Week 1 – Inleiding en systematiek van het privaatrecht
Waarom Romeins privaatrecht?
Ons privaatrecht is gebaseerd op het Romeins recht
1. Diepgaande invloed: Romeins recht is de bron van het privaatrecht (bv.
bezit/houder)
2. Bepalende invloed: Romeins recht heeft meerdere opties, bv. causaal/abstract stelsel
van eigendomsoverdracht, privaatrecht kiest één van deze opties
3. Oppervlakkige invloed: bv. onrechtmatige daad, Nederlandse variant is open
Het Romeinse recht is bijna overal in Europa gerecipieerd > continentale traditie
De klassieke periode van het Romeinse recht (1 – 3 e eeuw): hoogtepunt beoefening Romeinse recht.
Het Romeinse rijk was in economische bloei, waardoor goed ontwikkeld commercieel privaatrecht
nodig was. Keizer Justinianus heeft in de zesde eeuw de juristencommentaren samengevoegd en
uitgezocht, waarna zo’n 150.000 rechtsregels overbleven voor de digesten.
NB: deze rechtsregels bevatten nog steeds tegenstellingen, dus meerdere opties per leerstuk
Niet alleen de tegenstellingen zorgen ervoor dat er verschillen zijn tussen het privaatrecht van
landen, ook de mate van receptie en de keuze van de wetgever zijn daar bepalend voor
NB: rechtsregels zijn dus vaak casuïstisch, maar bevatten soms ook alleen de rechtsregel
Romeins procesrecht
Het formulaproces (dagvaardingsformulier) staat in dit vak centraal, deze procesvorm werd gebezigd
in de klassieke periode van het Romeinse recht.
Het uitgangspunt is dat een burger geen gebruik mag maken van een hen toekomende subjectieve
bevoegdheid, althans zonder ingrijpen van de rechter. Dit is het verbod van eigenrichting. Je hebt dus
een executoriale titel (vonnis) nodig van een overheidsorgaan (praetor vs. deurwaarder) vanwege
het geweldsmonopolie. Alle veroordelingen in het Romeinse recht luiden in geld: de rechter
veroordeelt enkel tot het betalen van een geldsom. Voor goederenrechtelijke acties ontstond
daarom de enige uitzondering om een restitutieclausule op te nemen in het formulier, zodat de
gedaagde het proces tot een einde kon laten komen door het goed terug te geven.
Enkele bijzonderheden van het formulaproces:
1. Beperkte rechtsingang:
Nadruk lag op ‘ieder draagt zijn eigen schade’, in een beperkt aantal gevallen kan je
de schade afwentelen op een ander.
Geen algemene acties, er was een beperkt aantal rechtsmiddelen (gesloten stelsel):
o Specifieke acties / rechtsvorderingen
o Bezitsinterdict = gekoppeld aan de rechtspositie van de bezitter
o Verweermiddelen / excepties
Er was daarnaast ook beperkte juridische capaciteit (van de praetor). De groei naar
het moderne rechtssysteem is begonnen toen de rechtsingang onbeperkt werd.
NB: Je kunt dus alleen je recht halen als er ook een specifieke actie/rechtsmiddel was
2. Gebruik van een dagvaardingsformulier:
Het formulier volgde uit de wet, zelf moest je aanvullen: naam rechter + partijen,
feiten en omstandigheden van het geval waarop de vordering steunt, de vordering
en de toelichting, verweermiddelen en restitutiesclausule.
Het formulier beperkte in belangrijke mate hetgeen wat bij de rechter later aan de
orde zou komen. De gesloten procesovereenkomst was leidend voor het geschil
3. Het proces verloopt in twee fases (praetor / rechter die kon veroordelen of kon vrijspreken)
, Week 2 – Bezit, houderschap en eigendom
Absolute en relatieve rechten
Absolute rechten = rechten die je kunt handhaven tegen eenieder, rechten op goederen
o Bij Romeins recht betreft het een zakelijke actie (let wel, gesloten stelsel)
Relatieve rechten = rechten die je kunt inroepen tegen de wederpartij o.g.v. contract of OD
o Bij Romeins recht betreft het een persoonlijke actie (let wel, gesloten stelsel)
HR Blaauboer/Berlips: had Blaauboer een absoluut recht (in te roepen tegen nieuwe eigenaar) of een
relatief recht (in te roepen tegen Berlips)? Een absoluut recht kan slechts ontstaan als de wet
hiervoor een grondslag geeft, want gesloten stelsel. Is er niet aan de eisen voldaan, dan ontstaat er
geen absoluut recht maar een relatief recht. Het ‘recht van bestrating’ viel niet onder een van de
absolute rechten uit de wet en daarnaast was de verplichting niet ingeschreven in de openbare
registers.
Het onderscheid tussen absolute en relatieve rechten hangt nauw samen met de opvolging onder
algemene titel en bijzondere titel.
Opvolging onder algemene titel = erfrecht; erflater heeft een vermogen, de erfgenaam krijgt
bij het overlijden van de erflater het gehele vermogen (in beginsel)
Opvolging onder bijzondere titel = enkel opvolgen in absolute rechten (géén vorderingen), bv.
opvolging via de eigendomsoverdracht onder een koopovereenkomst.
o NB. Dit hangt samen met de betekenis die de Romeinen toekenden aan het woord
verbintenis (obligatio). Partijen zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden.
Kenmerken van absolute rechten
Numerus clausus: er is een gesloten stelsel van absolute rechten.
Droit de suite: zaaksgevolg/goedsgevolg
o is een goed bezwaard met een absoluut recht, dan blijft een goed daarmee bezwaard.
Het maakt niet uit wie het goed dan heeft.
Droit de préférence: absolute rechten gaan voor op relatieve rechten (bv. 57 Fw)
Rangorde tussen absolute rechten onderling: prior tempore, potior iure
o eerder in tijd, sterker in recht, is een soort uitvloeisel van de nemo plus regel
Kenmerken van het eigendomsrecht
Het eigendomsrecht is allereerst uniform: ongeacht het object, de bevoegdheden zijn hetzelfde
Het Nederlands recht en het Justiniaanse recht gaat uit van de traditio, hiervoor is nodig:
levering + beschikkingsbevoegdheid + geldige titel
Vóór Justinianus was dit anders, naast de traditio waren er nog twee opties:
o Mancipatio
Res mancipi = viervoetig vee, grond in Italië en slaven
Openbare overdracht, symbolische verkoop met vijf volwassen Romeinse
burgers, de libripens die de weegschaal en het stukje brons vasthoudt
Geen geldige titel nodig, partijen voeren willens en wetens ceremonie uit
Voor eigendomsoverdracht heb je ceremonie, beschikkingsbevoegdheid nodig.
o In iure cessio
Ten overstaan van de praetor sprak de verkrijger uit dat hij eigenaar was, terwijl
de eigenaar zijn mond hield. De magistraat oordeelde dat er overgedragen was.
Ook hiervoor heb je geen levering en een geldige titel nodig, enkel het proces
voor een magistraat en beschikkingsbevoegdheid
Gebruikt bij res mancipi en res nec mancipi, voor vestiging beperkte rechten
, Daarnaast is het eigendomsrecht absoluut en overdraagbaar: je kunt goederen naar Romeins recht
niet onoverdraagbaar maken. Ook naar Nederlands recht kan dit niet, m.u.v. art. 3:83 lid 2 BW.
De eigenaar heeft twee soorten bevoegdheden:
Gebruiks- of genotsbevoegdheden: gebruiken, verbruiken, vernietigen (behalve
cultuurgoederen)
Beschikken: vervreemden, overdragen, bezwaren met een beperkt recht
Bezit en houderschap
Goederenrechtelijke posities
Eigenaar: revindicatie
Bezitter: bezitsinterdict (soort kort geding procedure waarbij je bezit wordt beschermd)
Verjaringsbezitter: actio Publiciana
Houder: geen goederenrechtelijk rechtsmiddel
Beperkt gerechtigden: actio serviana, actio confessiora, actio negatoria, etc.