INHOUDSOPGAVE
AUTISMESPECTRUMSTOORNIS (ASS)............................................................................... 2
AANDACHTSDEFICIËNTIE-/HYPERACTIVITEITSSTOORNIS (ADHD) ..................................... 3
SCHIZOFRENIESPECTRUM- EN ANDERE PSYCHOTISCHE STOORNISSEN ............................. 4
DEPRESSIEVE EN BIPOLAIRE STEMMINGSSTOORNISSEN .................................................. 6
KLINISCHE
ANGSTSTOORNISSEN ...................................................................................................... 8
OBSESSIEVE-COMPULSIEVE STOORNIS ............................................................................ 9
PSYCHOLOGIE 1B –
TRAUMA- EN STRESSOR-GERELATEERDE STOORNISSEN................................................. 11
DISSOCIATIEVE STOORNISSEN ....................................................................................... 13
SAMENVATTING SOMATISCH-SYMPTOOM STOORNIS EN VERWANTE STOORNISSEN ............................... 15
EETSTOORNISSEN.......................................................................................................... 18
SLAAP- EN WAAKSTOORNISSEN .................................................................................... 20
SEKSUELE STOORNISSEN – SEKSUELE DISFUNCTIES ....................................................... 23
SEKSUELE STOORNISSEN – GENDERDYSFORIE................................................................ 25
SEKSUELE STOORNISSEN – PARAFIELE STOORNISSEN .................................................... 26
DISRUPTIEVE, IMPULSBEHEERSINGS- EN ANDERE GEDRAGSSTOORNISSEN.................... 28
MIDDELGERELATEERDE EN VERSLAVINGSSTOORNISSEN ................................................ 30
NEUROCOGNITIEVE STOORNISSEN ................................................................................ 33
PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN ................................................................................. 36
, PREVALENTIE: 1-2%
AUTISMESPECTRUMSTOORNIS (ASS)
KLINISCH BEELD BELOOP: COMORBIDITEIT: obsessief-compulsieve stoornis, sociale-angst
Twee kerndomeinen: - Met ouder worden meer lichamelijke en psychische klachten en stoornis, ADHD, depressieve stoornis, psychosespectrum-
1. Deficiën2es in sociale communica2e en interac2e (alle 3): aandoeningen stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen
Ø In sociale wederkerigheid - Wisselt sterk van persoon tot persoon
Ø In non-verbale communica=e Ø Intelligen=e belangrijke factor Prevalen=e 55 – 94%
Ø In ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van rela=es Ø Compenseren of camoufleren gerelateerd aan hogere lijdensdruk Gevolg: hoge lijdensdruk en zorgbehoede
2. Beperkte, repe22eve gedragspatronen, interesses en ac2viteiten: en mogelijk overvraging
Ø Stereo=epe bewegingen, gedragingen of spraak - Lijdensdruk en func=oneren sterk aiankelijk van levensfasen
Ø Moeite met veranderingen, rou=nes en rituelen (transi=emomenten)
Ø Beperkte, gefixeerde interesses
Ø Hyper- of hyporeac=viteit op zintuiglijke prikkels
DIAGNOSTIEK
Overige kenmerken DSM-5-TR: - Kan niet op biologisch of neurocogni=ef niveau worden
- Aanwezig in vroege ontwikkelingsperiode gediagnos=ceerd
Ø Kan verhuld worden door (bovengemiddelde) intelligen=e, een Ø Te veel varia=e in genafwijkingen
goed gestructureerd sociaal steunsysteem en aangeleerde Ø Neurocogni=eve beperkingen ook veel voorkomend bij
THEORETISCHE VISIES andere stoornissen
strategieën Erfelijkheid: 83%
- Symptomen niet beter verklaard door intellectuele Ø Cogni=eve taken niet sensi=ef genoeg
Omgevingsfactoren: 17% - Diagnose alleen op gedragskenmerken: anamnese,
ontwikkelingsstoornis of globale ontwikkelingsachterstand - Factoren =jdens en voor zwangerschap (bv. geboortetrauma’s,
Ø Comorbide ASS en intellectuele ontwikkelingsstoornis: sociale heteroanamnese (semi-gestructureerd interview), observa=es
navelstrengcomplica=e) - Veel personen beperkt zelfinzicht (AQ vragenlijst weinig
communica=e lager dan verwacht bij algemene ontwikkelings- - Foliumzuur voor/begin zwangerschap: verkleinde kans op ASS
achterstand betrouwbaar)
- Mate van symptomen – 3 niveaus: vereist steun, vereist substan=ële - Neuropsychologisch onderzoek kan inschafng geven van
Neurodiversiteit: mensen met ASS verwerken informa=e en communiceren op goede en zwakkere kanten (handelingsgerichte diagnos=ek)
steun, vereist zeer substan=ële steun een andere manier
Bij onvoldoende gedragskenmerken maar wel belemmering en niet verklaard Empathie:
door andere diagnose: “andere gespecificeerde neurobiologische - Dubbele-empathie theorie: mensen zonder ASS kunnen zich ook niet
ontwikkelingsstoornis” goed verplaatsen in mensen met ASS
- Wel moeite met cogni=eve empathie (wat een ander denkt), geen
beperking in emo=onele empathie
BEHANDELING
- Geen behandeling voor verdwijnen gedragskenmerken
- Psycho-educa=e: doel = accepteren diagnose en meer zicht
krijgen op eigen beperkingen en kwaliteiten
- Belang prak=sche- / levensloopbegeleiding (generaliseren
naar thuissitua=e is moeilijk bij ASS), m.n. =jdens
transi=emomenten
- Enige eviden=e voor acceptance and commitment therapy,
dierondersteunde therapie en muziektherapie
- MBSR en cogni=eve gedragstherapie effec=ef voor
verminderen comorbide angst en depressie
CULTUUR: GENDER - Medica=e m.n. voor comorbide problema=ek
- Vaker in westerse landen, s=jging wereldwijd - Vaker bij jongens (3:1)
- Van invloed op diagnos=ek (bv. oogcontact) à heteroanamnese - Bij vrouwen vaak later gediagnos=ceerd door maskeren (aangeleerd
gedrag)
Ø Iden=teitsproblemen, overbelas=ngsklachten, emo=eregula=e
problemen
- Gefixeerde interesses vaak anders van aard
- Vaker bij transgender personen (m.n. geboortegeslacht vrouw)
, PREVALENTIE: 2,8% bij volwassenen – afnemend met toenemen van
leedijd (+/- held kinderen behoudt ADHD diagnose)
AANDACHTSDEFICIËNTIE-/HYPERACTIVITEITSSTOORNIS (ADHD)
KLINISCH BEELD BELOOP: COMORBIDITEIT: ASS, depressie, bipolaire stoornis,
Externaliserende psychische stoornis (problema=ek naar buiten), Belangrijkste voorspeller voor ADHD =jdens volwassenheid is de ernst van angststoornissen, opposi=oneel opstandige gedragsstoornis,
gekenmerkt door onopleKendheid, impulsiviteit en hyperac2viteit. symptomen =jdens kinder=jd eetstoornissen, middelenmisbruik. Daarnaast: vaker poging tot
- Voortduren is het sterkst voor overwegend onoplelend en suïcide, sterk verhoogde kans op aanwezigheid
Drie subtypen: gecombineerde subtype emo=eregula=eproblemen, medische problemen (obesitas).
1. Overwegend onoplelende type: min. 6 maanden min. 5 kenmerken
(bij kinderen 6) – meest voorkomend bij volwassenen Bij mannen meer externaliserende problema=ek, bij vrouwen meer
Ø Onvoldoende aandacht voor details internaliserende problema=ek.
Ø Moeite met aandacht bij ac=viteit houden
Ø Niet luisteren bij aangesproken worden THEORETISCHE VISIES Symptomen kunnen voorkomen bij vrijwel alle andere psychische
Ø Werk niet anrijgen en aanwijzingen niet goed opvolgen Mul2factoriële psychiatrische stoornis: stoornissen
Ø Moeite met organiseren van werk - Erfelijkheid (72%)
Ø Taken vermijden die langdurig aandacht vragen - Complexe interac=es tussen verschillende genen (polygene=sch)
Ø Dingen kwijtraken - Omgevingsfactoren:
Ø Gemakkelijk afgeleid zijn Ø Blootstelling aan gidige stoffen
Ø Vergeetach=gheid Ø Tekorten aan voedingsstoffen
DIAGNOSTIEK
2. Overwegend hyperac=eve-impulsieve type: min. 6 maanden min. 5 Ø Zwangerschapscomplica=es
- Geen objec=ef medisch, gene=sch of neuropsychologisch
kenmerken (bij kinderen 6) Ø Nega=eve ervaringen
mee=nstrument
Ø Fysiek onrus=g Ø Aanvulling WHO: opleidingsniveau, gescheiden status, mannelijk
- Belangrijke rol inzicht clinicus
Ø Moeilijk op plaats blijven zilen geslacht
Ø Alert op mogelijke andere diagnose
Ø Moeilijk rus=g spelen of ontspannen - Neurobiologie: diverse subcor=cale hersengebieden (o.a. amygdala en
Ø Niet alleen uitgaan van zelfrapportage, maar ook (semi-
Ø Druk bezig zijn of doordraven hippocampus) kleiner – mogelijk vertraagde rijping
)gestructureerde interviews inzelen
Ø Veel praten Ø Waar mogelijk heteroanamnese afnemen bij in kaart
Ø Antwoorden voordat de vraag gesteld is Neuropsychologische kenmerken:
brengen symptomen en impact op dagelijks leven
Ø Moeite met wachten - Verminderd verbaal en visuospa=eel werkgeheugen
Ø Opdringerig of anderen storen - Verminderde vigilan=e (waakzaamheid)
3. Gecombineerde type – minst voorkomend bij volwassenen - Verminderd vermogen om te plannen
- Verminderde mate inhibi=econtrole
Overige kenmerken DSM: - Directe beloningen overschalen
- Verschillende kenmerken al voor 12 jaar aanwezig
- Verschillende kenmerken op min. 2 terreinen aanwezig Verklaringsmodellen:
- Execu=ef verklaringsmodel: verstoord execu=ef func=oneren
Geen problemen bij interessante of fascinerende zaken. - Toestands-regula=emodel: moeite om energe=sche toestand aan te BEHANDELING
Volwassenen hebben ook vaak moeite met het aangaan van sociale passen aan veranderende eisen vanuit omgeving - Preven=e niet mogelijk
contacten en onderhouden van rela=es. - Delay-aversion-model: tekort in waarderen toekoms=ge beloningen (à - Start met psycho-educa=e en prak=sche adviezen
moeite met uitstel) - Indien niet effec=ef: medicamenteuze of niet-
Ø Dual-pathway-model: samenspel tussen gebrekkige medicamenteuze behandeling
inhibi=econtrole (denken en doen) en moeite met uitstel Ø S=mulan=a (bewezen werkzaam voor alle
- Dynamische ontwikkelingstheorie: afwijkend bekrach=gingsproces van leedijdsgroepen): verhogen aanwezigheid
nieuw gedrag en uitdoven van inadequaat gedrag catecholaminen, m.n. dopamine, in synap=sche spleet
(kunnen daardoor langer werking uitvoeren)
§ Meest gebruikelijke bestandsdelen
methylfenidaat, amfetaminen, pemoline
Ø Vaardigheidstraining
Ø Cogni=eve gedragstherapie (bewezen middelgrote
effecten)
CULTUUR: GENDER
Ø Medita=etherapie (onvoldoende wetenschappelijke
- Meningen over rela=e met ADHD lopen uiteen - Tijdens kinder=jd 2 keer zo vaak bij jongens dan bij meisjes
ondersteuning)
- Culturen kunnen verschillen in de mate waarin ze hyperac=viteit - Verhouding zwakt af rich=ng volwassenheid (naar 1,6:1)
tolereren - Bij vrouwen lijkt onoplelendheid meer op de voorgrond te staan; bij
- ADHD kenmerken kunnen anders geuit worden binnen verschillende mannen hyperac=viteit en impulsiviteit
culturen
, PREVALENTIE: Schizofrenie: 1% van algemene bevolking
SCHIZOFRENIESPECTRUM- EN ANDERE PSYCHOTISCHE STOORNISSEN 12,5% min. 1 symptoom van psychose
KLINISCH BEELD BELOOP: stadiëringsmodel COMORBIDITEIT: is de regel
Posi=eve symptomen: verschijnen - 0: familiale belas=ng, geen symptomen - Middelengebruik (vroeger begin, verhoogde kwetsbaarheid in
- Wanen: vaststaande overtuigingen die niet veranderen, ook al is - 1a: psychose-ach=ge ervaringen, geen lijdensdruk/verminderd ARMS-fase bij intensief cannabisgebruik)
bewijsmateriaal duidelijk strijdig ermee func=oneren - PTSS: trauma verantwoordelijk voor 33% van psychosen
Ø Meest voorkomend is achtervolgingswaan - 1b: at risk mental state (ARMS) – 25% kans op eerste volledige psychose - Zwakbegaafdheid en lichtverstandelijke beperking: sneller
Ø Gepaard met vermijdings- en veiligheidsgedrag - 2: psycho=sche symptomen – 74% naar 3 verkeerde en overgeneraliserende conclusies
Ø Verschillende soorten wanen zie volgende pagina - 3a: incomplete remissie, restsymptomen aanwezig – 10-30% naar 4 - Soma=sche aandoeningen (minder lange levensverwach=ng)
- Hallucina2es: zintuiglijke waarnemingen zonder externe bron - 3b: terugval (binnen 6 mnd) of heroptreden (na min. 6 mnd)
Ø Meest voorkomend is stemmen horen - 3c: meerdere terugvallen (min. 3 episoden met tussendoor
Ø Lijdensdruk vooral bij nega=eve inhoud/geen controle symptoomvrije perioden) DIAGNOSTIEK
- Desorganisa2e: denken verliest samenhang en logica, merkbaar via - 4: erns=ge persisterende psycho=sche perioden (geen symptoomvrije - Intakes, observa=es, semigestructureerde interviews (SCAN,
spraak- en gedragsproblemen perioden: permanente psychose) CASH, SCID) en heteroanamnese
Ø Katatonie = motorische symptomen zoals s=lvallen (hypo), - Vaststellen ARMS-stadium:
opwinding (hyper) of bizarre herhalingen Ø 16-item Prodromal Ques=onnaire (PQ16): eerste
THEORETISCHE VISIES
Modellen: screening
Nega=eve symptomen: verdwijnen van normaal gedrag (mo=va=e, sociale Ø Comprehensive Assessment of ARMS (CAARMS):
1. Neuropsychisch model van psychose:
interesse, gevoel, emo=onele expressie, spraak en plezier) uitsluitsel
Ø Bolom-up proces: neurobiologie (bv. dopaminesensi=sa=e)
Ø Top-down proces: iemands cogni=eve beoordeling
Ø Cogni=eve tendensen: disfunc=onele denks=jlen die
Schizofrenie: BEHANDELING
denkprocessen verstoren (bv. covaria=e-, confirma=e-,
- Symptomen (min. 1 mnd): - Vaak meerdere stoornissen tegelijk – behandeling is
dataverzamelingstendens, onjuiste interpreta=e mimiek)
Ø Wanen combina=e van richtlijnen
Ø Consolida=e van wanen door:
Ø Hallucina=es - Psycho-educa=e: effec=ef in ARMS stadium, later alleen voor
§ Selec=eve aandacht
Ø Gedesorganiseerd spreken gezinsleden (guns=ger beloop bij pa=ënt)
§ Vermijdings- en veiligheidsgedrag
Ø Erns=g gedesorganiseerd of katatoon gedrag - Farmacotherapie (an=psycho=ca): verminderen posi=eve
§ Geheugenvertekeningen
Ø Nega=eve symptomen symptomen – geen meerwaarde in ARMS naast CGT
§ Metacogni=eve tendens: eigen vermogen onderschalen
- Niveau func=oneren duidelijk verslechterd - Cogni=eve gedragstherapie voor psychose (CGTp)
§ Zelf-s=gma=sering
- Psycho=sche symptomen min. 6 mnd ononderbroken aanwezig Ø CGTarms verlaagt aantal transi=es van ARMS naar
2. Netwerkbenadering: interac=es tussen verschillende factoren
Schizofrenieforme stoornis: zelfde als bij schizofrenie, maar een episode (symptomen, kenmerken, omgeving) veroorzaken de stoornissen – i.p.v. eerste psychosen met bijna 40%
duurt max. 6 mnd andersom Ø Bij (erns=ge) psychose: combina=e “pillen en praten”
- Andere methoden: gezinsinterven=es, verpleegkundige zorg,
Schizo-affec2eve stoornis: Risicofactoren: en inzet ervaringsdeskundigen met aandacht voor herstel,
- Depressieve/manische stemmingsepisode tegelijk met schizofrenie - Geen biomarkers (wel aanwijzingen voor verband met bepaalde eiwilen) rehabilita=e en par=cipa=e in maatschappij
symptomen - Gen-varianten - Verschillende teams voor verschillende stadia: early detec=on
- Min. 2 wk wanen/hallucina=es zonder gelijk=jdige - Pre- en perinatale factoren and interven=on (EDI), vroege interven=e buitengewone
stemmingsepisode - Miga=e (m.n. tweede-genera=e migranten) ervaringen (VIBE), vroege interven=e psychose (VIP), flexible
- Symptomen van stemmingsepisode grootste deel van ac=eve en - (Jeugd)trauma asser=ve community treatment (FACT)
restase aanwezig - Cannabisgebruik, vooral veelvuldig gebruik voor 15 jaar (o.a. door
Waanstoornis: verstoringen in dopamineregula=e)
- Een of meer wanen gedurende min. 1 mnd - ADHD-symptomatologie, en ASS in mindere mate
GENDER
- Geen schizofrenie - Inciden=e bij mannen hoger; bij vrouwen kleine piek na
- Func=oneren niet duidelijk beperkt, gedrag niet onmiskenbaar menopauze (oestrogeen beschermt)
CULTUUR:
vreemd - Mannen meer nega=eve symptomen; vrouwen meer posi=eve
- Grote verschillen inciden=e en prevalen=e tussen landen
- Indien stemmingsepisoden: rela=ef kortdurend t.o.v. waanperiode - Beloop bij mannen erns=ger, vrouwen ervaren minder
- Verschillen binnen landen: groter risico etnische minderheidsgroepen
Kortdurende psycho2sche stoornis: - Invloed van betekenis “bijzondere ervaringen” kwaliteit van leven
- Wanen, hallucina=es en/of gedesorganiseerd spreken - Bij mannen vaker invloed van middelenmisbruik en verslaving;
Ø Evt. met erns=g gedesorganiseerd of katatoon gedrag bij vrouwen vaker vroegkinderlijke trauma=sche ervaringen
- Duur = 1 dag tot 1 mnd met volledig herstel - Vaker bij non-binair, maar overclassifica=e aannemelijk
Ø Erkenning genderiden=teit = beter herstel, minder
symptomen