Taak 1A
Welke diagnose kan worden gesteld?
1. Wat is een verstandelijke beperking en welke gradaties horen hierbij?
Een verstandelijke beperking is een neurologische stoornis waarbij verschillende
symptomen, die in de ontwikkelingsperiode beginnen, afwijking veroorzaken in het sociaal,
persoonlijk, academisch of beroepsmatig functioneren.
Een verstandelijke beperking (verstandelijke ontwikkelingsstoornis of intellectual disorder)
wordt gekenmerkt door globale deficiënties in de intellectuele functies (zoals redeneren,
problemen oplossen, plannen, abstract denken, oordelen, schools leren door ervaringen) en
deficiënties in het adaptieve functioneren, met als gevolg dat de betrokkene niet kan
voldoen aan de ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van persoonlijke
zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
a) Deficiënties in de intellectuele functies, zoals redeneren, problemen oplossen,
plannen, abstract denken, oordelen en leren door ervaringen. Dit moet bevestigd
worden door zowel een klinische beoordeling als een individuele intelligentietest.
b) Deficiënties in het adaptieve functioneren die ertoe leiden dat de betrokkene niet
kan voldoen aan de ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van persoonlijke
zelfstandigheid en sociale verantwoordelijkheid. Deze kunnen aspecten van het
dagelijks leven beperken, zoals communicatie, deelname aan het sociale leven,
schools of beroepsmatig functioneren en persoonlijke zelfstandigheid.
c) Deficiënties in verstandelijke functies en het aanpassingsvermogen beginnen
gedurende de ontwikkelingsperiode.
De hoofdkenmerken van de verstandelijke beperking betreffen deficiënties in de intellectuele
functies en beperkingen in het dagelijkse aanpassingsvermogen, vergeleken met
leeftijdsgenoten van hetzelfde geslacht en dezelfde sociaal-culturele achtergrond. Het begint
in de ontwikkelingsleeftijd. Classificatie gebaseerd op klinische beoordeling en tests van
verstandelijke en adaptieve functies.
DSM-V onderscheidt drie domeinen van elkaar. Bij een verstandelijke beperking (ID) moet er
sprake zijn van beperkingen in zowel verstandelijk- als adaptief functioneren, in
verschillende domeinen. Aan criterium B wordt voldaan als minstens één domein van het
adaptieve functioneren (conceptueel, sociaal of praktisch) zo sterk verzwakt is dat er
voortdurend ondersteuning nodig is.
1) Conceptuele domein: betreft onder andere competenties op het gebied van
geheugen, taal, lezen, schrijven, rekenkundig redeneren, probleem oplossen en
beoordelen van nieuwe situaties.
2) Sociale domein: betreft het besef van de gedachten: gevoelens en ervaringen van
anderen (empathie), interpersoonlijke communicatieve vaardigheden en sociaal
oordeelsvermogen.
3) Praktische domein: omvat leervermogen en zelfmanagement in verschillende
levenssituaties, waaronder zelfverzorging, verantwoordelijkheden van een baan,
zelfmanagement van gedrag en plannen van taken.
, Kinderen met intellectual disorder volgen dezelfde
ontwikkelingsfasen als normale kinderen. Echter, hun
doelen en motivatie worden langzaamaan minder door
gevoelens van frustratie, die leiden tot de verwachting te
falen.
Mash & Wolfe
Similar sequence hypothese: kinderen met of zonder
verstandelijke beperking passeren dezelfde stadia van
cognitieve ontwikkeling in dezelfde volgorde, ze verschillen
alleen van het aantal en het hoogste level van ontwikkeling.
Similar structure hypothese: kinderen met een
verstandelijke beperking hebben hetzelfde gedrag en dezelfde onderliggende processen als
kinderen met een gewone ontwikkeling op hetzelfde niveau, alleen op een andere leeftijd.
Het gaat dus over dezelfde mentale leeftijd in plaats van dezelfde ‘echte’ leeftijd.
Afwijkingen in het denken
➢ Aandacht voor relevantie cues – kinderen met ID kunnen niet discriminerend leren
en kunnen geen aandacht geven aan relevante cues.
➢ Aandacht – kinderen met ID hebben problemen om hun aandacht te houden op iets
en reageren trager.
➢ Geheugen – kinderen met ID kunnen niet uit zichzelf strategieën uitvoeren zoals
herhaling, mediatie en clusteren.
Gradaties van verstandelijke beperking worden bepaald aan de hand van beoordeling van
het adaptief functioneren.
o Lichte vorm van verstandelijke beperking – IQ 55-70 (85%)
Conceptuele domein; bij kinderen in de voorschoolse leeftijd is er mogelijk geen sprake van
duidelijke conceptuele verschillen. Bij schoolgaande kinderen en volwassenen is sprake van
problemen met lezen, schrijven, rekenen, klokkijken of geldbeheer. Bij volwassenen is er een
beperking in abstract denken en executieve functies (plannen, strategieën kiezen).
Sociale domein; de betrokkene gedraagt zich onvolwassen in sociale interacties.
Communicatie en taalgebruik zijn concreter of minder volwassen van aard. Er kan sprake zijn
van problemen met reguleren van emoties en gedrag. Het sociale oordeelsvermogen is niet
volgroeid, de betrokkene kan lichtgelovig zijn.
Praktische domein; de betrokkene functioneert mogelijk op een voor de leeftijd passende
wijze wat betreft persoonlijke verzorging. Wel heeft hij of zij meer ondersteuning nodig bij
complexe dagelijkse taken als boodschappen doen, vervoer, huishouden organiseren,
verzorgen van kinderen en eten bereiden.
o Matige vorm van verstandelijke beperking – IQ 40 – 54 (10%)
Conceptuele domein; ontwikkeling van conceptuele vaardigheden blijft duidelijk achter. Taal
en voorschoolse vaardigheden ontwikkelen zich langzaam, en bij schoolgaande kinderen
,ontwikkelen lezen, schrijven, rekenen en klokkijken zich minder goed. Ontwikkeling van
schoolse vaardigheden bij volwassen is meestal van basaal niveau.
Sociale domein; de betrokkene verschilt duidelijk van leeftijdsgenoten in sociaal en
communicatief gedrag. De gesproken taal is vaak minder complex. De betrokkene is in staat
om sociale relaties aan te gaan, maar is niet altijd in staat om sociale signalen op te merken
of te interpreteren. Op het gebied van werk is vaak aanzienlijke sociale en communicatieve
ondersteuning nodig.
Praktische domein; de betrokkene kan voorzien in persoonlijke behoeften van eten,
aankleden, stoelgang en hygiëne, maar heeft daarvoor een lange leerperiode en
geheugensteuntjes nodig. Zelfstandig functioneren kan mogelijk zijn. Kern; vooral langere
leerperioden en ondersteuning nodig.
o Ernstige vorm van verstandelijke beperking IQ 25 – 39 (4%)
Conceptuele domein; het vermogen om conceptuele vaardigheden te verwerven is beperkt.
De betrokkene begrijpt te weinig van geschreven taal, getallen en tijd. Verzorgers geven
gedurende het leven uitgebreide ondersteuning.
Sociale domein; de gesproken taal is beperkt. Het spreken kan beperkt blijven tot zinnen
bestaande uit één woord. Taal wordt meer gebruikt voor sociale communicatie dan voor
uitgebreide uiteenzettingen.
Praktische domein; de betrokkene heeft ondersteuning nodig voor alle dagelijkse
activiteiten, waaronder maaltijden, aankleden, wassen en stoelgang. Bij een aanzienlijke
minderheid is er sprake van slecht aangepast gedrag, waaronder zelfbeschadiging.
o Zeer ernstige vorm van verstandelijke beperking – IQ beneden 25 (1%)
Conceptuele domein; conceptuele vaardigheden hebben betrekking op de fysieke wereld en
niet op symbolische processen. De betrokkene kan voorwerpen gebruiken voor zelfzorg,
werk en vrijetijdsactiviteiten.
Sociale domein; de betrokkene heeft nauwelijks inzicht in symbolische communicatie, in
gesproken taal of gebarentaal. De betrokkene uit zich vooral door non-verbale, niet-
symbolische communicatie. Bijkomende motorische en zintuigelijke beperkingen kunnen
veel sociale activiteiten onmogelijk maken.
Praktische domein; de betrokkene is afhankelijk van anderen voor alle aspecten van
verzorging, gezondheid en veiligheid. Vrijetijdsactiviteiten betreffen bijvoorbeeld plezier in
het luisteren naar muziek, films kijken, uit gaan wandelen of deelnemen aan
wateractiviteiten.
De verschillende niveaus van ernst worden gedefinieerd volgens het adaptief functioneren
en niet volgens de IQ-scores, want dat functioneren bepaalt de hoeveelheid benodigde
ondersteuning. De scores op een IQ-test geven een benadering van het conceptuele
functioneren, maar geven niet voldoende informatie voor beoordeling over
redeneervermogen en de mate waarin iemand praktische taken beheerst. Er is een klinisch
oordeel nodig om de resultaten van een IQ-test te kunnen interpreteren.
Flynn-effect; de gemiddelde score op intelligentietesten van een gegeven populatie
stijgt over de jaren heen. Een IQ-test wordt genormeerd op een representatieve
groep personen met een gemiddelde van 100. De test moet dus steeds strenger
worden; zonder normering zou het gemiddeld gemeten IQ hoger zijn
, 2. Wat zijn oorzaken van een verstandelijke beperking?
Er zijn verschillende prenatale, perinatale en postnatale oorzaken voor het krijgen van een
verstandelijke beperking. Bij verstandelijke beperkingen wordt er onderscheid gemaakt
tussen twee groepen, de organische groep en de culturele familiaire groep. De organische
groep heeft een biologische oorzaak voor de beperking, dit is bij de culturele familiaire groep
niet het geval. Deze laatste groep wordt vaak geassocieerd met milde verstandelijke
beperkingen.
Risico- en prognostische factoren
Genetica en fysiologie. Tot prenatale oorzaken behoren genetische syndromen, aangeboren
fouten in de stofwisseling, hersenafwijkingen, ziekten van de moeder en omgevingsfactoren.
Perinatale oorzaken betreffen diverse gebeurtenissen rond de bevalling. Tot de postnatale
oorzaken behoren hypoxisch-ischemische schade (zuurstoftekort), traumatisch hersenletsel,
infecties en vergiftigingen. Het Fragile-X-syndroom is de meest voorkomende erfelijke
oorzaak (het syndroom van Down komt vaker voor maar is vaak niet erfelijk).
Cultuur en classificatie. De verstandelijke beperking komt voor bij alle etnische
bevolkingsgroepen en culturen.
Gender en classificatie. In het algemeen wordt bij jongens vaker dan bij meisjes een lichte
verstandelijke beperking of ernstige vorm vastgesteld.
Fetal alcohol spectrum disorder (FASD) is een verzamelnaam voor stoornissen die ontstaan
na blootstelling aan alcohol in de prenatale periode. De ernstigste vorm, fetal alcohol
syndrome, wordt gekenmerkt door disfuncties van het centrale zenuwstelsel, abnormale
gezichtsvorm en verstoorde
groei. Het IQ van kinderen
met FAS is vaak gelijk aan
dat van kinderen met een
milde verstandelijke
beperking.