1
10.1 Meten is weten
Bij analytische techniek maak je gebruik van specifieke eigenschappen van atomen
en moleculen van een stof. De analytische scheikunde is geïnteresseerd in:
De samenstelling van mengsels: welke stoffen zitten erin.(chromatografie,
spect)
De molecuul-structuur van zuivere verbindingen: welke atomen zitten met wat
voor een soort bindingen aan elkaar: (NMR)
De elementenanalyse van zuivere verbindingen en mengsels:
welke elementen zitten erin.
I. Elementanalyse: Bij elementanalyse wordt de stof verbrand. Aan de hand
van de reactieproducten daarvan kan de samenstelling van een stof worden
afgeleid.
C CO2
H H2O
S (zwavel) SO2
Berekeningen bij elementanalyse; Een onbekende stof heeft een molecuulmassa van 116u.Bij
volledige verbranding van 8,712 gram van deze stof worden de verbrandingsproducten
opgevangen.
Er ontstaat water dat als kristalwater terechtkomt in vast, watervrij calciumchloride. De
massatoename van het calciumchloridebuisje is 8,100 gram. Een mol calciumchloride neemt twee
mol water op.
1) Geef de vergelijking voor de reactie waarbij het calciumchloride kristalwater opneemt.
2) Bereken hoeveel gram waterstof er in het gevormde water aanwezig is.
Er ontstaat ook 11,02 liter koolstofdioxide. Dit wordt opgevangen in kaliloog, waarbij een
oplossing van kaliumcarbonaat ontstaat.
1) Geef de vergelijking voor de reactie waarbij koolstofdioxide wordt gebonden door kaliloog.
2) Bereken hoeveel gram koolstof in de ontstane hoeveelheid koolstofdioxide aanwezig was.
Gegeven: Vm = 24,5 L mol-1.
Er worden geen andere verbrandingsproducten gevormd.
1) Bestaat de onbekende stof alleen uit koolstof en waterstof? Zo niet, welk andere
atoomsoort kan dan aanwezig zijn?
2) In welke massaverhouding komen de atoomsoorten voor in deze stof?
3) In welke molverhouding komen de atoomsoorten voor in deze stof?
4) Wat is de verhoudingsformule van deze stof?
5) Wat is de molecuulformule van deze stof?
Een stof met de molecuulformule die je nu gevonden hebt kan nog verschillende
, Uitwerking Analyse:
1. CaCl2 + 2 H2O à 2
CaCl2·2H2O
2. 8,100 gram
water bevat
(8,100/18,015)*2
*1,008= 0,9064
gram waterstof
3. CO2 + 2 OH- à
CO32- + H2O
(let ook op de
ladingbalans)
4. (11,02/24,5)
*12,01 = 5,40
gram koolstof
5. 0,9064+5,40 =
6,31 gram C+H.
Er was 8,712 gram
monster. Er is dus
8,712-6,31 = 2,40 gram
onbekende massa.Er
zijn geen andere
verbrandingsproducten
dan CO2 en H2O, dus
moet de onbekende
massa de atoomsoort O
zijn.
6. massa C: massa
H: massa O =
5,4: 0,9064:2,40
7. mol C : mol H :
mol O =
(5,40/12,01) :
(0,9064/1,008) :
(2,40/16,00) =
0,45 : 0,90: 0,15
= 3:6:1
8. C3H6O1
C3H6O1 heeft een
massa van 58 u, de
molecuulmassa was
116 u (gegeven aan het
begin van de som).
9. De
molecuulformule
van de
onbekende stof
is dus C6H12O2