Theorie ontwikkelingspsychologie/pedagogiek examen
Inhoudsopgave
Ontwikkelingspsychologie opvoeding en ontwikkeling..........................................................................2
Hoofdstuk 2 het lichaam ontwikkeld..................................................................................................2
Paragraaf 2.1 ontwikkeling op een rij.............................................................................................2
Paragraaf 2.2 groeien.....................................................................................................................2
Paragraaf 2.3 motorische ontwikkeling van baby tot peuter..........................................................5
Paragraaf 2.4 motorische ontwikkeling van kleuter tot jong volwassene.......................................7
Hoofdstuk 3 denken en leren.............................................................................................................9
Paragraaf 3.1 Hersenen zijn regelkamers.......................................................................................9
Paragraaf 3.2 kijken naar hoe kinderen leren...............................................................................10
Paragraaf 3.3 kleine kinderen leren zo.........................................................................................11
Paragraaf 3.4 oudere kinderen leren anders................................................................................12
Hoofdstuk 4......................................................................................................................................13
Paragraaf 4.3................................................................................................................................13
Hoofdstuk 6......................................................................................................................................16
Paragraaf 6.1 samen kom je verder..............................................................................................16
Paragraaf 6.2 sociale ontwikkeling van baby tot het jonge schoolkind.........................................17
Paragraaf 6.3 sociale ontwikkeling van het oudere schoolkind tot volwassen.............................19
Paragraaf 6.4 spelontwikkeling.....................................................................................................20
Paragraaf 6.5 emotionele ontwikkeling........................................................................................22
Ontwikkelingspsychologie didactiek, communicatie en organisatie.....................................................22
Hoofdstuk 6 verzorging en gezondheid............................................................................................22
Paragraaf 6.3 schoon en veilig werken.........................................................................................22
Pedagogiek periode 3...........................................................................................................................23
Paragraaf 7.1....................................................................................................................................23
Paragraaf 7.2....................................................................................................................................25
Paragraaf 7.3....................................................................................................................................26
Paragraaf 7.4....................................................................................................................................27
Paragraaf 7.5....................................................................................................................................28
Het project inrichten van een BSO ruimte kleur en sfeer in een ruimte...............................................29
Kleuren.........................................................................................................................................29
Verlichting........................................................................................................................................31
Een vertrouwde omgeving............................................................................................................31
Een omgeving die competent maakt............................................................................................31
Pagina 1 van 33
, Sociale omgeving..........................................................................................................................31
Privacy en drukte..........................................................................................................................32
Ruimte die de identiteit versterkt.................................................................................................32
Conclusie......................................................................................................................................33
Ontwikkelingspsychologie opvoeding en ontwikkeling
Hoofdstuk 2 het lichaam ontwikkeld
Paragraaf 2.1 ontwikkeling op een rij
Ontwikkelen is het groeien naar volwassenheid. Dat betekend niet alleen dat het lichaam van
een baby groeit totdat het uiteindelijk het lichaam van een volwassene is. Het betekend ook
dat een kind nieuwe dingen leert te doen. Ontwikkelen is ook het onthouden van informatie
zodat het kind een opdracht kan oplossen. Een kind neemt op zijn eigen manier stappen in
de ontwikkeling. Het wordt daarbij geholpen door zijn omgeving. Bijvoorbeeld door zijn
ouders, opa’s en oma’s, pedagogisch werkers, juffen of meesters, vriendjes en
vriendinnetjes.
In de eerste jaren van het leven van een kind gebeurd er veel. Een baby groeit bijvoorbeeld
in het eerste jaar snel in gewicht. En een dreumes leert praten. Niet ieder kind ontwikkeld
zich op precies dezelfde manier. Het ene kind een snelle ontwikkeling door, het andere kind
doet er iets langzamer over. Toch kun je de ontwikkeling wel globaal per leeftijd indelen:
Baby 0-1 jaar
Dreumes 1-2 jaar
Peuter 2-4 jaar
Kleuter 4-6 jaar
Jong basisschoolkind 6-9 jaar
Ouder basisschoolkind 9-12 jaar
Puber 12-15 jaar
Adolescent 15-18 jaar
Jong volwassene 18-21 jaar
Kinderen ontwikkelen zich op verschillende gebieden, ze groeien bijvoorbeeld in de lengte en
de breedte, maar hun denken ontwikkeld zich ook. Je hebt 5 ontwikkelingsgebieden dit zijn:
1. Lichamelijke en seksuele ontwikkeling
2. Cognitieve ontwikkeling
3. Creatief-expressieve ontwikkeling
4. Taalontwikkeling
5. Sociaal-emotionele ontwikkeling
Paragraaf 2.2 groeien
Tot ongeveer een jaar of 16 groei je in de lengte. In de breedte ben je meestal volledig
uitgegroeid zo rond je 21e levensjaar. Sommige delen van je lichaam veranderen je hele
leven lang zoals; je neus en oren.
Pagina 2 van 33
,Ongelijkmatig groeien: 0-1 jaar
Een pasgeboren baby heeft lang in een gerolde houding of foetushouding in de baarmoeder
gezeten met zijn armen en benen gebogen en opgetrokken. Volwassenen liggen vaak nog
op dezelfde manier te slapen. Ook na de geboorte blijft een baby nog en tijdje in de
foetushouding liggen en slapen. Het voorkomt het verlies van warmte en het is een
vertrouwde houding. Door de gerolde basishouding is het lastig een baby goed op te meten.
De lengte wordt daarom vaak niet meer direct na de geboorte opgemeten.
Het gewicht is gemakkelijker te wegen en geeft net zo’n goed beeld van de groei. Na 6
maanden is een gezond gewicht twee keer zo zwaar als bij de geboorte en na een jaar
ongeveer drie keer zo zwaar als bij de geboorte.
Gewicht van een baby in het eerste jaar.
Geboorte ongeveer 3500. Gram
6 maanden 7000 gram (7 kilogram) twee maal het geboortegewicht
1 jaar (12 maanden) 10.500 gram (10 kilogram) drie maar het geboortegewicht
Ouders gaan met hun kind naar het consultatiebureau om het kind te laten wegen en meten
door een verpleegkundige. Ook het hoofdje van een baby wordt het eerste jaar opgemeten.
Daarna bekijken de verpleegkundige en de arts van het consultatiebureau de groei en de
ontwikkeling. Ook bekijken ze of de ouders advies en hulp nodig hebben.
Een voorbeeld van de kwetsbaarheid van een baby zijn de fontanellen. Dat zijn de twee
zachten plekken die je voelt op het hoofd van een baby. Het zijn eigenlijk een soort kleine
kiertjes in de schedel. Daarom is het belangrijk om extra voorzichtig te zijn. Een van de
redenen dat de fontanellen zo zacht en soepel zijn, heeft te maken met bevalling. Door de
fontanellen kunnen de twee delen van de schedel tijdens de bevalling makkelijker over
elkaar heen schuiven en past het hoofdje van de baby goed door het geboortekanaal. E
kleine fontanel op het achterhoofd groeit meestal weer dicht als een baby twee maanden oud
is. De grote fontanel groeit langzamer dicht. Dat duurt tot het kind tussen de zes maanden en
drie jaar oud is. De tweede reden waarom e fontanellen zo zacht zijn, is omdat de hersenen
nog groeien na de geboorte. De schedel is door de fontanellen flexibel en dat geeft ruimte
aan de hersenen om te kunnen groeien.
Als je een baby, kind of volwassene met elkaar vergelijkt, zie je veel verschillen in groote van
het hoofd. Een hoofd van een baby is in verhouding groot tot de rest van het lichaam. Het
hoofd groeit de eerste jaren maar weinig, terwijl de armen en benen juist nog veel zullen
groeien. De armen en benen van een baby zijn in verhouding dan ook korter dan bij een
volwassene.
Ook het gebit van een baby groeit vanaf de geboorte. Al ongeveer na zes maanden krijgen
baby’s hun eerste tanden. Meestal is dat een voortand in het ondergebit. Baby’s hebben veel
last van doorbraakpijn (het doorkomen van tandjes). Ze kwijlen, hebben rode wangn en
soms zelfs verhoging of koorts. De laatste tanden van het melkgebit komen door als de baby
een peuter is geworden.
Een baby heeft ronde wangen, dikke armen en benen en soms zelfs een bolle rug. Babyvet
is een ander soort vet dan het vet van volwassenen. Babyvet is erg goed voor de baby
omdat het eigenlijk een reservevoorraad aan energie voor de snelgroeiende baby is. Een
mooie bijkomstigheid van dit babyvet is dat het de baby lekker warm houdt omdat de vetlaag
voor extra isolatie zorgt.
Pagina 3 van 33
,Minder groeien, minder eten: 1 tot 2 jaar
Na het eerst levensjaar is de heel snelle groei er een beetje uit. Als dreumes groeit het kind
nog ongeveer 12 centimeter in de lengte. Qua gewicht komt er 3 kilo bij in dit jaar. Een
dreumes gaat een stuk minder eten. Nu hij minder hard groeit heeft hij ook wat minder eten
nodig. Een dreumes veranderd door de groei van het lichaam vooral in verhouding. Met het
relatief grote hoofd van een baby is het lastig kruipen maar een dreumes kan al gaan zitten,
tijgeren en lopen. Als je zo beweeglijk bent is een wat betere verhouding van je ledematen
en hoofd natuurlijk ook best fijn.
De meeste peuters zijn ook nog lekker mollig. Peuters groeien namelijk vooral in de breedte
en minder in de lengte. Ze vinden veel uitdagingen in lopen en rennen, klimmen en klauteren
waardoor ze sterker worden en al hun spieren zich snel ontwikkelen. Het babyvet verdwijnt
als kinderen ouder worden en is na het vierde levensjaar echt verdwenen. Kinderen die na
hun vierde levensjaar nog dik zijn, lopen gevaar op overgewicht.
De verhouding van hoofd en lijf veranderd in deze periode nog meer doordat de armen en
benen langer worden. Ook ontwikkelen de zintuigen zoals de smaak, de reuk en het gehoor
en groeien de hersenen in razend tempo door.
Groeipijnen: 4 tot 6 jaar
Bij kleuters zie je dat de lichaamsverhoudingen opnieuw veranderen. Armen en benen
groeien in deze fase snel en ook in de lengte groeien kleuters zo’n zes centimeter per jaar.
Dat is een groeispurt. Tijdens zo’n groeispurt zijn kinderen soms vermoeid en kunnen last
hebben van groeipijnen. Kleuters klagen daar bijvoorbeeld over als ze even tot rust komen.,
tijdens het eten, drinken of voorlezen. Het is een typisch zeurende pijn in de enkels, schenen
en knieën, ellebogen en polsen. Tijdens het spelen vestigen ze hun aandacht aan wat
anders, maar in de rust komt de pijn terug. Het is een logisch gevolg van de snelle groei,
maar voor een kind is die groeipijn erg vervelend. Vooral omdat ze zo niet echt an uitrusten
komen.
Armen en benen worden langer: 6 tot 9 jaar
De lichaamsverhoudingen van het jonge basisschoolkind beginnen al te lijken op die van
volwassene. De armen en benen zijn verder gegroeid en het hoofd is in verhouding veel
minder groot.
Als een kind ongeveer zes jaar is begint het zijn melkgebit te wisselen. De melktanden en
kiezen worden door de nieuwe weggeduwd. De nieuwe tanden zijn het blijvende gebit. Soms
komen de nieuwe tanden schreef of op de verkeerde plek te staan. toch zegt dat niets over
de uiteindelijke positie van de nieuwe tanden en kiezen. Je ziet het resultaat pas als alle
tanden gewisseld zijn.
Meisjes zijn nu groter: 9 tot 12 jaar
Meisjes hebben vaak een groeispurt als ze tussen de 10 en 14 jaar zijn. Ze groeien dan
vooral in de lengte. Bij de meeste meisjes is rond hun twaalfde een groeispurt. Zodra meisjes
voor het eerst ongesteld zijn geweest, groeien ze niet zo snel meer. Ze groeien daarna nog
gemiddeld 8 centimeter.
Jongens worden later groter:12 tot 15 jaar
De groeispurt begint bij jongens pas als ze ongeveer 13 jaar zijn. Omdat ze meestal eerst
vooral in de lengte groeien, zien ze er soms wat slungelachtig uit. Zelf moeten ze ook
wennen aan hun groeiende lijf en kunnen daardoor zich wat onhandiger gaan bewegen. De
groeispurt duurt bij jongens tot een jaar of 16. Daarna groeien ze niet veel meer. Mannen zijn
uiteindelijk als volwassene gemiddeld 13 centimeter groter.
Pagina 4 van 33
,Jeugdgezondheid, dus gezonde kinderen, is de verantwoordelijkheid van gemeenten. Vaak
laten gemeenten deze taken uitvoeren door de GGD (Gemeenschappelijke
Gezondheidsdienst). Zij onderzoeken kinderen op het consultatiebureau en op school. De
kinderen worden gemeten en gewogen en moeten soms een oog- of gehoortest doen. De
GGD doet ook elk jaar een groeionderzoek in het middelbaar onderwijs.
Of een kind goed groeit, heeft te maken met de gezondheid van een kind. Als je maar één
keer de lengte van een kind hebt gemeten, kun je nog niets zeggen over de groei van het
kind. Daarom heb je altijd meer meetmomenten nodig. Pas dan kun je zien hoe de groei over
een bepaalde periode is geweest.
De metingen worden iedere keer in een grafiek gezet. Wanneer je de punten met elkaar
verbind met een lijn, krijg je de groeicurven van het kind te zien. Om te zien of er iets
bijzonders aan de hand is met een kind, kun je zijn of haar groeicurve vergelijken met de
groeicurve van gezonden kinderen van dezelfde leeftijd.
In de grafiek zie je ook de groei die kinderen van dezelfde leeftijd gemiddeld doormaken.
Niet alle kinderen volgen precies de gemiddelde lijn. Elk gezond kind groeit volgens zijn
eigen lijn, daarom zegt een afwijkende lijn in lengte of overgewicht in eerste instantie niets.
Deze lijn mag best afwijken van de gemiddelde lijn, zolang de groei maar gestaag (in
hetzelfde tempo) doorgaat. Er is rede tot zorg wanneer een kind afwijkt van zijn eigen
groeilijn. Soms gaat de lijn bijna niet meer omhoog, de groei vlakt dan af. of er is ineens een
knik (een scherpe lijn naar beneden) te zien. In beide gevallen is er rede om verder te
zoeken, hoe het komt dat het kind niet goed groeit.
Paragraaf 2.3 motorische ontwikkeling van baby tot peuter
Tijdens de groei leert een kind ook direct zijn lichaam te bewegen. De hersenen proberen
allerlei bewegingen voor de eerste keer te laten lukken door spieren te laten samenwerken
en het lichaam te bewegen. Je lichaam leert vanaf de babytijd simpele tot steeds complexere
bewegingen te maken.
Grove en fijne motoriek
Bij grote bewegingen zoals lopen, klimmen en gooien, maak je gebruikt van je grove
motoriek. Je maakt grote grove bewegingen. Andere bewegingen zijn veel kleiner en fijner,
die horen bij fijne motoriek. De motorische ontwikkeling kun je dus splitsen in grove motoriek
en fijne motoriek. Voor lopen, klimmen en gooien heb je een goede grove motoriek nodig.
Fijne motoriek heb je nodig om te kunnen knippen, schrijven of een spijker op te pakken. Dat
zijn veel kleinere bewegingen. De grove en fijne motoriek zijn vaak afhankelijk van elkaar. Je
hebt de grove motoriek nodig om iets met je fijne motoriek te doen. Voor schrijven (fijne) heb
je een goed gevoel van evenwicht (grove) nodig om de schrijfrichting onder controle te
hebben.
De fijne en grove motoriek ontwikkelen zich tijdens de kinder- en puberjaren. Maar ook
adolescenten en volwassene leren nog nieuwe bewegingen. De motorische ontwikkeling is
voorspelbaar eb volgt een aantal richtingen zoals je hierna ziet.
Van boven naar beneden baby leert eerst grijpen met de handen, pas later
leert het gericht te bewegen met de benen.
Van dichtbij naar veraf een baby leert eerst de spieren dichtbij de romp
(bijvoorbeeld de benen) te bewegen en daarna
de spieren verder van de romp (bijvoorbeeld de
handen)
Pagina 5 van 33
,Van grof naar fijn een peuter leert eerst een potlood vast te houden
in een vuist, pas veel later kan het kind een
precieze pengreep maken om letters te schrijven.
Ongecontroleerd bewegen: 0 tot 1 jaar
Als een baby net geboren is, het alleen nog maar bewogen in de baarmoeder van de
moeder. Het kind kan nog niets zelf, want hij heeft nog niets kunnen oefenen. De eerste 20
weken zorgen reflexen ervoor dat baby’s bewegen. Prikkels in de omgeving zorgen voor een
reactie van de zenuwen en hersenen waardoor spieren bewegen. Pasgeboren baby’s
hebben een grijpreflex, zoekreflex en een zuigreflex, dit verdwijnt als ze wat ouder worden.
andere reflexen zoals de slikreflex blijven je hele leven aanwezig.
Een baby beweegt dus vooral vanuit reflexen maar al snel meer zelf gaan bewegen. De
zintuigen vangen allerlei prikkels op. Met onze zintuigen voelen, ruiken, horen, zien en
proeven we. Een baby ziet de eerste weken nog niet veel en ruikt vooral de geur van zijn
moeder en herkent haar stem. Pas na vier weken kan hij wat gerichter kijken en herkent haar
gezicht. Na twee maanden kan een baby pas voorwerpen zien en volgen.
De mond is erg belangrijk voor een baby, want hij kan er al direct goed mee voelen en
proeven.
De motoriek van een baby ontwikkeld zich vanuit vier verschillende houdingen:
1. Rugligging
2. Buikligging
3. Zittend
4. Staand
Om de spieren goed te leren gebruiken is het belangrijk dat een baby zich in elke houding
goed kan bewegen. Het is vooral belangrijk dat een baby zonder hulp van anderen van de
ene in de andere houding leert te komen.
Het eerste half jaar speelt een baby vooral in rug- en buikligging. Vanuit de rugligging leert
een baby zijn hoofd en benen op te trekken. De buikspieren worden zo sterker, wat
belangrijk is om te leren rollen en te zitten. In buikheffing leert de baby zijn hoofd te heffen en
te steunen op zijn armen. Hierdoor worden de rugspieren actief, dat is belangrijk om te
kunnen kruipen en staan. door te leren omrollen van buik naar rug en omgekeerd, leert de
baby een draaibeweging met de romp te maken. die draaibeweging is belangrijk voor het
evenwicht later.
Als een baby zelfstandig kan gaan zitten, meestal rond de 6 tot 8 maanden, is zittend spelen
goed om te oefenen. Te vroeg zittend gaan spelen kan ten koste gaan van de ontwikkeling in
buik- en rugligging. Dat veroorzaakt misschien een vertraging van de motorische
ontwikkeling en het ontwikkelen van het evenwicht.
Rond de achtste tot de tiende maand kan een baby op de buik naar voren schuiven. Dit
begint meestal met tijgeren of robben. Een tijgerend kind gebruikt afwisselend de rechter- en
linkerelleboog en een robbend kind zet zich tegelijk af met beide handen. Uiteindelijk zullen
de meeste kinderen gaan kruipen. Bij het kruipen zet een kind tegelijk de linkerhand en de
rechterknie naar voren en daarna meteen de andere hand en knie. Dat vraagt een goede
samenwerking tussen de ledematen. In plaats van kruipen bewegen sommige kinderen zich
op hun billen voort, dat zijn de billenschuivers. Dat kan leiden tot het afzetten met een been,
maar dat is voor de verdere ontwikkeling niet erg.
Pagina 6 van 33
,Rond de achtste á negende maand kan een kind zich vanuit kruiphouding ook optrekken tot
stand. De optrekbeweging kan er ongecontroleerd uitzien, omdat het kind met de armen
omhoog trekt en hierbij beide benen strekt. Na wat oefening zal het kind rond de 10
maanden met de romp gaan draaien en met een knie op de grond gaan steunen, terwijl het
andere been op de voet steunt en een strekbeweging maakt. Dat noem je de
schuttershouding.
Rond de 11 á 12 maanden leert een kind langs de tafel of aan de hand lopen. Kort daarna
volgen meestal de eerste losse stapjes.
Actief ontdekken: 1 tot 2 jaar
De dreumes is continu in beweging en gaat op onderzoek uit wanneer het goed kan lopen.
Dat noem je exploratiedrang. De dreumes doet zo veel ervaring op in het lopen zodat het
uiteindelijk zonder enige moeite zowel vooruit als achteruit kan lopen.
De grove motoriek van een dreumes ontwikkeld zich sterk. Zo kan hij bijvoorbeeld een bal
gooien en schoppen. Het maakt niet uit met welke hand of voet. Een dreumes heeft soms
wel voorkeur voor links of rechts, maar dat is nog geen definitieve keuze.
Op een been staan en zindelijk worden: 2 tot 4 jaar
Bij peuters zie je veel verschillen in motorische ontwikkeling. Het ene kind is sneller dan het
andere kind. De grove motoriek loopt altijd een stapje voor op de fijne motoriek.
In deze fase gaat de ontwikkeling van de grove motoriek snel. Een peuter kan bijvoorbeeld
zes tot 8 seconden op één been staan en op zijn tenen lopen. Een peuter heeft een goede
balans en het kind heeft plezier in hinkelen en rennen.
Ook in de fijne motoriek kunnen peuters al behoorlijk veel. Het tekenen van een cirkel of
vierkant is geen probleem meer. Kralen rijgen en vrij knippen kunnen peuters ook al vaak
goed. Het eten met een lepel lukt al zonder te veel te morsen.
Peuters krijgen ook interesse in het potje en de wc. Een peuter loopt met je mee en wilt
graag kijken wat je daar precies doet. Zindelijk worden kan pas als een peuter zijn
sluitspieren onder controle heeft. De urinewegen en dikke darm hebben een spier die af kan
sluiten. Deze spieren krijgt de peuter onder controle door te oefenen op een potje. Zindelijk
worden is een kwestie van beheersing over het lichaam en begrijpen wat je moet doen als je
aandrang voelt om te poepen of te plassen. Je moet ontspannen hiermee omgaan en positief
reageren wanneer het kind op een potje plast.
De meeste peuters worden in overdag zinnelijk. Rond het vierde jaar kunnen ze ook s
’nachts zelf droog blijven. Sommige kinderen worden wat later zinnelijk, dat hoeft geen
probleem te zijn. Ook kunnen kinderen een terugval krijgen. Ze hebben veel ongelukjes en
raken de motivatie kwijt om naar de wc te gaan. Je weet inmiddels dat het kind het al kon
dus lichamelijk is er waarschijnlijk geen probleem.
Paragraaf 2.4 motorische ontwikkeling van kleuter tot jong volwassene
in de fase van kleuter tot volwassene gebeurt er veel in de ontwikkeling van de motoriek. De
kleinere bewegingen krijgen veel aandacht. Kinderen oefenen eindeloos om de beweging
onder knie te krijgen. Ook nu zie je dat de grove motorriek voorafgaat aan de fijne motoriek
en dat bewegingen die dichter bij de romp worden gemaakt voorafgaan aan de bewegingen
die verder van de romp afliggen.
Evenwichtig bewegen 4 tot 6 jaar
Kleuters spelen voluit en kunnen al veel. Het bewegen ziet er gecontroleerd uit en als iets
niet lukt, zullen ze het herhalen tot het wel lukt. Een kleuter kan de ledematen (armen en
Pagina 7 van 33
,benen) onafhankelijk, dus los van elkaar, bewegen. Daardoor bewegen de armen en benen
tijdens het lopen evenwichtig.
Bij het balspelen kan een kleuter de snelheid van een bal inschatten en ook inschatten waar
de andere kinderen in de ruimte staan. kleuters kunnen hoogte, lengte en diepte al aardig
goed inschatten. Dat is belangrijk bij het klimmen en fietsen.
Als een kleuter met een taak bezig is kun je goed zien dat de bewegingen gecontroleerd
gaan. De fijne motoriek is zo ver ontwikkeld dat een kleuter kleine bewegingen goed
beheerst kan doen. Hij kan voorzichtig uit een glas drinken. Tekenen, kleuren en prikken
worden gerichte bezigheden waar hij lange tijd achter elkaar heel precies mee bezig kan zijn.
Een peuter kan eenvoudige figuren uitknippen en het eten met bestek gaat ook goed.
Doordat de hand- en grijpfunctie van de fijne motoriek verbeteren, leert een kleuter nu ook
makkelijker de pengreep. Tegelijkertijd ontwikkeld hij in deze fase en handvoorkeur.
Ongeveer 9 van de 10 kinderen heeft een voorkeur om met rechts te schrijven/ sommige
kinderen hebben helemaal geen voorkeur en maar een klein gedeelte is linkshandig.
Bewegingsdrang: 6 tot 9 jaar
Het jongen schoolkind is in de lengte flink gegroeid. Het lichaam ziet er evenwichtiger uit
doordat de armen en benen beter in verhouding zijn tot de rest van het lijf. Je ziet kinderen in
deze fase completere bewegingen uitvoeren zoals; koprollen op het klimrek. Omhoog en
naar benen klimmen in een klimrek gaat makkelijk, ze hebben plezier in hinderisbanen en
hebben een goede controle met fietsen.
Een jong basisschoolkind kan veel ingewikkelde bewegingen uitvoeren, waardoor het
moeilijk is om stil te zitten. Daarom zijn lange periode waarin ze zich moeten concentreren
soms moeilijk. Hun lijf vraagt om lekker te mogen bewegen (bewegingsdrang).
Gecombineerde bewegingen: 9 tot 12 jaar
Oudere basisschoolkinderen kunnen veel langer geconcentreerder werken en spelen dan
jonge basisschoolkinderen. Nauwkeurige pentekeningen en knipwerken laten zien dat de
fijne motoriek snel ontwikkeld. Kinderen in deze leeftijd kunnen over een balk lopen van 5 á 7
cm breed met twee keer een halve draai. Of bijvoorbeeld met 7 tot 9 keer hinkelen negen
meter overbruggen. Gecombineerde bewegingen vinden ze een extra leuke uitdaging. Ze
kunnen in een ritme huppelen en in een ander ritme in hun handen klappen en het gooien
met kleine voorwerpen lukt al ongeveer 9 meter ver.
Verfijnen en slungelen: 12 tot 15 jaar
Bij een puber is er bijna geen ontwikkeling meer op het gebied van motoriek. Je kan de fijne
motoriek wel nog verbeteren als speciale bewegingen getraind worden. kracht en
uithoudingsvermogen zijn bij de puber nog wel in ontwikkeling. Zo worden in deze periode
ineens veel langer tijdens de groeispurt. Ze kunnen in een jaar wel 10 tot 15 centimeter
groeien. Vooral jongens zullen zich in deze periode slungelig bewegen. Dat komt omdat hun
armen en benen langer worden in verhouding tot de rest van het lichaam. De coördinatie van
lange spieren is dan niet altijd in evenwicht. De pubers worden niet alleen langer ook de
botten worden dikker en zwaarder. De lichaamsverhoudingen veranderen ook, de meisjes
worden ronder en jongens vaak hoekiger. Bij meisjes zie je het terug in de heupen, bij
jongens in de schouders.
Maximale spierkracht en uithoudingsvermogen: 15 tot 21 jaar
Door mannelijke hormonen worden het hart, de longen en de spieren bij jongens groter dan
bij meisjes. Je ziet dus steeds meer verschillen in lichamelijke vermogen tussen jongens ne
meisjes. Sommige jongens en meisjes ontwikkelen in deze leeftijd grote vaardigheden in een
Pagina 8 van 33
,specifieke sport. Jongens en meisjes bereiken in deze periode hun maximale spierkracht. Ze
kunnen steeds beter hun eigen kracht inschatten, waardoor ze hun lichamelijke grenzen op
kunnen zoeken en zichzelf kunnen uitdagen. De motorische vaardigheid is daarmee op een
hoogtepunt.
Lees begrippen op blz. 60, 61 en 62 in je boek LET OP: je hoeft niet alle begrippen te leren
Hoofdstuk 3 denken en leren
Paragraaf 3.1 Hersenen zijn regelkamers
Denken en leren doe je met je
hersenen. We functioneren goed
als onze linker- en
rechterhersenhelft goed kunnen
samenwerken met elkaar. Elk
stukje van je hersenen heeft zijn
eigen taak.
Hersenen werken in elke
leeftijdsfase een beetje anders.
Belonen werkt bij kleine
kinderen beter dan straffen. Bij
pubers en volwassenen werkt
het brein precies andersom.
Twaalfjarige verwerken negatieve feedback juist heel goed.
Onze hersenen werken op basis van patroon herkenning. Als iets eenmaal goed
werkt op een bepaalde manier, dan blijven we dat zo doen.
Een van de belangrijkste methode om informatie een langere periode te onthouden,
is door het maken van verbindingen. We noemen dat associaties.
Onze hersenen zijn in te delen in verschillende kleine gebieden. Zo zijn er zo zijn er
hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor het denken. Of bijvoorbeeld gebieden
die actief zijn als je geluid hoort. En bij lezen gebruik je weer andere delen van je
hersenen dan bij het nadenken over woorden.
Eeuwenlang hebben mensen gedacht dat we op de wereld kwamen als een
‘onbeschreven blaadje’ de letterlijke vertaling uit het Latijn van ’tabula rasa’. Je kunt
je afvragen of de mens geboren wordt als een tabula rasa en gevormd wordt door de
omgeving waarin het kind opgroeit. Of dat het karakter van de mens al voor een deel
vastligt bij de geboorte.
Zowel van je vader als van je moeder krijg je bepaalde erfelijke eigenschappen bij je
geboorte mee die vastliggen in de genen. Deze genen zitten in iedere cel van je lichaam.
Het is voor veel eigenschappen, vooral voor gedrag, onduidelijk of ze vastliggen in
de genen of dat de omgeving, bijvoorbeeld opvoeding bepalend is. Of je nieuwsgierig
bent of vol zelfvertrouwen en vriendelijk is vaak samenspel tussen de genen en de
opvoeding.
Pagina 9 van 33
, Onze hersenen zijn bij de geboorte nog niet af, ze ontwikkelen zich je hele leven
door. Bij een kind is die ontwikkeling het grootst. Als eerste ontwikkelen zich de
gebieden waarmee we kunnen kijken, luisteren, voelen en proeven (zintuigen).
Daarna ontwikkelen zich taal en motoriek. Uiteindelijk gaan alle gebieden
samenwerken en kan een kind complexere vaardigheden leren.
Paragraaf 3.2 kijken naar hoe kinderen leren
Dingen leren, onthouden en toepassen noem je de ontwikkeling van het verstand of de
cognitieve ontwikkeling. Er bestaan verschillende ideeën over hoe mensen de cognitieve
ontwikkeling doormaken.
Behaviorisme: (Pavlov en Skinner) gaat ervan uit dat een kind start als ‘onbeschreven blad’
gedrag wordt aangeleerd.
Cognitivisme: (Piaget en Bruner) zegt dat je kennis niet vanzelf krijgt. Maar actief kennis
maakt. Nieuwe kennis komt altijd van buitenaf. Het cognitivisme heeft zich ook verdiept in
taalkunde. Zij gaan ervan uit dat de mens creatief is. Kinderen imiteren niet alleen of
herhalen aangeleerd gedrag, maar vormen zelf nieuwe zinnen met woorden. Ze gaan
creatief om met de dingen die ze hebben geleerd.
Constructivisme: (Vygotsky en Gane) is het samen met ouders, leerkrachten, broers en
zussen en competentere leeftijdsgenoten ervaringen opdoen en daarvan leren.
In onze maatschappij spelen belonen en straffen een rol. Bijvoorbeeld in ons rechtssysteem
is dat een belangrijk uitgangspunt. Als je iets doet wat niet mag zijn daar consequenties en
straffen voor.
Normen en waarden zijn belangrijk in ons leven. Waarden zijn ideeën over wat goed en
minder goed gedrag is. Normen zijn regels voor gedrag die vanuit deze waarden komen.
Door het lmiteren van het gedrag van anderen leer een kind. Ze imiteren vooral hun ouders.
Pavlov: Ivan Pavlov was een behaviorist en deed zijn onderzoek met honden. Hij liet een
zoomer horen en gaf de honden dan te etn. Al snel begonnen de honden al te kwijlen als ze
de zoomer hoorden, zonder dat ze het eten konden zien. Pavlov had de honden
geprogammeerd. Ze kwijlden als het ware op comando (de zoemer) pavlov was de eerste
onderzoeker die dit type gedrag een naam gaf. Conditioneren.
Skinner: ook Fred Skinner is een behaviorist. Volgens hem kun je mensen en dieren bijna
alles leren. Als je het gewenste gedrag maar beloont. Gedrag dat beloond wordt, wil je vaker
doen omdat je er iets leuks voor terug krijgt. Skinner vind dat het gedrag wat mensen
vertonen hetzelfde is als hun persoonlijkheid.
Het behaviorisme heeft in de vorige eeuw veel invloed gehad op de maatschappij. Je ziet dat
vandaag de dag nog goed terug in de manier hoe wij kinderen begeleiden. De volgende
richtlijnen worden nog steeds toegepast en zijn allemaal afkomstig uit deze stroming:
1. Beloon gewenst gedrag. Het gedrag komt dan vaker terug.
2. Negeer ongewenst gedrag. Het gedrag zal minder vaak terug komen.
3. Straf gedrag alleen als het gevaarlijk is of moet stoppen, je leert er niet van.
Piaget: Volgens Jean Piaget ontwikkelen kinderen zich in vier fasen. In elke fase leren
kinderen op een bepaalde manier vaardigheden die passen bij de leeftijd. De vier fase zijn:
sensomotorische fase 0-2 jaar, preoperationele fase 2-6 jaar, concreet operationele fase 6-
12 jaar en de formeel operationele fase 12-15 jaar.
Pagina 10 van 33