De effecten van sekse, leeftijd, overbescherming door ouders en
emotionele stabiliteit op externaliserende gedragsproblemen
Vrijdag 29 maart 2019
Naam: -
Werkgroep: -
Docent: -
Cursus: Ontwikkelingspsychologie en TOE 2018-2019
Samenvatting
12,6 procent van de jongeren in het basisonderwijs geeft aan gedragsproblemen te hebben. In
het voortgezet onderwijs ligt dit percentage zelfs op 14 procent. Gedragsproblemen in de jonge
adolescentie is een voorspeller voor gedragsproblemen later. Gedragsproblemen kunnen
worden onderscheiden in internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen. Dit
onderzoek richt zich op externaliserende gedragsproblemen, wat zich kenmerkt door gedrag dat
storend is voor de omgeving. In dit onderzoek zijn sekse, leeftijd, overbescherming door ouders
en emotionele stabiliteit als onafhankelijke variabelen genomen. Het onderzoek is uitgevoerd
onder 148 jonge adolescenten van 9 tot en met 14 jaar. Uit het onderzoek is gebleken dat
jongens meer externaliserende gedragsproblemen hebben dan meisjes. Ook is gebleken dat
naarmate kinderen ouder worden, ze meer externaliserende gedragsproblemen gaan vertonen.
Daarnaast is gebleken dat overbescherming door ouders een voorspeller is voor
externaliserende gedragsproblemen. Tot slot is er een positieve samenhang gevonden tussen
emotionele stabiliteit en externaliserende gedragsproblemen.
Sleutelwoorden: emotionele stabiliteit | overbescherming | externaliserende
gedragsproblemen
,Inleiding
Volgens het Nederlands Jeugdinstituut (Nederlands Jeuginstituut, 2018) geeft 12,6 procent van
de jongeren in groep acht van het basisonderwijs aan gedragsproblemen te hebben. Deze
gedragsproblemen komen vaker voor bij jongens dan bij meisjes. 15 procent van de jongens
vertoont gedragsproblemen. Voor meisjes ligt dit cijfer op ruim 10 procent. In het voortgezet
onderwijs liggen deze cijfers nog hoger, namelijk op 14 procent. Ook hier geldt dat jongens
meer gedragsproblemen vertonen dan meisjes. Het gaat hier om 16,2 procent van de jongens en
11,7 procent van de meisjes. Deze cijfers spreken voor zich, maar wat houden
gedragsproblemen eigenlijk in?
Gedragsproblemen worden opgedeeld in twee soorten problemen; internaliserend en
externaliserend. Internaliserende gedragsproblemen worden gekenmerkt door emoties en
frustraties die zich naar binnen richten. Voorbeelden hiervan zijn depressie, angst en sociale
teruggetrokkenheid. Dit leidt mogelijk tot innerlijke onrust (Bongers, Koot, Van der Ende, &
Verhulst, 2003). We spreken van externaliserende gedragsproblemen wanneer het gedrag in de
eerste plaats storend is voor de omgeving. Dit kan zich uiten in bijvoorbeeld woedeaanvallen,
driftbuien, agressief gedrag, pesten en delinquent gedrag volgens het Nederlands Jeugdinstituut
(2018). Daarnaast vallen hyperactiviteit en aandachttekort ook onder externaliserend
gedragsproblemen.
Externaliserende gedragsproblemen in de jonge adolescentie kan zowel op jonge als
latere leeftijd voor problemen zorgen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat externaliserende
gedragsproblemen bij jonge adolescenten een voorspeller is voor gedragsproblemen in de
toekomst (Hill, Degnan, Calkins, & Keane, 2006). Onder deze problemen vallen latere
jeugddelinquentie, misdaad en geweld in de adolescentie en van middelengebruik, onstabiele
werksituaties en relatieproblemen in de volwassenheid. Om deze reden is het noodzakelijk te
kijken naar het beloop van deze problemen en mogelijke risicofactoren. De onderzoeksvragen
2
, luiden dan ook: Hoe is het beloop van externaliserende gedragsproblemen en wat zijn
verklaringen van externaliserende gedragsproblemen?Uit onderzoek blijkt dat jongens meer
externaliserend gedrag vertonen dan meisjes (Achenbach, 1992). Daarnaast blijkt dat
externaliserende gedragsproblemen bij meisjes afnemen naarmate zij ouder worden, terwijl dit
bij jongens redelijk stabiel blijft of zelfs erger wordt (Loeber, et al., 1993). Een mogelijke
verklaring hiervoor is dat de eigenschappen van externaliserende gedragsproblemen meer
wordt geaccepteerd bij jongens dan bij meisjes, waardoor meisjes eerder internaliserende
gedragsproblemen ontwikkelen (Keenan & Shaw, 1997).
Een mogelijke oorzaak voor beide sekse kan liggen binnen de opvoeding. De opvoeding
van een kind heeft namelijk verstrekkende gevolgen voor de ontwikkeling van een kind
(Leman, Parkse, Gauvin, & Bremner, 2019). Uit onderzoek is gebleken dat overbescherming
van de ouders een mogelijke oorzaak kan zijn voor externaliserende gedragsproblemen
(Marsman, Oldehinkel, Ormel, & Buitelaar, 2013). Met overbescherming wordt bedoeld dat de
ouders hun kind te veel beschermen, met name in de puberteit. Zo handelen overbeschermende
ouders vaak vanuit angst. Ze ervaren gevoelens van angst wanneer ze gescheiden worden van
het kind, verdriet over het dreigende of bestaande verlies en angst of frustratie over het
onvermogen om dicht bij het kind te blijven (Kins, Soenens, & Beyers, 2011). Een gevolg
hiervan is dat ouders de toenemende afstand en onafhankelijkheid van het kind beperken
(Padilla-Walker & Nelson, 2012). Dit leidt mogelijk tot externaliserende gedragsproblemen,
volgens Masman et al. (2013).
Naast deze externe oorzaak kunnen externaliserende gedragsproblemen ook intern
veroorzaakt worden. Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat kinderen met een lagere
emotionele stabiliteit meer externaliserende gedragsproblemen ten opzichte van kinderen die
een goede emotionele stabiliteit hebben (de Fruyt, de Bolle, & de Clercq, 2008). Dit heeft te
maken met temperament. Temperament kan worden uitgelegd als aangeboren individuele
3