen.
normale verdeling.
Voor elk gedrag kan je een normaalverdeling maken. We zijn kuddedieren dus doen allemaal
ongeveer hetzelfde. Afwijken van het gemiddelde is raar.
Op basis van wie je om je heen hebt krijg je een beeld van jezelf. Je bewegen in een groep
zorgt ervoor dat je je voortdurend spiegelt met een ander. Welk gedrag is normaal? Daar
voeg je je dan aan toe.
Peer relations: Past, present and promise.
120 jaar onderzoek over relaties tussen kinderen en adolescenten en de gevolgen daarvan
voor psychosociale ontwikkeling.
Twee belangrijke domeinen:
1. Ontwikkelingspsychologie
a. Normale ontwikkeling
b. Individuele verschillen
Mate van autonomie etc.
c. Begrijpen van ontwikkeling
2. Klinische psychologie
Stoornis georienteerd, je hebt iets wel of niet. Terwijl eigenlijk scoor je ergens op een
schaal op iets. Bijv depressie: iedereen scoort een bepaald cijfer tussen 0 en 100 op
die schaal.
a. Abnormale ontwikkeling
b. Psychopathologie
Wat is ‘raar’ en afwijkend gedrag, en waarom is dat afwijkend of raar?
c. Begrijpen van het ontstaan van pathologie
Waarom zijn relaties met leeftijdgenoten interessant?
Bestaande relaties (familie)
Gekozen relaties (leeftijdgenoten, zit een afweging in)
waarom kies je voor de een en niet voor de ander?
Verticale relaties (familie, hiërarchie: ouders, opa en oma moet je naar luisteren, oudere
broer of zus)
Horizontale relaties (leeftijdgenoten, minder hiërarchie. Voorbereiding voor de volwassen
leeftijd. Hoe je in de volwassen leeftijd met leeftijdgenoten omgaat.)
Waar kijken we naar:
- Kenmerken
Hoe zien interacties tussen leeftijdgenoten eruit?
o Orientatie
Naar anderen:
Atruïsme, cohesie
, Tegen anderen
Conflict, agressie
Weg van anderen
Terugtrekken, vermijding
o Structuur kenmerken
Positieve connecties binnen een groep
acceptatie
Negatieve connecties binnen een groep
Afwijzing
Structuur binnen een groep
Status
In elke groep is een soort hiërarchie van mensen die meer op de
voorgrond treden en mensen die meer op de achtergrond treden.
o Sociale complexiteit
Individu
Doelen, kenmerken, geschiedenis, biologie
Interacties
Wat er gebeurt tussen leeftijdgenoten
Relaties
Specifieke dyades
Intieme relaties, vriendschappen. Eerste relaties. Etc.
Groep
Netwerken van relaties, cultuur, maatschappij.
o Macro niveau:
Verlegenheid wordt per cultuur anders gezien:
Individualistisch
Verlegenheid is niet voor jezelf opkomen
Collectivistisch
Verlegenheid juist goed: Je stelt je bescheiden op.
o Micro
School
Leeftijdgenoten
Buurt
Sport
- Effecten
Wat zijn de antecedenten en consequenties van deze interacties?
Wat gaat er vooraf aan interacties tussen leeftijdgenoten?
Wat maakt dat je kiest voor de een en niet voor de ander?
Hoe zien die interacties tussen leeftijdgenoten eruit?
Wat gebeurt er nou precies, wie heeft welke rol?
Wat volgt er op interacties tussen leeftijdgenoten?
Bijv pesten, wat doet dat met jou en je ontwikkeling?
Benaderingen:
o Oorzaak-gevolg
Enkelvoudige causale relaties
, o Levensloop perspectief
Voortdurende wisselwerking tussen oorzaak en gevolg
Bijv autoritaire vader delinquente jongeren (causaal), maar in
werkelijkheid is er een wisselwerking. Het kan ook zijn dat dat kind al
delinquent was waardoor de vader autoritair ging gedragen, waardoor
het kind zich nog meer gaat afzetten, etc.
de werkelijkheid is altijd complexer dan hoe het wordt beschreven.
Er is bijna altijd een heen en weer relatie.
o Relatief weinig aandacht voor leeftijd effecten
Wat is normaal op welke leeftijd?
Waarom?
Onderzoek naar leeftijd effecten vraagt om een normaal kader:
Wat is het normale ontwikkelingsverlooop voor interacties
tussen leeftijdgenoten?
Er is nogal wat individuele verschillen in normale
ontwikkelingstrajecten.
- Proces
Welke mechanismes zijn verantwoordelijk voor deze effecten?
HOE gebeurt die relatie?
o Gedrag georiënteerde theorieën
Aard van de interacties
Straf en beloning
Wederzijdse afhankelijkheid
Verandering van strikte gelijkwaardigheid naar wederkerige
tevredenheid
Elkaar beïnvloeden
Identificatie
Met wie wil je identificeren?
Imitatie
Wie wil je imiteren?
De andere vormen
o Constructivistische theorieën
Interacties met elkaar als botsing van ideeën
Horizontale interacties, geen hiërarchie in ideeën
hierdoor sneller botsing, zonder hiërarchie zijn alle
meningen even sterk.
In realiteit heb je wel altijd enkele vorm van hiërarchie.
Co-constructie van de werkelijkheid
Wat vinden wij normaal? Kan over uiterlijk gaan,
muziekvoorkeur, wie je bent etc.
o Ethologische theorieën
Adaptieve voordelen en risico’s bij interacties
Veiligheid
dominante mensen bieden veiligheid